Ik zat in een Haags café, met een boek
Omdat deze uitgave van De Haagse Tijden onder andere in het teken van de lente staat, ben ik op zoek gegaan naar een gedicht dat betrekking heeft op dit seizoen. Het gedicht dat hieronder staat, trok mijn aandacht.
Aprilmorgen
Nu zwelt der morgen melken sfeer
aan ’t mat verschiet;
als appelbloesem glans het meer
in ’t zilvren riet.
Het dal droomt in een sneeuwen web,
bruidswit getooid,
waardoor de specht met vuren sneb
robijnen strooit.
Fonkelend rijst het zonnewiel
de luchten gloren…
Nachtblauwe vogel van mijn ziel
geef u verloren:
verdrink in lente’s diep azuur
sterf aan dit zielsverrukkend uur
en word herboren!
Dit gedicht is in 1935 in het tijdschrift De Stem verschenen. Na een moeilijke periode in het leven van de schrijfster ervan ging het weer een stuk beter met haar en dat gold ook voor haar man (de nachtblauwe vogel van mijn ziel). Ze waren allebei als het ware herboren. Het zou best kunnen dat ze zichzelf met de specht die robijnen strooit vereenzelvigt en die robijnen zouden dan haar gedichten zijn. Zowel de natuur als die aprildag zijn ook herboren. Vol bloesems en een opkomende zon. Het zonnewiel of zonnerad staat in de Noorse mythologie voor de vruchtbaarheid en ook dat past bij het voorjaar.
Het gedicht is geschreven door Truus Gerhardt. De naam van deze dichteres kwam me vaag bekend voor, maar meer ook niet. Ida Gerhardt ken ik natuurlijk wel. Ze wordt terecht een van de belangrijkste dichteressen van de vorige eeuw genoemd. Zouden die twee familie van elkaar zijn? Na enig zoeken kwam ik het boek De sluier weggevallen TRUUS GERHARDT Biografie en Verzamelde gedichten op het spoor. Dit boek is geschreven door een tweetal dorpsgenoten van mij, Mieke van den Berg en Dirk Idzinga en laat ik die nu allebei kennen. Eén ding werd meteen duidelijk, Truus en Ida waren zussen.
Geertruida Gerhardt is op 22 augustus 1899 in Amsterdam geboren. Haar vader Dirk Reinier Gerhardt was op dat moment opzichter bij de bouw van het Oosterdok in Amsterdam en haar moeder heette Grietje Blankenvoort. Vijf jaar later woonde Dirk met zijn gezin in Gorinchem waar hij directeur van een Ambachtsschool was geworden. In 1905 is hun tweede dochter Ida Gardina Margaretha geboren. In 1908 verhuisde het gezin naar Schiedam, waar Dirk directeur van de eerste Schiedamse Ambachtsschool was geworden. In 1912 ging Truus, zoals ze genoemd werd, naar het Stedelijk Gymnasium in Schiedam. Twee jaar later verhuisde het gezin naar Rotterdam, waar haar vader directeur van de Rotterdamse Ambachtsschool werd en in de maand september van dat jaar ging Truus naar de derde klas van het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam. Hier kreeg ze onder meer les van de dichter J.H. Leopold. Een klas hoger zat Sidney James van den Bergh, die later onder meer bekend zou worden als de topman van Unilever. Truus en Sidney raakten met elkaar bevriend, met als gevolg dat ze enkele jaren later getrouwd zijn. Truus slaagde in 1918 voor haar eindexamen gymnasium en datzelfde jaar kreeg ze er een zusje bij, Mia Irene.
Eind 1920 zijn Truus en Sidney getrouwd en ze gingen in Rotterdam wonen. Ze kregen twee zonen, Jan en Peter Lodewijk. In verband met het werk van Sidney verhuisde het gezin naar Berlijn en enige tijd later gingen ze op zoek naar een huis in Nederland niet te ver van de grens met Duitsland. Zo kwamen ze in Nijmegen terecht, waar ze een villa van het echtpaar Leo en Mieke Niehorster konden huren. Leo was kunstenaar en filosoof. Het huwelijk van Truus en Sidney werd in 1928 ontbonden omdat de twee echtparen tot een partnerruil hadden besloten. Dit betekende dat Truus en Leo samen met hun drie kinderen - Leo had een zoon die ook Leo heette - ergens anders gingen wonen en zo kwamen ze in Loosduinen terecht, op het adres Monsterscheweg 10a. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bezocht ze met enige regelmaat café ’t Wachtje op het Malieveld waar ze schrijvers als Jany Roland Holst, Simon Carmiggelt en Martinus Nijhoff ontmoette. Op 15 mei 1943 kregen de bewoners van de omgeving van de villa waar Truus woonde het bevel om te gaan evacueren. Dit gold voor een groot deel van onze stad in verband met het graven van de tankgracht en het bouwen van de Atlantikwall. Daar kwam bij dat haar huis zwaar beschadigd was door een granaatinslag. Waar Truus en de kinderen toen zijn gaan wonen, is niet bekend. De relatie met haar man Leo stond op een laag pitje. In 1946 zijn ze dan ook officieel gescheiden. Begin 1946 woont ze op het adres Laan van Meerdervoort 222 en vanaf 1952 in de Reinkenstraat op nummer 14a. Op 13 februari 1960 is Truus in Den Haag overleden.
Waarom heeft deze bijdrage de titel Ik zat in een Haags café, met een boek? Omdat Truus in 1945 een gedicht geschreven heeft dat ik u niet wil onthouden. Wie zoiets kan schrijven, verdient zeker een plaatsje in deze krant!
Ik zat in een Haags café, met een boek,
ik was in dat boek naar de Schoonheid op zoek,
die was me al maanden ontweken.
Toen zag ‘k daar opeens, en ‘k ontroerde ervan,
een lelijke vrouw en een lelijke man
en hoe die twee naar elkaar keken.
Zij had iets belachelijks, ze leek op een hond,
en hij had een wrat met een haar op zijn mond,
maar dat leek bij die twee zo te horen!
Ze zagen geen mens, want ze hadden elkaar,
hun koffie werd koud, maar zij zaten daar maar,
totaal in elkander verloren.
En ik dacht: je zoekt het in kunst en poëzie,
en muziek en religie en filosofie,
je zoekt tot de uiterste grenzen;
maar je loopt van al ’t zoeken vaak ’t mooiste voorbij,
want daar hèb je de Schoonheid, zomaar, vlàkbij,
in ’t geluk van twee lelijke mensen!
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Een foto van Truus en Ida uit 1909. Foto: collectie KB -
Editie
6-2023