Gesloopt, maar niet vergeten
Deze maanden is het precies veertig jaar geleden dat de sloopkogel zijn verwoestende werk deed. Het unieke bouwwerk van Nicolaas Molenaar sr., leerling van de beroemde architect Pierre Cuypers, werd in november en december 1981 gesloopt.
De parochiekerk van de H.H. Engelbewaarders, grenzend aan de Brandtstraat en Kritzingerstraat in de Haagse Transvaalwijk, was lange tijd gezichtsbepalend in dit deel van Den Haag. Nadat eerst een klein kerkje aan de andere kant van de Brandtstraat was gebouwd, kon er dankzij een onverwacht legaat van fl. 175.000 een nieuw ontwerp van Molenaar worden uitgevoerd. Het werd een neogotische hallenkerk met één grote en drie kleine torens. De welgestelde dame, ene Geertruida Jacoba Louisa de Bruijn, liet dit bedrag na, op voorwaarde dat deze kerk de naam van haar overleden moeder zou krijgen: ‘De Louisakerk’. Bouwpastoor Lucassen had echter al de naam ‘H.H. Engelbewaarders’ bedacht. Een oplossing werd gevonden door de Louisakerk onder bescherming van de H.H. Engelbewaarders te stellen. Op 8 mei 1916 kon de nieuwe kerk worden geconsacreerd.
In de eerste helft van de vorige eeuw hebben parochie en kerk in deze wijk een bloeiend bestaan gekend. De Transvaalwijk en daarmee de parochie breidden zich in de twintiger jaren snel uit. Er kwamen maar liefst zes katholieke scholen in de straten rondom de kerk en er waren veel verenigingen op divers gebied. In de zestiger en vooral zeventiger jaren nam het kerkbezoek echter danig af en de kosten voor het onderhoud van deze grote (in hoogtijdagen 1600 zitplaatsen) kerk waren niet meer op te brengen. Na 65 jaar viel het doek voor deze prachtige kerk.
Dat het ontwerp en de uitvoering ervan in architectonische zin inderdaad zeer bijzonder is geweest, werd mij bevestigd door Dr. Herman Wesselink, architectuurhistoricus, gepromoveerd aan de VU te Amsterdam met als onderwerp Bedreigde kerkgebouwen uit de periode 1800-1970. Hij is vanaf jonge leeftijd zeer geïnteresseerd geraakt in juist deze kerk. Op mijn verzoek een bijdrage te leveren over de verdwenen kerk ging hij graag in:
“Niet alleen het teruglopende kerkbezoek en stijgende onderhoudskosten vormden aanleiding om te slopen, maar ook de cultuurhistorische onderwaardering voor deze kerk heeft mede tot de ondergang ervan geleid. Reden om nu stil te staan bij dit kerkgebouw dat niettemin aantoonbare architectonische en kunsthistorische kwaliteiten bleek te hebben. Wie vandaag door de Brandtstraat loopt, ziet een klein kerkje staan op de plek waar de geschiedenis van de Haagse Engelbewaardersparochie in de vorige eeuw begon én eindigde – een stille getuige van het eens zo rijke katholieke parochieleven in deze wijk. Daar tegenover – waar nu een rij woningen staat – stond tot veertig jaar geleden een van de meest imposante kerkgebouwen van de late neogotiek die ons land heeft gekend. De in 1916 gewijde kerk kan namelijk als een apotheose in het oeuvre van de architect Nicolaas Molenaar (1850-1930) – een getalenteerde leerling van Pierre Cuypers – worden beschouwd en bevatte vooral van binnen een verrassende en complexe ruimtewerking.
De uit Friesland afkomstige architect Molenaar was al op leeftijd toen hij de opdracht van bouwpastoor F.A.M. Lucassen voor de Brandtstraatkerk kreeg. Molenaar had in Den Haag al naam gemaakt met het ontwerp van onder meer de Elandstraatkerk, de Marthakerk, het eveneens gesloopte Huize Groenesteijn en statige woonhuizen aan het Sweelinckplein en de Laan van Meerdervoort. Aan de Brandtstraat kon de architect nog eenmaal zijn esthetische en ruimtelijke talenten optimaal benutten. Het tijdschrift Van Bouwen en sieren publiceerde naar aanleiding van diens overlijden in 1930 een artikel waarin de Haagse Engelbewaarderskerk wordt geprezen als ‘een onbewust keerpunt in moderne ruimteontwikkeling’. Maar liefst drie interieurfoto’s vanuit verschillende kijkrichtingen ondersteunen deze bewering: de weidse ruimtewerking en de ragfijn gemetselde gewelven van deze kerk, vooral die boven de dubbele zijbeuken, leken haast verbluffend. Deze complexe gewelfconstructies van de Louisakerk gaven de geheimen ervan prijs.
Want op het eerste gezicht leek de Louisakerk een ‘gewone’ neogotische hallenkerk, waarbij de architect zich – zoals hij bij zijn eerdere kerkontwerpen steeds deed – liet inspireren door de laatgotische hallenkerken in Westfalen en de vroege Franse gotiek. Maar het nagenoeg vierkante bouwterrein tussen de Brandt- en Kritzingerstraat leidde merkwaardigerwijze tot een nagenoeg vierkante kerkplattegrond, waardoor evenzeer het effect van een centraalbouw ontstond. Door deze centraliserende opzet was sprake van een hallenkerk die maar liefst vijf beuken breed was, tevens nagenoeg even breed als lang. De middelste beuk was even breed als twee zijbeuken samen. Molenaar ontwierp ook een grote dwarsbeuk en een rijzig vieringtorentje, die uitwendig het optische effect van een centraalbouw navenant versterkten. Hierdoor was de kerk in feite een kruiskerk, een hallenkerk en een centraalbouw in optima forma: een knappe prestatie. De grote toren stond op de noordwesthoek, markeerde het hoofdportaal aan de Brandtstraat en vormde samen met de lagere torentjes en het complexe dakenspel een indrukwekkend geheel. Als kers op de taart voorzag de architect oranje gele speklagen voor de buitengevels, geïnspireerd door zijn leermeester Cuypers en zijn tijdgenoten van de late neogotiek.
In liturgisch opzicht sloot Molenaars ontwerp voor de Brandtstraatkerk goed aan bij de eisen van die tijd. De kerkruimte was – ondanks enkele zware gemetselde pijlers waarop daken en gewelven rustten – overzichtelijk en intiem. Zoals destijds in toenemende mate was gewenst, was de kerk zo ontworpen dat de zichtbaarheid op het altaar zo optimaal mogelijk was. De in de jaren na de bouw toegevoegde kunstwerken, waaronder mozaïeken en betegelde kruiswegstaties van kunstenaar Lambert Lourijsen – vervaardigd door De Porceleyne Fles in Delft – en gebrandschilderde koorvensters van Fritz Geuer, lieten vernieuwing in de katholieke kerkelijke kunst van na 1900 zien: laatstgenoemde werken waren beïnvloed door niemand minder dan Jan Toorop en Johan Derkinderen. De kunstwerken in de Louisakerk hadden zich als het ware losgemaakt van de neogotiek, maar pasten toch naadloos in het rijzige en veelkleurig gemetselde interieur. Sinds de sloop zijn slechts fragmenten van het interieur over het land verspreid geraakt.
Nu, veertig jaar na de sloop, kunnen alleen de oudere Hagenezen zich de Engelbewaarderskerk nog herinneren. Tegenwoordig is sloop van een dergelijk gebouw veel moeilijker voorstelbaar geworden, enerzijds vanwege de inmiddels gegroeide waardering en monumentenbescherming voor de in neostijl uitgevoerde gebouwen en anderzijds door de vaker voorkomende herbestemming van overtollig geworden kerkgebouwen. De Engelbewaarderskerk heeft relatief korte tijd bestaan maar verdient het alleszins om in het collectieve geheugen bewaard te blijven.”- Dr. Herman Wesselink. Vorig jaar verscheen op YouTube een tweedelige documentaire, destijds gefilmd op 8mm-film, onder de naam ‘De Louisakerk’. Hierin wordt aan de hand van foto’s en authentieke documenten de parochiegeschiedenis verteld. Verder zijn er onder meer filmopnamen te zien van het kerkgebouw en het interieur. Ook zijn er opnamen van de laatste plechtige hoogmis, die op 27 september 1981 plaatsvond. Zeker voor oud-parochianen en oud-Transvaalbewoners het bekijken waard.
Details
-
Schrijver
Wim Kok -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De Engelbewaarderskerk aan de Brandtstraatkant, met sacristie en deel van de pastorie. Foto uit 1972, archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed -
Editie
26-2021