Je komt alleen en je gaat alleen
In bovenstaand motto van de schrijver Jan Cremer zit een kern van waarheid. Hoeveel rituelen we ook verzinnen tijdens een begrafenis, je gaat alleen. Ik probeer het deelnemen aan uitvaarten zoveel mogelijk te vermijden. Natuurlijk, wanneer het bijvoorbeeld familieleden betreft, ontkom ik daar niet aan. Is hier een reden voor? Ja, die is er.
Van 1974 tot 2002 was ik werkzaam op de Eerste Nederlandse Buitenschool in de Doorniksestraat in Scheveningen. In die tijd was het een school voor chronisch zieke kinderen. (Op dit moment vinden kinderen met psychische problemen er een veilig plekje.) Omdat er ook ernstig zieke kinderen tussen zaten, kwam het nogal eens voor dat er leerlingen van onze school overleden. Vanuit mijn functie als directeur van deze school heb ik dan ook de nodige begrafenissen bijgewoond. Vaak werd er dan van mij verwacht dat ik iets over de betreffende leerling ging zeggen en dat was niet altijd eenvoudig, zoals u zult begrijpen. Ik denk dan ook dat dit de reden is waarom ik liever niet meer naar begrafenissen ga. Laat ik u als voorbeeld iets over een van die begrafenissen vertellen. Het betrof hier overigens een vader van een toenmalige leerling van de Buitenschool.
Het zal in 1994 geweest zijn dat ik ’s avonds laat door een politie-agente gebeld werd met de vraag of de naam van een jongetje - laat ik zeggen dat hij Peter heette - mij bekend voorkwam. Ik zei dat dat een leerling van mijn school was. Ze vertelde me dat zijn vader was overleden. Peter wist maar één naam te noemen en dat was mijn naam. Hij had verteld dat ik tegen de leerlingen van zijn school gezegd had dat als er iets bijzonders aan de hand was, ze altijd bij mij konden komen. De politieagente vertelde me dat ze een plaatsje voor hem in een kindertehuis had geregeld. Ik vroeg haar daarmee te wachten en zei dat ik naar het politiebureau zou komen. Het mannetje, hij was tien jaar oud, zat met een flesje limonade in een kamertje te wachten en toen de agente aan hem vroeg of hij mij kende, antwoordde hij dat ik de directeur van zijn school was. De agente vertelde me wat er aan de hand was. Peter zat zijn huiswerk te maken, terwijl zijn vader tv zat te kijken. Hij woonde alleen bij zijn vader omdat zijn ouders uit elkaar waren gegaan. Toen hij iets aan zijn vader vroeg, antwoordde hij niet. Peter liep naar hem toe en raakte hem aan. Zijn vader zei niets en viel op de grond. Peter begreep dat er iets niet in orde was en hij was zo slim om naar de buren te gaan. De buurman kwam erachter dat zijn vader overleden was en besloot de politie te bellen en die namen Peter mee naar het bureau. Omdat hij geen namen van familieleden kon noemen en ook niet wist waar zijn moeder woonde, vroegen ze hem waar hij op school zat en zo kwamen ze bij mij terecht.
Ik had al met mijn vrouw overlegd dat ik het mannetje indien nodig mee naar huis zou nemen en dit vertelde ik aan die agente. Dat leek me beter dan wanneer hij naar een kindertehuis zou gaan, waar hij niemand kende. Ze ging met een collega overleggen of dit wel kon. Ze gaven Peter niet zomaar aan iemand mee, ook al had hij mij herkend. Ik zei dat ik het daarmee volkomen eens was. Je kunt immers niet voorzichtig genoeg zijn. Nadat ik het een en ander over mijzelf verteld had, besloten ze hem zelf naar mijn huis te brengen. Ze wilde wel eens zien waar ik woonde en of er wel ruimte voor hem was. Nogmaals een uitstekende gang van zaken. Bij mij thuis gekomen, maakten ze kennis met mijn vrouw en omdat onze twee zonen het huis al uit waren, zou hij zo in het bed van een van hen kunnen slapen. De agenten gingen hier gelukkig mee akkoord. Ik zie hem nog liggen in dat bed met een knuffel van mijn jongste zoon naast zich.
Hij heeft enkele dagen bij ons gelogeerd en in de tussentijd heeft men zijn moeder opgespoord en die ontfermde zich vanzelfsprekend over hem. Enkele dagen later werd zijn vader begraven en ik besloot naar de begrafenis te gaan. Ik ging ergens achter in de zaal zitten, ook al omdat ik zijn vader niet kende. Aan het einde van de dienst zei de man die een en ander regelde dat er maar één spreker was en hij noemde mijn naam. Ik wist van niets, maar liep uiteraard naar voren.
Daar stond ik dan. Wat moest ik zeggen? Over zijn vader kon ik niets vertellen en ik besloot daar dan ook mee te beginnen. Ik zei dat ik een enorme bewondering had voor Peter omdat hij zich zo flink gehouden had en dat hij naar de buren was gegaan. U begrijpt dat de zaal in tranen was en ik moest zelf ook even slikken.
Peter ging bij zijn moeder wonen en daar waren we allemaal blij mee, Peter zelf ook. Ik heb geen idee hoe het nu met hem gaat. Hij moet al in de veertig zijn, maar ja, zo gaat dat. Als ik in de logeerkamer kom, denk ik nog wel eens aan hem en die knuffel ligt er ook nog steeds.
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De verpleegster aan het werk, 1917. Foto uit uit het boek ‘De Eerste Nederlandse Buitenschool – school achter de duinen’ -
Editie
10-2025