Leef!
Ik neem u even mee naar een ochtend, een jaar of vijf terug. Ik fietste naar mijn werk. Zoals gewoonlijk begon ik aan mijn zigzag door de Zeeheldenbuurt. Daar zag ik ineens een bekend figuur uit de Weimarstraat komen. Frans de Leef. We gingen niet gezellig op. De Leef sloeg de hoek om, de Koningin Emmakade op. En ik sloeg af, de Prins Hendrikstraat in. En daarbij, ik reed ook sneller.
Ik peddelde naar de Barentz-straat, koerste naar de Piet Heinstraat en sloeg daar linksaf. Ik zie een bekend figuur voor me. Frans de Leef. Hm, denk ik, terwijl ik doorrijd. Ik ging toch sneller dan hij? Maar hij slaat af, richting koninklijke stallen, en ik fiets door, naar de Zeestraat, waar ik rechtsaf het Noordeinde opga. Waar ik Frans de Leef wéér voor me zie rijden. Ik haal hem in en zeg: “Nou heb ik je toch drie keer ingehaald en nou rijd je wéér voor me!” Antwoord: grote grijns. En, wijzend op zijn bagagedrager: “Ik heb er een motortje bij.”
Precies dat ontbrak hem nu. “Het motortje is op!” postte zijn familie op 21 september op zijn Facebookpagina. En hijzelf, kort maar krachtig: “Lieve familie en vrienden als jullie me zoeken: ik ben hemelen!”
‘Laagje voor laagje, kleurtje voor kleurtje’
Mijn gedachten gaan terug naar november 2013. Toen maakte ik kennis met Frans. Op een tentoonstelling bij Galerie Haags van Marcello en Els. In de verkoop de zeefdrukken van Jan en Frans de Leef. Bijzondere stukken, want de gebroeders De Leef gebruikten zoveel kleuren dat er tot wel negentig drukgangen nodig waren voor een prent echt af was. “Laagje voor laagje voor laagje, kleurtje voor kleurtje”, ging het in de woorden van Frans. Op de expositie hangen tal van Haagse, maar ook niet-Haagse stadsgezichten. Sommige doen me wat, zoals die van de ingang van het Appel-theater of die van de perstoren bij de Tweede Kamergebouwen.
Mijn vader is van de partij. Hij is naar Den Haag gescheurd en heeft zijn oude Opeltje ergens aan de Waldeck Pyrmontkade neergezet. Zonder zich te bekommeren om parkeerautomaten en andere ambtelijke uitvindingen. Om hem te behoeden voor gemeentelijke scanauto’s verlaat ik de feestelijkheden en zet mijn vaders auto ergens anders neer, in ‘mijn’ parkeergebied. Als ik terugkom heeft hij al een aankoop gedaan. Een prachtige prent van een hotel aan de Lange Poten, à la het Kremlin gesierd met drie zeegroene uien op zijn dak met daaronder rood-wit gestreepte luifels.
‘Wat kost dat wel niet?!’
Mijn vaders aankoop brengt me nog verder terug in de tijd. Naar 1988, toen ik net was begonnen als politiek journalist bij Trouw. En me verdiepte in de herziening van het zorgverzekeringsstelsel dat een eind moest maken aan het verschil tussen ziekenfonds en particulier. Ik interviewde daarover een VVD-Kamerlid, dat voor ruzie in de coalitie met het CDA had gezorgd. Dat gebeurde op zijn werkkamer ‘in het hotel’. Het ging om Grand Hotel Central aan de Lange Poten. De gevel was onveranderd, maar achter die façade huisde sinds 1985 de Tweede Kamer. Maar dat wist mijn vader niet. En omdat hij niks ophad met de VVD (en trouwens evenmin met het CDA), beet hij mij in een discussie toe: “En die kerel werkt óók nog vanuit een hotel! Wat kost dat wel niet?!”
In 1992 verhuisde perscentrum Nieuwspoort naar het hotel. Dus ook om die reden brengt het pronkstuk van Jan en Frans de Leef een trein van herinneringen in beweging. Binnenkort komt het bij mij in de woonkamer te hangen, dus kan dat proces ongeremd doorgaan. Want dát is de boodschap: Leef!
Details
-
Schrijver
Milja de Zwart -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
-
Editie
17-2023