Jeugdherinneringen van een ex-Hagenaar
Binnenshuis – De opvoeding
In mijn vorige stukje ‘Binnenshuis’ (26 januari 2021, p.3) vroeg ik mij af of in die jaren dertig dat geluk nou wel zo gewoon was? Immers, daar was die enorme economische crisis met alle nadelige gevolgen van dien. Als ik nu met volwassen ogen terugkijk op mijn kindertijd dan valt mij toch steeds weer op, de enorme veerkracht die van de mensen uitging. Men was eraan gewend om voortdurend het hoofd boven water te houden en men was daarbij zeer vindingrijk in de tering naar de nering te zetten. Het hele jaar door werden kleine bedragen opzijgelegd voor bijvoorbeeld de verjaardagen van de kinderen en niet te vergeten, de cadeautjes op Sinterklaas.
Vakanties, zoals die nu gebruikelijk zijn, met reizen naar verre oorden, waren volstrekt ondenkbaar en ik meen me zelfs te herinneren dat mijn vader niet eens vakantiedagen had. Op zonnige zondagen ging het hele gezin fietsen, pa en ma voorop, de twee oudste zonen erachter en ik op mijn kinderfietsje sloot de rij. Ik herinner mij dat ik, na een pittige tocht door het Westland, op de Leyweg, toen nog volledig omgeven door druivenkassen en landerijen, mijn fietsje theatraal aan de kant van de weg gooide en in het gras ging liggen met de mededeling dat ik te moe was om verder te gaan. Zonder mij ook maar een blik te gunnen reed de familie onverstoorbaar door en kon ik als zesjarige kleuter bakzeil halen. De paar honderd meter die zij inmiddels verder waren gereden moesten alsnog met extra inspanning worden ingehaald.
Het opvoeden van toen week wel heel erg af van die van nu en neigde sterk naar hardvochtigheid. Een jongen, die ik goed kende, vertelde mij jaren later, dat hij op zeventienjarige leeftijd eens een uur te laat thuiskwam en dat toen hij ’s avonds om elf uur aanbelde, zijn vader de deur voor zijn neus dichtgegooide. Pas bij een derde poging, ver na middernacht, lukte het hem om bij familie van zijn moeder onderdak voor die nacht te krijgen. Toch werden dit soort extreme opvoedmethoden door kinderen geaccepteerd; je had het maar te accepteren want tegenspraak werd niet geduld. Ik moet overigens achteraf vaststellen dat het opvoedkundige klimaat in mijn familie redelijk mild was, er werd sowieso niet gemept, maar dat was elders – naar ik vaak hoorde – wel anders.
Omdat er in die tijd weinig of geen vertier was, vormden met name de verjaardagen van de ouders, ooms en tantes hoogtepunten in mijn kinderleven. We leefden toen nog volop in de grote gezinnen van rond het jaar 1900. Grote gezinnen met meer dan tien kinderen was meer regel dan uitzondering. De familie Eckhardt van mijn moeders kant, was met een gezin van veertien kinderen, waarvan er vier nog voor hun eerste levensjaar overleden, ruim bemeten. Had je toch gauw een man of dertig op bezoek. Verjaardagen werden bij voorkeur op zaterdag gevierd, want doordeweeks, inclusief de zaterdagochtend, werd er hard gewerkt. Uit die tijd stamt nog het toen bekende gezegde: ‘Donderdag, oh donderdag, oh mooiste dag der dagen, ’s-morgens nog een halve week en ’s-avonds nog twee dagen’. Het hele zooitje zat in een kring om de tafel. Bij gebrek aan voldoende stoelen kwam er een plank tussen twee stoelen, zodat er weer twee extra plaatsen waren gecreëerd.
Bier was nog niet zo in de mode, maar favoriet waren voor de dames een citroentje met suiker en voor de heren jonge jenever waar vaak ook een flinke schep suiker inging. Na verloop van tijd was er altijd wel een familielid dat een lied inzette waarop de hele meute – ik moet toegeven zeer goed bij stem – twee of driestemmig meezong. Er was overigens één lied dat uitermate verwarrend bij mij overkwam. De tekst luidde: ‘Oh, was ik maar dood, die ‘k liefheb, die krijg ik toch nooit. En die ik niet mag, zie ‘k tot vervelens toe iedere dag’. Het was niet zo zeer de tekst die mij verbaasde, want die stond als een huis en liet niets te raden over. Het was meer het gemengde koor: het feit dat dit lied door de naast elkaar zittende echtparen, gezamenlijk uit volle borst werd meegezongen. Maar al op zeer jeugdige leeftijd had ik snel door dat vragen om een nadere toelichting toch niet zo verstandig was. Het waren over het algemeen geen echte drinkers, dus na twee of drie borreltjes zat de stemming er geheid in en werd door de dames het schone lied ‘Ik heb een potje met vet, al op de tafel gezet’ ingeluid, begeleidend ondersteund door de mannen met het staccato gezongen: ‘k-heb-zeven-balletjes-blauw-voor-een-cent, zeven-balletjes-blauw’. Met een beetje geluk stond het gebruikte glaswerk de volgende morgen vroeg, nog ongewassen op het aanrecht. Alle glaasjes waarin nog wat suiker zat werden nauwkeurig, een voor een uitgelepeld. Zag ik ook nog even in een flits de zeven balletjes blauw langskomen….
Een drama uit mijn jeugd wil ik hier niet onvermeld laten. Het was in 1944 (ik was toen twaalf jaar) dat mijn naaste buurjongen en leeftijdgenootje, Adrie Scholtes, door een noodlottig ongeval om het leven kwam. Vader Scholtes runde een brandstoffenhandel, pal onder zijn woning in de Weesperstraat 158. Regelmatig was hij beroepsmatig op de veiling in Loosduinen te vinden, vaak vergezeld van Adrie die ik vaak, zittend naast zijn vader op de bok van hun paard-en-wagen zag rijden. Door een noodlottig misverstand kwam hij tijdens het wegrijden op de veiling onder de wielen van de wagen, geladen met een paar ton kolen, terecht, met fataal gevolg. Adrie lag thuis opgebaard en ik weet nog goed dat zijn moeder mij ontving en begeleidde naar het kamertje waar de kist stond en, ondanks mijn jeugdige leeftijd, herinner ik mij nog heel goed het geluidloze verdriet dat zijn moeder uitstraalde. Daar lag hij dan, dat witte gezicht in contrast met het rode haar. Ik bedacht me hoe het moest zijn voor een vader, die op zo’n tragische wijze zijn eigen kind overrijdt. Dat beeld is mij altijd bijgebleven en van het bezoek heb ik nooit spijt gehad. Wel kijk ik nu met verbazing terug op het feit dat werkelijk niemand hierover ooit nog een woord sprak. Ik werd ook op geen enkele wijze begeleid zoals nu toch gebruikelijk is. Ik merk dat ik inmiddels al in de tweede wereldoorlog ben terechtgekomen maar daarover een volgend keer meer.
Details
-
Schrijver
Karel Koper -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Tentoonstelling bij gelegenheid van het Nederlands Pedagogisch Congres, 1930. Foto: collectie Haags Gemeentearchief -
Editie
11-2021