Skip to main content

Onze vroegere, ‘gigantische’ woning

Het was de meest noordelijke straat van Den Haag, totdat Mariahoeve werd gebouwd: de Carel Reinierszkade. Nummer 85 was mijn ouderlijk huis, een portiekwoning uit de jaren dertig. Tweehoog, met een plat dak. Vanaf de straat ging je een grijze, granieten trap op, zeventien treden. De voordeur was van massief hout, wel vijf centimeter dik. Op de deurpost zat een plaatje van de nachtveiligheidsdienst. Die kwamen ‘s nachts controleren of alles wel snor zat.

In de deur zat een klein venster dat je kon openmaken. Iedereen had er een gordijntje voor hangen, zodat men beter kon ‘gluren’. Achter de voorkeur was een houten binnentrap die met een linkse bocht naar de gang liep. Onder de trap stond mijn vaders fiets die hij elke ochtend en avond op de schouder de portiektrap af en op tilde. Een houten ‘tochtdeur’ gaf toegang tot de gang. Direct boven je hoofd, in het plafond/dak, zat een plaat gewapend glas voor de lichtinval.

Rechts was mijn kamer van vijf bij vier meter. Radiator naast de openslaande balkondeuren. Een wastafel en groen linoleum op de plankenvloer. Het behang liet ik verdwijnen onder voetbalplaten. Dan kwam de keuken. Met de houten keukenkastjes, de schappen voor de pannen. Een grijsbruin, L-vormig granieten aanrecht, lichtbeige stenen wasbak; geiser erboven. Een alkoof waarin het fornuis stond. Een deur gaf toegang tot het balkon en in de muur naar de achter-kamer zat een doorgeefluikje, dat we nooit gebruikten.

Dan had je de achter-/ eetkamer die wel zes of zeven meter lang was en zo’n vijf meter breed. Ook hier waren weer openslaande deuren richting het balkon. De doorgang naar de voorkamer bestond uit schuifdeuren, van glas-in-lood, met aan weerszijden kasten. Twee in de achter- en twee in de voorkamer. Naar verluidt diende de ruimte boven de schuifdeuren in de oorlog als toevluchtsoord voor personen die uit de greep van de Duitsers wilden blijven. In mijn jeugd hingen in een van de kasten de uniformen die mijn grootvader in diezelfde oorlog had gedragen.

De voorkamer. Ook weer zo’n bakbeest van zes tot zeven meter lang bij vijf breed. Aan de straatkant bestond de hele gevel uit glas: ramen in metalen sponningen. Die waren bij elk temperatuurverschil van enige betekenis beslagen, dus was het wissen geblazen. Aan de zijkant zat een deur naar het voorbalkon, maar die was vrijwel nooit open. Het balkon zelf bezat aan de straatkant een gemetselde bloemenbak over de volle lengte. Een hekwerk van grofmazig gaas, vastgemaakt op een frame van holle, metalen staanders met een reling erop, vormde de wiebelige ‘bescherming’ voor een val richting stoep.

Elke lente werd de bak voorzien van geraniums die in het najaar, ter overwintering, naar binnen werden gehaald. Ik gebruikte de bak als rallybaan voor mijn Dinky Toys. De afscheiding tussen ons en de buren vormde een plaat gewapend, ondoorzichtig glas. Het laatste vertrek was de slaapkamer van mijn ouders. L-vormig (7x6 meter) met aparte badkamer, inclusief badkuip en geiser. Openslaande deuren naar het balkon voor. En een deur naar de gang. In de gang zaten ook de wc en een kast voor jassen, hoeden, sjaals en schoenen.

Naar hedendaagse begrippen een ‘gigantische’ woning. Ik ben als jonge knaap diverse keren de binnen- en buitentrap afgevallen. Meer dan pijn en latere blauwe plekken hield ik er niet aan over. Rond 1960 werd de woning verwarmd met kolen: cokes (als gangmaker) en antraciet. Periodiek kwamen mannen in zwarte pakken de kolen in zakken op hun nek brengen. Op het achterbalkon was een kolenhok en er stond een kolenkist; op het voorbalkon stonden twee kolenkisten. We hadden drie kolenkachels: in de keuken, in de achter- en voorkamer. Elke dag gehannes met as verwijderen, kolen in de kachels, poken, luchttoevoer regelen met schuifjes en deurtjes. De kachel in de voorkamer heeft me ooit een nieuwe kunststof voetbal gekost. Die lag er te dicht bij en ontplofte…

Later werden de kolen vervangen door olie. De slang liep over de trap, via de keuken naar het achterbalkon waar in het kolenhok een olietank was geplaatst. Soms kwam de slang via het voorbalkon naar binnen; opgehesen met een touw aan het pistool. Bij de kolen- en olielevering was mijn moeder altijd in paniek. De halve woning werd afgedekt met doeken om gruis, smeer en vegen op de vloerbedekking, muren en deuren tegen te gaan. Een soplap moest de rest van de schade, die er altijd was, verhelpen. Uiteindelijk kregen we gas. Toen was alle ellende voorbij.

Ik herinner me nog de houten vliegenkast die mijn ouders op het voorbalkon hadden staan. Daar gingen alle restjes in totdat we een ijskast kregen. Het voedsel kon er dagen in staan zonder beschimmeling. Hoe anders is dat nu met etenswaren. Het dak trok mijn aandacht. Via de vuilnisbak, de rand van het balkon en het kolenhok kon je er opklimmen. Van daaruit bekeek ik de brand in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen Den Haag, eind 1964. En ik bevestigde aan een schoorsteen een antenne voor mijn radio. Er stonden toch al genoeg tv-sprieten...

Ben ik nog iets vergeten? De traditionele waslijnen die vanaf de muur van het achterbalkon aan haken hingen. Met natte was eraan regende het bij de onderliggende woningen. Vermeldenswaardig zijn nog de kleuren in de flatwoning, tenminste qua houtwerk. In mijn jongste jaren was dat donkerbruin en erwtensoepgroen. Ik neem aan dat mijn ouders de woning (huurhuis van verzekeraar De Nederlanden van 1845) in die staat betrokken, direct na de oorlog. Pas vele jaren later werd ineens alles beigewit. In mijn beleving was het niet echt mooi. Maar mijn kamer had toen al een gele vloer, oranje, azuurblauwe en bruine wanden plus een zwart plafond. U begrijpt, we zijn nu eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Het was een andere tijd. Kort daarop was ik toch weg. Mijn ouders moesten bij hun verhuizing jaren later duizenden guldens betalen om de kamer weer in oorspronkelijke staat terug te brengen. Het was tenslotte een huurhuis!


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Willekeurig interieur eind jaren 50. Foto: Dienst Stedelijke Ontwikkeling, collectie HGA
  • Editie

    18-2023

Meest gelezen artikelen