Skip to main content

Expeditie Duinrell

Wie vandaag de dag een dagje uit wil met het hele gezin vindt op landgoed Duinrell in Wassenaar genoeg vertier voor iedereen. Attracties voor de hele familie, zoals achtbanen, een speelhal en klim- en klautergelegenheden voor de allerkleinsten. Zelfs op warme dagen kun je verkoeling vinden in het grootste water van de Benelux met unieke glijbanen. “Weg van de massa en toch dicht bij huis in het mooiste natuurgebied aan de kust van Zuid-Holland”, staat er verlokkend te lezen op de website. Het trekt meer dan 1 miljoen bezoekers per jaar. Maar dat was in de jaren na de oorlog wel anders. 

Het landgoed Duinrell, dat het eigendom was van de familie van Zuylen van Nijevelt, werd in 1935 opengesteld voor het publiek. Er was in dat jaar onder andere een theetuin en de voormalige schaapskooi was getransformeerd in een restaurant waar ook speeltoestellen stonden. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd Duinrell op bescheiden schaal weer geëxploiteerd en er kwamen voornamelijk dagrecreanten, want een dagje Duinrell was vooral voor grote gezinnen die in armelijke omstandigheden moesten leven, een van de weinige mogelijkheden voor vertier in de vakantie. Het grootste gedeelte van het inkomen werd besteed aan huur, eten en kleding en zelfs het vakantiegeld, dat eigenlijk bestemd was voor uitstapjes tijdens de schoolvakantie, werd vaak besteed aan deze basisbehoeften.

Ik herinner me de uitstapjes die we met ons gezin van zeven kinderen maakten nog goed, waaronder een uitstapje naar het strand van Scheveningen, het dierenpark in Wassenaar en een onvergetelijke dag naar het landgoed Duinrell. Onvergetelijk vanwege een bepaalde gebeurtenis. Wie als eerste het idee ter sprake bracht om naar Duinrell te gaan was niet duidelijk. Waarschijnlijk was het vader of moeder, want geen van de kinderen had ooit van Duinrell gehoord. Maar de naam klonk goed want het had het woord duin erin en de duinen, dat wisten we, begonnen bij het stille strand van Scheveningen en lagen helemaal omhoog langs de kust van Holland.

Transport voor het hele gezin was altijd een probleem. Vader en de vijf oudste kinderen gingen met de fiets en ikzelf als jongste van deze vijf ging bij vader achterop, op de bagage-drager. Moeder ging met de twee allerjongste kinderen met de tram, waarvan eentje nog in een wandelwagentje zat. Ook het wagentje moest de tram in. Voor het vertrek werden voorbereidingen gemaakt voor de lunch. De grote zussen moesten pakjes met boterhammen klaarmaken, want hoewel er op het landgoed Duinrell een theetuin en een restaurant was, was het te duur om daar met een gezin met zeven kinderen te gaan eten en drinken. Moeder bereidde alvast het avondeten voor, zodat het klaar was om gekookt te worden wanneer het gezin later op de dag weer terug zou komen. Na een uurtje hard werken was alles klaar. Tassen werden met snelbinders op de bagagedragers van de fietsen vastgebonden en iedereen ging met of zonder fiets naar buiten.

We liepen met z’n allen naar de tramhalte van lijn 4 op de Goeverneurlaan en toen moeder goed en wel met de twee kleintjes en het wandelwagentje in de tram zat, gingen vader en de vijf overige kinderen per fiets dezelfde kant uit. De tram reed natuurlijk veel harder dan de fietsen, maar de grote kinderen vonden het leuk om de tram in te halen als die bij de volgende halte moest stoppen. Moeder en de kleintjes zwaaiden dan door de ramen van de tram en de fietsende kinderen zwaaiden terug. Toen de afstanden tussen de haltes groter werden, verdween de tram tenslotte uit het zicht. Toch kwamen de fietsers het eerst bij Duinrell aan. Moeder en de kleintjes moesten op een bus overstappen op de Laan van Nieuw Oost-Indië en dat nam tijd in beslag. Ze was een kwartier later bij de ingang van Duinrell dan wij.

Er werden toegangskaartjes gekocht: twintig cent per stuk voor volwassenen en tien cent voor kinderen. Vader moest ook nog betalen voor het stallen van de fietsen en dat kostte vijf cent per fiets. Bij elkaar ruim één gulden. Ikzelf was een beetje teleurgesteld toen ik in Duinrell rondkeek. Ik had op z’n minst gehoopt de zee te kunnen zien, maar dat was niet zo. Zelfs vanaf de uitkijkpost op het hoogste duin van Zuid-Holland, 27 meter boven zeeniveau, kon je toch niet heel ver zien want er stonden overal bomen in de weg. Nadat we op het hoogste punt hadden gestaan hadden, gingen we op zoek naar een picknick plek. De tassen werden neergezet op de picknick deken en nadat moeder was gaan zitten, opende ze een van de tassen. De tas zat vol speelgoed voor de kleintjes. Ze pakte de volgende tas, er zaten slechts twee grote voetballen in. De pakjes brood waren er niet bij, er was dus niets te eten. Dat was een ramp want nu we wisten dat er niets te eten was, kregen we allemaal honger. “Waar is ons brood?”, vroeg moeder aan de grote zussen. Deze keken elkaar vragend aan, ze wisten het niet. “Ga maar spelen”, zei moeder, “we zullen zien wat we kunnen doen.” Zonder enthousiasme probeerden we wat te voetballen.

Intussen waren mijn ouders op het terras van de theetuin gaan zitten en hadden koffie besteld met koekjes en twee grote glazen limonade. Er stond een bordje aan de ingang van de theetuin om mensen te vertellen dat kinderen van clientèle uitgenodigd werden om van de erbij behorende speelplaats gebruik te maken. Moeder had mijn oudste zus instructies gegeven dat we om beurten bij haar aan het tafeltje mochten komen zitten en dan kregen we een koekje en een paar slokken limonade. Daarna moest je de ‘volgende’ sturen en zelf wegblijven. Nadat de glazen leeg waren, betaalde vader de rekening en wenkte ons om met hen mee te gaan naar de uitgang.

Iedereen was terneergeslagen. Wij hadden nog steeds honger maar we durfden niets te zeggen want moeder keek ‘streng’ en dat betekende dat je maar beter je mond kon houden tenzij je een standje of een scherpe opmerking van haar wilde krijgen. Treurig liepen we met vader langs het paadje naar de fietsenstalling toe. Dit paadje liep langs de omheining van het geitenkamp en de hongerige en nieuwsgierige geiten staken hun koppen door de hekken om te zien of zij wat voer konden aftroggelen. Vader keek naar die geitenkoppen op uitgestrekte nekken en riep boos: “Ga weg, we hebben zelf niets te vreten.”

Het was een trieste optocht naar de fietsenstalling en daarna naar de bushalte, waar we stil op de bus wachtten totdat moeder met de kleintjes en het wandelwagentje in de bus zaten. De weg terug scheen mij langer toe dan de heenweg en zelfs de zon was achter de wolken verdwenen. Toen we allemaal in de Stastok-straat in Spoorwijk waren aangekomen, liepen we achter moeder aan het huis binnen. Moeder keerde zich om en zei tegen zus Fien: “Ga theezetten.” Fien ging de keuken in en daar, netjes op het aanrecht, lagen keurige pakjes brood voor de lunch in Duinrell, die ze vervolgens op de eetkamer-tafel legde. Moeder ging op haar plaats aan de tafel zitten en riep: “Wie heeft er honger?” Nog voordat ze was uitgesproken, zaten we allemaal op ons eigen plaats aan tafel!


Details

  • Schrijver

    Jos Gelauf
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Wethouder P. Vink opent door het ontvouwen van een vlag de Haagse Vakantieweken op de Groenmarkt, in aanwezigheid van de Duinrell-kikker. Foto uit 1979, Robert Scheers, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    19-2024

Meest gelezen artikelen