Het voelde als een bevrijding
Shoppen. Waarom weer een Engels woord? Is er iets mis met ‘winkelen’ of ‘boodschappen doen’? Ik heb niets met shoppen. Als ik iets nodig heb, ga ik gericht naar een winkel toe waarvan ik weet of denk te weten dat ze het hebben. Product pakken, afrekenen en wegwezen. Is het er niet dan zoek ik in mijn hersenpan naar een alternatief verkooppunt in de buurt. Daar ga ik dan lijnrecht op af. Erin, eruit. Klaar.
Doelloos rondwandelen in winkelstraten of in winkelcentra is niets voor mij. Ik heb niets met etalages kijken, met paden in winkels aflopen, zoeken in rekken of op schappen. En dat alles in een laag tempo, voortdurend mede-shoppers ontwijkend. Ik word nogal moe van dat geslenter. Krijg pijn in mijn hoofd, rug en voeten. Het heeft voor mij ook niets met ‘een belevenis’ te maken. Met ‘leisure’ (het besteden van vrije tijd) of zoiets wat ‘deskundigen’ je proberen wijs te maken.
Ik denk dat de oorzaak overigens in mijn jeugd ligt. Als kleine jongen nam mijn moeder mij eens in de zoveel tijd mee naar ‘de stad’. Dat wil zeggen: Den Haag (toen nog aangeduid als ’s-Gravenhage) centrum. Meestal op mijn schoolvrije woensdagmiddag. Dan werd ik meegetroond naar Maison de Bonneterie, Gravenstraat nr 2. Destijds top of the bill. Luxer dan luxe. Houten kasten, dikke tapijten, fauteuils, damasten gordijnen, kristallen luchters, koperwerk, manshoge geslepen spiegels. Het rook al naar boenwas. En toch was het er in mijn beleving muf.
Op de derde etage was de kinder-afdeling. Daar werd dan door mijn moeder, samen met een overbeleefde, suikerzoete verkoopster op leeftijd, kleding voor mij uitgezocht. Die ik uiteraard ook moest passen. Grijs flanellen broek aan, grijs flanellen broek uit. Overhemd aan, overhemd uit. Trui aan, trui uit. En dat in schier eindeloze herhalingen en combinaties. Draaien, lopen, zitten. Ik herinner me dat ik vaak vluchtte naar de lift die, bediend door een liftboy, tussen de diverse etages pendelde. Ik stapte in en ‘verdween’. Ook richting de kelder en de zolder van het warenhuis. Daar haalde ik de liftboy wel toe over. En vooral niet stoppen op de derde tijdens onze horizontale tochten.
Ik had er een hekel aan. Tot op de dag van vandaag heb ik een afkeer van doelloos aan- en uitkleden. Ik wilde de kleding die De Bonneterie leverde ook helemaal niet. Niemand op school zag er zo uit. En als ik bij het voetballen op het schoolplein dan eens viel en met een gat in mijn flanellen grijze broek thuiskwam, was mijn moeder in tranen. Niet vanwege de wond op mijn knie, doch vanwege de gehavende pantalon.
Als we dan eindelijk uit Maison de Bonneterie ‘ontsnapt’ waren, was de lijdensweg nog niet ten einde. Dan moesten we naar Manfield, recht tegenover De Bonneterie, Gravenstraat 3. Schoenen uitzoeken. Ook hier hetzelfde ritme: schoenen aan, schoenen uit. Stapels half en helemaal geopende dozen om ons heen. “Loop eens een stukje”. “Hoe vindt u die staan, mevrouw?” Mij werd trouwens nooit iets gevraagd. “Zitten ze lekker?” of “Klemmen ze niet?” Niets van dat al. Uiteindelijk vertrokken we met een stel echt lederen schoenen. Eigenlijk onbruikbaar voor een schoolgaande jongen. Maar ja, ik had niets te zeggen. Luisteren, braaf zijn, incasseren. Voetballen deed ik er toch wel mee. Jammer dan van die leren neuzen. En voor mijn moeder.
Pa liet het allemaal gaan. Die werkte als ambtenaar op Binnenlandse Zaken en bemoeide zich er niet mee. Totdat ik tijdens een weekeinde dat mijn moeder naar haar familie in Nijmegen was, mijn nood klaagde. Kort daarop - het was zaterdag - vertrokken mijn vader en ik per fiets naar Den Haag. Doel van de reis: modehuis Gerzon, Venestraat 40. Hier kocht ik met vaders toestemming de eerste door mij zelf uitgekozen broek: een zwarte spijkerbroek. Het voelde als een bevrijding. Ik was zo trots als een pauw!
Zondagavond kwam mijn moeder thuis. Enthousiast toonde ik haar in de woonkamer mijn ‘aanwinst’. Ze kon het niet waarderen. Mijn vader kreeg een hele riedel over zich heen. Hij nam het gelaten. Net als ik trouwens. De broek droeg ik nog vaak. Ook naar school waarmee ik, eindelijk, geheel in de pas liep met de kleding van de klasgenoten. Mijn moeder heeft me daarna nooit meer meegesleept naar De Bonneterie of Manfield. Wel naar Gerzon, waar ik dan ook weer de lift in vluchtte. Die kon ik zelf bedienen. De bordjes ‘buiten dienst’ had ik ontdekt in de la van een tafel tegenover de liftdeuren. Die hing ik dan op om vervolgens vrolijk heen en weer te zoeven tussen de etages. De lol duurde niet lang. Mijn moeder was de wanhoop nabij. Het was voortaan aan mijn vader en mij om mijn kleding te regelen. Al snel was het uitsluitend mijn keuze wat ik aan trok. Totdat mijn vriendinnen dat voor mij gingen uitmaken. Maar dat vond ik niet erg, als ze me maar leuk bleven vinden. Het passen had ik er, in ruil voor wat kusjes en een glimlach, wel voor over.
Maar ‘shoppen’, nee, dat is er nooit meer ingekomen. Gelukkig houdt mijn vrouw er ook niet van. Zal vast geen toeval zijn. Het winkelen is nu verplaatst naar internet. Pakjes in ontvangst nemen aan de deur, of ophalen, en bijna even zo vaak vervolgens weer terugsturen. Ik merk dat ik ook daar behoorlijk de pest in krijg. Misschien niets meer kopen?
Maison de Bonneterie (opgericht in 1895) sloot overigens in 2014. Het pand uit 1913, een rijksmonument, wordt nu ‘bewoond’ door H&M die daarvoor het hele interieur heeft verkracht. Modehuis Gerzon (stammend uit 1904) ging in 1973 failliet. Het pand uit 1927 is een gemeentelijk monument. Het staat nu leeg nadat de laatste ‘bewoner’, Esprit, failliet werd verklaard.
Voor de goede orde: ik heb niets tegen mijn shoppende landgenoten. Als zij ervan genieten, prima. En als het de omzet van ondernemers ten goede komt, idem dito. Mijn verhaal is puur gebaseerd op mijn eigen belevenissen. En dat in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ik kom heus wel in de stad of in een winkelcentrum. Maar mijn favoriete plekken om naartoe te gaan, zullen het nooit worden.
Details
-
Schrijver
Carel Goseling -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Gravenstraat, Maison de Bonneterie, interieur. Foto Dick Valentijn, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Haags Gemeentearchief -
Editie
22-2024