Ik wist dat veel Schilderswijkers diep verdriet hadden om hun oude wijk; zij waren niet uit vrije wil vertrokken. Hoe had dit dan toch kunnen gebeuren? Had iemand dit gewild? Was dit de wijk als een soort natuurramp overkomen? Er is nooit een politieke beweging aan de macht geweest die pleitte voor het vervangen van de bevolking van Nederlandse wijken door immigranten. Hoe heeft dit dan toch kunnen gebeuren? Toen ik een paar jaar geleden meer tijd kreeg, wist ik direct dat ik hierover wilde gaan schrijven. Ik wilde uitzoeken wat er gebeurd was. Zo kwam ik in september 2019 in het Haags Gemeentearchief terecht, waar alle verslagen van raadsvergaderingen en allerlei andere documenten bewaard worden.
Het was alsof ik in een tijdmachine was gestapt. Ik las dat in 1963 9000 van de 15.000 huizen in de Schilderswijk ‘sterk aan het verkrotten waren’ en ik vulde in gedachten de details uit mijn kindertijd in. O ja, zo slecht waren die huizen... Zo gewoon was het om geen warm water te hebben, geen douche, geen eigen voordeur, geen centrale verwarming. Wel lekkages, gammele muren, kierende ramen en ongedierte. En dan was ons huis nog lang zo slecht niet geweest als sommige huizen die ik in de verslagen tegenkwam. Hoeveel mensen van nu beseffen dat nog maar zo kortgeleden tienduizenden Nederlanders in deze armoe leefden? Uit de documenten werd ook duidelijk hoe zwaar Den Haag beschadigd was door de oorlog: zeker 10.000 huizen waren verloren gegaan. Na de oorlog groeide de bevolking snel en er was woningnood. De gemeente Den Haag stond voor een zware opgave: er moesten nieuwe wijken gebouwd worden en de oude wijken moesten gesaneerd worden. In de jaren vijftig en zestig werden in Den Haag tienduizenden woningen gebouwd in de wijken Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust, Leyenburg en Mariahoeve. Maar wat gebeurde er in de Schilderswijk?
Het was pijnlijk om te lezen hoe weinig de bestuurders zich interesseerden voor de Schilderswijkers. Hoge ambtenaren en wethouders droomden van een moderne stad waarin de wijk een obstakel was en de bevolking een hinderlijk detail. Men streefde openlijk naar ‘een zekere wijziging in de bevolkingssamenstelling van de gebieden rond de binnenstad’. Die onbeschaafde Schilderswijkers moesten maar weg. Ik las noodkreten van de Schilderswijkers. De bewoners klaagden over de verkrotting, over het dichttimmeren van panden en over de braakliggende stukken grond. Ik las over uitbuiting door huisjesmelkers en natuurlijk over de komst van immigranten. Het gemeentebestuur had geen plannen om de wijk leefbaar te maken voor de bewoners, maar vond de Schilderswijk blijkbaar wel handig als afvoerputje. De grote meerderheid van de gastarbeiders en Surinamers kwam in de oude wijken terecht, waarvan de Schilderswijk de grootste was. Ook protesten tegen deze extra belasting haalden niets uit.
Elke keer dat de gemeente keuzes moest maken, trokken de Schilderswijkers aan het kortste eind. Dit gold zowel voor de oude als voor de nieuwe Schilderswijkers. De wijk werd zwaar belast en de bewoners werden in de steek gelaten. Zoals een Schilderswijker het verwoordde: “Dat hele zooitje daar op dat Binnenhof, die eten van ons en wij magge hier met mekaar oorlog maken, wij magge hier ellende hebben!” De scholen in de wijk verkleurden nog sneller dan de wijk zelf. Al in 1974 waren op een school in de Schilderswijk de autochtone kinderen in de minderheid; onderwijzers kregen te maken met taalproblemen en andere achterstanden. De meeste ouders willen het beste voor hun kinderen, en voor veel autochtone Schilderswijkers was de verandering van de schoolbevolking de druppel die de emmer deed overlopen.
Zij zagen geen toekomst meer voor hun kinderen en vertrokken. De immigranten bleven achter en vormden uiteindelijk de meerderheid.
Het boek dat ik hierover schreef draagt niet voor niets als titel Het verdriet van de Schilderswijk. Veel autochtone Schilderswijkers wilden helemaal niet weg, maar werden gedwongen door de slechte woonomstandigheden, door uitplaatsing, door onbetaalbare huren en doordat hun kinderen in de knel kwamen. Zij vertrokken met verdriet in hun hart en dachten vaak met heimwee terug aan een wijk die niet meer bestond. Sommigen werden bitter en gaven de immigranten de schuld, maar waren die schuldig? Zij waren net zo goed slachtoffer; de omvolking van de wijk valt hen niet te verwijten. Een zoon van een gastarbeider reageerde op mijn boek en sprak zijn medeleven uit met de oorspronkelijke Schilderswijkers: “Ik verbaas me regelmatig over het schrijnende gebrek aan invoeling met eenvoudige bewoners van volksbuurten die volledig overlopen zijn en hun wijk onherkenbaar hebben zien veranderen.”
VVD-raadslid W.K.J.J. van Ommen Kloeke zei in 1970: “Het in de ‘diaspora’ jagen van deze mensen geeft veel verdriet en ellende.” Daar had hij gelijk in. En gedane zaken nemen geen keer. We kunnen niet teruggaan in de tijd en alsnog de problemen van de Schilderswijk oplossen, zonder de oorspronkelijke bevolking te verdrijven. Wat we hopelijk wel kunnen doen is leren van de gemaakte fouten. Het is verdrietig dat zoveel mensen hun oude buurt zijn kwijtgeraakt. Dat is een verdriet dat nooit meer ongedaan kan worden gemaakt. Met mijn boek Het verdriet van de Schilderswijk - Over de teloorgang van een Haagse volkswijk (1960-1980) wil ik deze mensen een stem geven en ik hoop dat bestuurders het met interesse zullen lezen.
Laan van Meerdervoort 174
2517 BH Den Haag
Lezersservice
ma t/m vrij van 10 tot 12 uur:
070 - 345 76 97
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.