Skip to main content

De moord op Blonde Dolly (deel 2)

In een driedelige serie onderzoekt cabaretier Sjaak Bral de moord op de beroemde prostituee Blonde Dolly. Hij ontdekt een verborgen familiegeschiedenis en ontmaskert de dader. Deze week deel 2.

De Reconstructie van de Moord

Op maandag 2 november 1959 rijden agent Jan Visser en zijn collega, rechercheur Johan van den Bulk, in een zware politiejeep de straat in. Ze komen af op een melding en bellen aan bij het adres Nieuwe Haven 498. Er wordt niet open gedaan. Bij het naastgelegen nummer 496 wordt wél opengedaan maar dat kan ook haast niet anders – daar woont een gezin met negen kinderen. De agenten gaan naar binnen. Cor de Bruin, haar vriend en gewezen minnaar, wil per se mee. Gerard V., haar beschermer, gaat niet mee maar blijft buiten voor de deur. Vanaf de tweede verdieping springen de agenten op de dakgoot van de nabijgelegen woning, tikken de pennen uit de scharnieren van het zolderraam en klimmen naar binnen. In bed vinden ze, onder een sprei, het levenloze lichaam van Blonde Dolly. Niets in de woning wijst erop dat er geweld is gebruikt. Dolly ligt erbij alsof ze in slaap is gevallen. De opbrengst van de dag, 160 gulden, zit nog in een blikken trommeltje dat op de schoorsteen staat.

De rechercheurs gaan op onderzoek uit. Na enig speur- en sloopwerk doen zij een curieuze vondst. Onder een plank in de slaapkamerkast vinden de mannen een ware goudschat: een rol met twintig gouden tientjes, twee buisjes met ieder 20 gouden tientjes, negen rollen met ieder 50 gouden tientjes, en 5 bankbiljetten van 1000 gulden. Onaangeraakt. 

Er verschijnt iemand op de Plaats Delict wiens aanwezigheid opvalt: de chef van de Centrale Recherche, commisaris van Harskamp. Da’s opmerkelijk omdat hij zich normaal niet snel persoonlijk bemoeit met een moordzaak. Zelfs zijn eigen rechercheurs staan raar te kijken als hij binnenstampt. Bij zijn vertrek zegt van Harskamp iets onmgewoons: hij sommeert de rechercheurs om uit te gaan van ‘een natuurlijke dood’. In de hoerenbuurt wordt inmiddels de eerste informatie ingewonnen door een rechercheur. Zijn bijnaam is Co de Koplamp, vanwege zijn bollende ogen. ‘Ik heb wel eens een praatje met haar gemaakt’, zal hij later vertellen. ‘Hoe raar het ook klinkt, het was een leuke, intelligente, nette vrouw.’ 

Een team wordt samengesteld dat de zaak zal onderzoeken. Rechercheurs Modderman, Hoogenraad en van den Bulk gaan het veldwerk verrichten. Chef van het team is Hendrik van Driel onder supervisie van commissaris van Harskamp. Zijn baas is een nog ongrijpbaardere figuur: de hoofdcommissaris van politie te Den Haag , Jan H. A. K. Gualtherie van Weezel, bijgenaamd Jan Hak. De man waarvoor Tomas Ross me heeft gewaarschuwd! 

Jan Hak. Die naam heeft hij niet voor niets. Het is een meedogenloze man. Een ijzervreter, verzetsheld, oud commandant van de Stormtroepen. Hij verplaatst zich door de stad niet per auto, maar per paard. Hij waant zich Napoleon in Parijs. Jan Hak heeft de functie van hoofdcommisaris gekregen terwijl hij geen dag agent is geweest. Boze tongen beweerden dat hij vanuit het verzet van veel vieze zaakjes op de hoogte was. Dat zou zijn carrière hebben bespoedigd. Dit is niet ondenkbaar; na de oorlog ontstond een bloeiende chantage industrie. 

Het onderzoek van de rechercheurs wordt bemoeilijkt door een onafzienbare stoet mannen waar Dolly contact mee heeft gehad. Neem alleen al de oogst van die avond: rechercheurs vinden een prullenbak met condooms. Het zijn er 24. De meeste publieke vrouwen gaan relaties uit de weg, zij knoopt ze juist aan. 


De buurt waar Dolly haar werkzaamheden verrichtte, het huidige Spuikwartier, was berucht vanwege de vele vrouwen van plezier. De pooiers hadden in het begin ruzie met de buurt, maar al snel kregen de buren in de gaten dat prostitutie een winstgevende onderneming was. Zo verscheen ineens moeders achter het raam. Zelfs oma verdiende veel geld, door voor te lezen uit vieze boekjes. Dat noem ik nog eens ouwehoeren. Prostitutie was niet zonder risico. De zedenpolitie deelde al boetes uit voor het tikken op het raam of knipoogjes geven aan passerende mannen. Zelfs een knie die ontbloot werd. Maar Dolly deed dat niet; zij droeg een mantelpakje. Een zakenvrouw, daar vielen ze allemaal voor. Want wat je niet ziet dat wil je hebben - en wat je niet kan hebben, dat wil je zien. 
Dolly was dan onopvallend, er zaten genoeg kleurrijke dames - met even kleurrijke bijnamen. Blonde Frieda, Tante Stien. De Barones, de Kaketoe, Vette Marie. Op de Bierkade zat mevrouw Strik, met een enorme Strik in haar haar. Haar bijnaam was dan ook het Paasei. Ze had een decolleté waar je twee keer ‘u’ tegen zei. Magere Josje. Slapende Aaltje. Zwarte Handje. Riet de Leugenaar. De Gaspijp. Of ’t Zuigertje; drie keer raden hoe die aan d’r naam kwam. Maar Dolly was het meest berucht. Er waren groenteboeren die gekscherend klaagden over oneerlijke concurrentie. ‘Zij verdient met één pruim meer dan ik met mijn hele winkel’ was een vaak gehoorde klacht.

De tipboekjes

In een van de blauwe mappen in het archief trek ik de tipboekjes van rechercheurs Modderman en Hoogenraad aan. Deze twee bikkels draaien overuren. Ze weten van gekkigheid niet waar ze moeten beginnen met het natrekken van alle tips. Hun boekjes puilen uit met steeds maar weer nieuwe aanwijzingen voor verdachten. Niet alle tips vallen in goede aarde bij hun superieuren. Zo is er een taxichauffeur die onder ede wil verklaren wie hij allemaal vanaf het Binnenhof naar Dolly heeft vervoerd. De rechercheurs dringen aan op nader onderzoek, maar de taxichauffeur wordt nooit opgeroepen voor verhoor. 

Er komt wel één tip binnen over een politicus waarvan we zeker weten dat het klopt. Een politicus die Dolly regelmatig bezoekt. Zijn naam is: professor Oud. Hij was in die dagen een beroemd politicus. Dominant bovendien. Toen hij tijdens een partijbijeenkomst erg snel de agendapunten afhandelde, zei een afgevaardigde: ‘Voorzitter, we zijn hier toch niet alleen om ‘ja en amen’ te zeggen. Waarop Oud zei: ‘ja’ is genoeg, ‘amen’ houdt alleen maar op.’ Professor Oud bedacht in 1933 de Omzetbelasting. Dat alleen al is een reden om een bloedhekel aan hem te hebben. Hij vond de koers van de PvdA te socialistisch en was een van de oprichters, in 1948, van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. De VVD. En: hij was klant van Blonde Dolly. Journalist Hans Auer kreeg een tip en heeft professor Oud uit haar huis zien komen. Zijn Coming Oud, zeg maar. Hij heeft zijn bezoekjes nooit ontkent. In 2006 kwam een historicus erachter dat professor Oud er naast zijn vrouw ook nog een maitresse op nahield. Maar: hij had een alibi. 

Ik verlaat het archief met pijn in me kop

Als ik alle informatie lees, al zijn het maar drie dozen, begint het na tien minuten te duizelen. Het is als een puzzel waar steeds meer stukjes bijkomen, maar ik ben niet eens begonnen met de randjes. Ik lees en ik voel de frustratie door het papier heen.

‘Geachte mijnheer Bral,

betreffende uw vraag om informatie: haar vroegere beschermer, we zouden nu zeggen haar bodyguard, was Gerard V. Hij stond aan de overkant van haar huis. Je had daar voor mannen een plasbak. Hij zette zijn brommer altijd voor de peperbus, zo’n reclamezuil. Elke keer als ik daarlangs kwam stond hij er. Ik vond het erg griezelig. Verderop bij Dolly zaten nog twee hoeren. Ze kreeg van die twee een pak slaag want ze werkte onder de prijs. Zij was een heel gewoon, een beetje truttig om te zien, alledaagse en vriendelijke vrouw, je zou haast kunnen zeggen een kindvrouwtje. Misschien heeft u hier niet veel aan, maar één ding wil ik zeggen: ik weet wie de moordenaar is. Om prive-redenen wil ik niet mijn naam noemen maar ik heb er met mijn neus bij geweest. Zodoende weet ik dit. Ik hoop dat ik een beetje een tip van de sluier heb kunnen geven.’

Bizarre tips

Het is februari 1960. Sporen lopen dood, nieuwe aanwijzingen leveren niets op. De zaak begint vast te lopen. ‘Dan kwam er wéér zo’n grauw figuur in een versleten regenjas binnen’, verzucht rechercheur Modderman, ‘en die moest je dan verhoren.’ Tot groot verdriet van de rechercheurs gaat het publiek meespeuren. ‘Opsporing Verzocht’ avant-la-lettre; zo’n beetje iedereen in Nederland bemoeit zich met de moord. 

Zo is er iemand die de seksuele activiteiten van Dolly heeft geanalyseerd en meent daarin een patroon te herkennen. Soms lijkt er een veelbelovende tip ergens uit het land te komen en gaan de rechercheurs de tipgever ondervragen. Om er vervolgens achter te komen dat die net is ontslagen uit het gekkenhuis. Een helderziende beweert dat zij gedood is door ‘een kleine Arabische sjeik, die haar in zijn harem wilde opsluiten’. Ik kom in het archief een brief tegen uit 1972, waarbij een heel bejaardentehuis de moord heeft onderzocht en tot de conclusie komt: ‘De moordenaar is een zij! Een concurrerende hoer, een lesbiesche vrouw met homofielen inslag.’

Er worden namen van beroemdheden genoemd. Acteur Ko van Dijk. Acteur Joop Doderer. Ja, Swiebertje, met ze Swieber. Snip, van Snip en Snap. Waarom Snip en niet Snap - dat snap ik niet. Ik weet niet of er ook maar een snippertje waar is van dit verhaal maar als dat zo is dan ben ik wel heel dicht bij Dolly geweest. Snip, wiens echte naam Piet Muyselaar was, is familie van mij. Aan mijn moeders kant. 

Er komt een tip binnen die bruikbaar blijkt te zijn: Dolly heeft omgang met een Russische diplomaat. Deze theorie berust op waarheid: Dolly hééft eens in de maand een afspraak met een diplomaat van de Russische ambassade. Dat is, zo blijkt later, een spion. 

Hij wordt al in de gaten gehouden door de militaire inlichtingendienst. De Rus spreekt met haar af in hotel/café het Spinnenwiel, dat nog steeds bestaat en dat zich, stomtoevallig, aan het einde van mijn straat bevindt. Nou dan komt het dichtbij hoor. 

Een ooggetuige, de souteneur Theo Rijntjes, bijgenaamd de Stierenek, heeft gezien hoe Dolly in de auto stapt van een auto met een CD-kenteken. De auto blijkt van een Russische generaal te zijn. Zou Dolly zijn vermoord omdat ze spioneerde, informatie ontfutselde aan haar politieke clientèle en die doorspeelde aan de Russen? Wat we wél weten: direct na de moord wordt deze diplomaat teruggeroepen naar Moskou. 

Eén verhaal is té bizar om onvermeld te laten. Een vrouw meldde zich begin jaren tachtig bij Henk van der Meijden, sterverslaggever van roddelblad Privé, met de mededeling dat John F. Kennedy bij Blonde Dolly is geweest. Gezien de geslachtsdrift bij de Kennedy’s nog niet eens zo’n gek idee. Ik heb Henk van der Meyden gesproken en wat blijkt: John F. Kennedy is inderdaad in Den Haag geweest, hij was op reis in Europa met een vriend en verbleef twee dagen in Den Haag. Hij sliep zowat bij Dolly om de hoek, in de Wagenstraat. Dat was echter in 1937. Toen was Dolly tien. ‘Ik was wel de roddelkoning’, zegt Henk van der Meijden, ‘maar dat ging zelfs mij iets te ver’.  

Door Sjaak Bral

 

De moord op Blonde Dolly - DEEL 1

De moord op Blonde Dolly - DEEL 3


Details

  • Schrijver

    Sjaak Bral
  • Editie

    11-2021

Meest gelezen artikelen