Mijn wekelijkse fietstocht naar oma en opa
Jarenlang fietste mijn moeder elke zondag met mij achterop door weer en wind naar Delft. Daar woonden mijn grootouders in het Agnetapark. Op mijn twaalfde kreeg ik zelf een fiets en reden we samen. Vanaf de Schalkburgerstraat richting de Ambachtsschool. Bij het kruispunt van de Troelstrakade regelde soms een agent het verkeer met
een klapbord of met handgebaren. De Solex, die herrieschopper, kwam en het verkeer werd steeds drukker.
Bij de ingang van het Zuiderpark stonden twee enorme beelden van Adam en Eva. Symbolen voor overwinning en snelheid. Ik had nog nooit een naakte vrouw of man gezien. Vooral de laatste had mijn aandacht. Voorzichtig keek ik omhoog. Als net meisje deed je dat natuurlijk niet! Rond 1950 werden er langs het Zuiderpark tot bijna aan Delft toe enorme zandhopen gestort. Geweldig was het om heuvel op, heuvel af te rennen. De bouw van Moerwijk werd gestart. De woningnood was hoog en het tekort aan bouwmaterialen een probleem. De bevolking werd gestimuleerd om te emigreren.
Naast de brug naar de Fruitmarkt verrezen fabrieken van onder andere Ruton, bekend van de slee stofzuigers. Rond 1960 startte Philips met de fabricage van telefooncentrales, bestemd voor landen van het Midden-Oosten. In de fabriek werden kabels langs een wand opgebouwd. Veelkleurig en polsdik. Eindelijk kreeg de gewone man de kans op een telefoonaansluiting. Bij het spoorwegviaduct stond een klooster: een geheimzinnig gebouw met kleine raampjes. Daar tegenover een wooncomplex met ruim honderd huizen, omringd door een hoge muur. Er werd gezegd dat daar asociale gezinnen verbleven, weg van de maatschappij. Het doel was om gezinnen met huurachterstand of drankmisbruik hier op te voeden. De opzichteres hield alles in de gaten. Ging je naar het badhuis? Kon jij je geld beheren? Bij goed gedrag kreeg je de kans om buiten de muur te komen. Het systeem van onmaatschappelijkheidsbestrijding was geen succes.
Eenmaal onder het spoorviaduct door komen we in het Laakkwartier. Op de Goeverneurlaan passeren we de Oranje-kerk, in 1994 door brand verwoest. Bij de Genestetlaan gaan we rechtsaf en komen aan het eind bij de grens van Den Haag met Rijswijk. We fietsen over het Julialaantje, door de volkstuinen. Iets verder weg is het gebied van Huis Te Werve. Toen ik een jaar of tien was, mochten mijn ouders en ik mee als gast van onze buurman die bij de BPM werkte. Dat was chic! De gasten zaten met een drankje in een ligstoel vlak bij de Put, in 1910 ontstaan door zandwinning ten behoeve van het Laakkwartier. Mogelijk hadden ze net getennist. In 1892 kocht Abel Labouchere, directeur van de Porceleyne Fles, de buitenplaats en voorkwam zo dat het werd gesloopt. In 1922 kwam het gebied in handen van de BPM, die het park omvormde tot een sportpark voor zijn personeel.
We komen op de Vredenburchweg. Daar rijst de Bonifatiuskerk op met de meisjes- en jongensschool. Voor het centrum van oud-Rijswijk fietsen we de Rembrandtkade in. Aan het eind doemt tussen het geboomte een ruïne op. In 1606 wordt Huis te Hoorn genoemd. Rare naam, vindt u niet? Het kasteelachtige huis lag bij de brug over de Vliet. Wie met zijn gehoornde dieren wilde passeren, betaalde hoorngeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloopten ingekwartierde militairen alles wat los of vast zat. Het is afgebroken in 1949. Zo zonde! Op dit terrein zijn riante eengezinswoningen gebouwd. Aan de overkant van het Jaagpad verlaat de Delftenaar remise Pasgeld. Even verder ruiken we de houtzaagmolen. In het water boomstammen, bestemd voor spoorbielzen. In de jaren zeventig worden ze vervangen. Tuinarchitect Mien Ruys maakt ontwerpen met de bielzen als specialiteit. Dit wordt een rage. Het poldergebied is rustgevend. Ik dommel weg tot mijn moeder roept dat ik naar beneden moet kijken. Daar zijn de steenkoolbergen voor de Koninklijke Gist- en Spiritus-fabriek en Calvé Delft. Niet leuk, zo’n korrel gruis in je oog. De geur van de gist wordt sterker. We zijn er bijna!
We rijden Delft in. Aan de Wateringsevest is het Kalverbos met een graf met broodje aap verhalen. Ligt daar de zoon van de onthoofde Lodewijk XVI? Bij de Brocades-fabriek gaat een zijweg naar rechts. De overweg.
De overwegwachter laat de spoorbomen zakken. Mijn moeder wacht niet tot de trein voorbij sukkelt. Ze trekt me de tunnel in en ik ren als door de duivel achternagezeten, bang voor het geluid boven me. We zijn in het Agnetapark. J.C. van Marken is de oprichter en eigenaar van de Gist- en Spiritisfabriek. Opa was loodgieter bij deze fabriek en daar verdiende hij goed. Hij bracht elke week zijn loon in een papieren zakje naar huis. Heel bijzonder, want hoeveel mannen gingen niet gelijk met hun salaris naar de dichtstbijzijnde kroeg om het geld op te maken. Zo verdween het zuurverdiende geld in de kas van de kastelein, die heel vaak in de buurt van de fabrieken stond. Op die manier vloeide het geld weer terug in de kas van de fabriek. Sommige fabrieken hadden ook een eigen kruidenierswarenwinkel en de arbeiders werden gedwongen hier hun boodschappen te kopen. Het gebeurde trouwens vaak dat de kinderen erop uit werden gestuurd om vader over te halen mee naar huis te gaan. Vandaar het lied: Ach vaderlief toe drink niet meer. Misschien was mijn opa te rustig en te serieus.
Opa en oma bewoonden Wallerstraat 33. Vanuit het zijraampje keek je over de volkstuinen en zag je de zon ondergaan. Nu staat er een wal en raast het verkeer langs. Wat ben ik blij met de mooie herinneringen aan een ver verleden.
Details
-
Schrijver
Lizzy van Loon -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Delft, het voormalige hoofdkantoor van de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek. Foto: Michiel Verbeek, Wikimedia commons -
Editie
04-2025