Op slag verliefd op Huis te Lande
Onlangs is er een bijzonder boek verschenen: Huis te Lande, vrouwen in de tuinbouw. Ik beschrijf daarin de unieke geschiedenis van de eerste middelbare tuinbouwschool voor meisjes in Nederland, te Rijswijk. Letterlijk uniek, want het blijft bij deze ene school. En anderszins uniek: de school leidt vrouwen op die hun sporen zullen gaan verdienen in de ‘groene sector’, vooral wat betreft het ontwerpen van tuinen. De school maakt waar wat de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898 belooft: een betere positionering van vrouwen in de door mannen gedomineerde beroepen.
Een boeiend verhaal
Nazomer 2013. Op dat moment ben ik lid van de werkgroep ‘Verteld Verleden’ van de Historische Vereniging Rijswijk (HVR). Ik interview talloze mensen om hun levensverhaal op te tekenen en voor de eeuwigheid te bewaren. Iemand tipt mij: “Je moet Ant Post eens interviewen”. Zij is de derde directrice van Huis te Lande, van 1963 tot 1983. Niet veel later zit ik tegenover een montere, kritisch denkende en helder formulerende vrouw van 91. Zij vertelt zó’n boeiend verhaal, dat ik op slag verliefd word op Huis te Lande. Op de terugweg neem ik me dan ook voor: De geschiedenis van die school moet aan het licht gebracht worden! De jaren daarna ben ik te vinden in het Nationaal Archief, het Gemeentearchief Den Haag, Atria (kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis te Amsterdam), Het Nieuwe Instituut te Rotterdam en Stadsarchief Delft.
Twee leerlingen melden zich
De ‘kraamkamer’ van Huis te Lande is de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898 in Den Haag, een ongehoord spektakel dat drie volle maanden aanhoudt. Alle beroepen waarin vrouwen werkzaam zijn, worden er voor het voetlicht gebracht, waaronder het ‘bloemenvak’. Daarin zijn twee vrouwen actief die later in Rijswijk geschiedenis zullen schrijven: Jacoba Hingst en Cornelia Pompe. Hoogstwaarschijnlijk is dáár het idee van een tuinbouwschool voor meisjes geboren. Na de tentoonstelling raadt de heer Kotte, hortulanus van de Dierentuin in Den Haag, de beide dames aan een tuinbouwschool voor meisjes te stichten. En dat gebeurt in Rijswijk. Hingst, die vermogend is, koopt begin twintigste eeuw twee hectare grond aan de Van Vredenburchweg en laat er een villa bouwen. Er verschijnen kassen, een stookinstallatie, een loods, een pakschuur, een huis voor de ‘tuinbaas’ en nog veel meer. Hingst schrijft de leerstof, Pompe doet het praktische werk. Als de ‘inrichting’ in 1907 klaar is, kan het onderwijs starten. Hingst hoopt op toeloop uit heel het land. Zij denkt daarbij vooral aan meisjes die met een notaris, dokter, dominee of rechter zullen trouwen en wil hen bekwaam maken om leiding te kunnen geven aan het werk in de tuin rondom hun toekomstige woning. Er melden zich twee leerlingen. Van een van hen is de naam bekend: Christina Soeters.
Raad van Bestuur
De praktisch ingestelde Pompe wordt ziek en overlijdt in 1911. Het voortbestaan van Huis te Lande hangt nu aan een zijden draadje. Op aanraden van derden besluit Hingst een Raad van Bestuur op te richten. Onder andere Johanna Westerdijk, Nederlands botanicus en schimmeldeskundige, maakt er deel van uit. Hingst is een netwerker avant la lettre. Met de inspecteur van Landbouwonderwijs onderhoudt zij een goede relatie. Die houdt namens het
Ministerie van Landbouw toezicht op alle vormen van landbouwonderwijs. Het is de redding van de school, want de financiële situatie is belabberd en er moet gesoebat worden om subsidie, omdat tuinbouwonderwijs aan meisjes verre van vanzelfsprekend was. Hingst krijgt die subsidiëring voor elkaar! Maar niet voor niets: Landbouwonderwijs stelt eisen. Het schoolgeld moet omlaag en daarmee de drempel voor dochters van minder bemiddelde ouders. Dit kan gezien worden als de eerste stap van een elitaire naar een ‘gewone’ school’.
Onderwijs met een kunstzinnig randje
Hingst zwaait dertig jaar lang de scepter. Ze wordt in 1937 opgevolgd door Erna Casparé. Met haar antroposofische achtergrond wekt ze bij de leerlingen belangstelling voor de biologisch-dynamische teeltmethode – de Raad van Bestuur werkt dat tegen – en schoeit het onderwijs op een kunstzinniger leest. Dat zal zeker van invloed zijn geweest op het creatieve omgaan met groen, dat Huis-te-Landers zo typeert. Na 26 jaar wordt Casparé in 1963 opgevolgd door Ant Post. In de twintig jaar van haar ‘bewind’ zal zij de school steeds meer ‘bij de tijd’ brengen. De Mammoetwet van 1968 is daarbij een steun in de rug. Het leerlingenaantal schiet omhoog. Post heeft heel goed begrepen dat de school alleen overeind kan blijven als er jongens worden toegelaten. Ze bereidt dat voor, maar maakt het niet meer mee.
Een doorsnee mbo-school
Post zaait jongens, haar opvolger Marjolijn Pouw - van 1983 tot 1991 de vierde directrice in successie - zal ze oogsten: in 1985 verschijnt de eerste mannelijke leerling: Mark Kneppers. Marjolijn Pouw heeft haar handen vol aan de eerste grote fusie, waarbij Huis te Lande onderdeel wordt van Groene Delta. Zij vertrekt naar de centrale directie van die nieuwe cluster en Peter Kraaijeveld neemt in 1991 het roer van haar over. Hij krijgt met een nog grotere fusie te maken: vanaf 1 augustus 2001 heet de school ‘Wellant mbo Rijswijk’. Kraaijeveld wordt als locatie-
directeur in 2006 opgevolgd door Maarten Guichelaar. Huis te Lande wordt een doorsnee mbo-school. Het meisjesschool-adagium van weleer ‘Huis te lande is meer dan een school, het is een beleving’ is in rook opgegaan.
Details
-
Schrijver
Frans Holtkamp -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
‘Zwaar werk hoort erbij’. Hier een spittende leerling in pilopak (werkkleding). -
Editie
22-2020