De Scheveningse wierookfabriek
In maart 2021 begon ik te schrijven over gebeurtenissen uit mijn jonge jaren. Dit resulteerde in honderd verhaaltjes die een schets geven van mijn eerste vijfentwintig levensjaren (1954-1980). Sommige zijn hilarisch, andere dramatisch en enkele te bizar voor woorden. De meeste hebben een Haagse context. Zo ook dit verhaaltje over de Scheveningse wierookfabriek.
In 1974 ging ik werken bij de kerkwierookfabriek op Scheveningen, gevestigd in een oude visrokerij aan de Roerstraat 102-104, op de hoek met de Wimpelstraat. Na mijn sollicitatiegesprek met directeur Heijmans werd ik aangenomen als algemeen medewerker. Het salaris lag weliswaar lager dan ik gewend was, maar lichamelijke arbeid in een omgeving vergeven van de wierook trok me geweldig aan. Behalve Heijmans en zijn procuratiehouder Hendriksen, was iedereen algemeen medewerker: we deden wat op enig moment nodig was. De meest ervaren medewerkers hadden een specialisatie opgebouwd. Het bedrijf telde er overigens slechts zes. Kort daarvoor waren dat er nog tien, maar mede door toepassing van mechanisatie in het productieproces kon het aantal medewerkers worden teruggebracht. Ondanks de beperkte omvang was het bedrijf een wereldspeler op het gebied van kerkwierook, al bleef het een nichebedrijf. Wekelijks verlieten zo’n 40.000 doosjes wierook van een halve kilo de fabriek. De jaaromzet zal in die tijd rond de 750.000 gulden hebben gelegen. Het succes van het bedrijf was in hoge mate afhankelijk van de populariteit van de geloofsbelijdenis in katholieke kring en van de regelgeving van het Vaticaan. Zo stond tijdens het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (1962-1965) het moderniseren van de katholieke kerk hoog op de agenda, met als gevolg dat het gebruik van wierook binnen de liturgie zou afnemen. Deze afname was in Scheveningen niet direct merkbaar. Toen de verkopen in West-Europa terugliepen, zorgde Heijmans - zelf een belijdend katholiek - voor nieuwe klanten elders in de wereld. Van de eenentwintig wierooksoorten die deze fabriek onder de merknaam ‘Three Kings’ op de markt bracht, was 99% bestemd voor het buitenland.
In tegenstelling tot consumentenwierook is kerkwierook niet zelf ontbrandend, maar heeft een houtskoolproduct nodig om over te kunnen gaan tot de verspreiding van die weeë katholieke lucht, die kerken hun mystieke atmosfeer geeft. Het eindresultaat van kerkwierook is dan ook niet alleen afhankelijk van de kwaliteit van de wierook, maar ook van dat van het houtskoolbriketje dat voor de ontbranding zorgt. De fabriek produceerde twee soorten, een langzaam en een snel ontstekende. De recepten waren fabrieksgeheim.
Mijn belangrijkste taak binnen het bedrijf was het voorbereiden van de productie van deze ronde houtskoolbriketjes: smerig werk waar je pikzwart van werd. Over fijnstof werd niet gesproken, maar gezond kan het niet geweest zijn. In een grote mixer zoals je die wel in een ambachtelijke broodbakkerij ziet, mengde ik houtskoolpoeder met lijm en chemicaliën, tot er een egale zwarte brij ontstond. Deze moest vervolgens worden gedroogd, om hem geschikt te maken voor de persmachine waarmee de ronde briketjes werden geperst. In zilverpapier gewikkeld gingen ze de hele wereld over.
Als kantoorpikkie vond ik het zwaar werk, maar het was wat ik op dat moment wilde en het ging me steeds gemakkelijker af. De eerste keer dat de vrachtwagen van transportbedrijf Ballering en Van Leeuwen kwam voorrijden, vol met balen olibanum van 75 kilo, en bleek dat wij die met elkaar moesten lossen, zakte de moed me in de schoenen. Gelukkig hielden mijn collega’s rekening met mij en gaven ze me tips voor de juiste tilwijze van deze zware balen. Ik was trots toen het ook mij lukte deze last op mijn schouders te nemen. De geurende korrels olibanum hars in deze balen kwam van de Boswellia boom en waren het hoofdbestanddeel van de wierook. Heijmans bestelde deze hars drie keer per jaar: een hoge kwaliteit in Somalië en een mindere kwaliteit in Eritrea. Van het houtskoolpoeder voor ‘mijn’ briketjes werd zo’n zeven à acht keer per jaar een wagonlading met vierhonderd zakken van twintig kilo elk vanuit Duitsland op industrieterrein de Binckhorst afgeleverd. Ballering en Van Leeuwen transporteerde ook deze naar Scheveningen, waar wij ze weer moesten lossen. Jaarlijks verwerkten we zo’n zestig ton van dit poeder.
Het fabriekje van drie etages had op de parterre een eenvoudig ingericht kantoor voor Heijmans en zijn procuratiehouder, en een kitchenette. Verder stonden hier in een open ruimte de mixer waarmee ik mijn taak uitvoerde, een aantal droogkasten en de machines voor het persen van de houtskoolbriketjes. Het verpakken en gereedmaken voor verzending gebeurde eveneens op de parterre. Op de eerste etage bevond zich een kleine eetkamer waar wij onze lunchpauze konden doorbrengen. Daarnaast was er een ruimte met aanvullend instrumentarium voor het produceren van de verschillende wierooksoorten. Op zolder werd de onbewerkte wierook eerst gedroogd om geschikt gemaakt te worden voor verdere bewerking. Af en toe mocht ik hier een nieuwe voorraad olibanum korrels uit de verpakking leegschudden en over de vloer uitharken zodat deze sneller zou drogen. Dit was een welkome afwisseling.
Heijmans was een fabrieksdirecteur van de oude stempel, met zijn gedistingeerde combinatie van stofjas en strikje. Hij was streng maar rechtvaardig en hield zijn mensen goed bij de les. Toen ik een keer een paar minuten te laat kwam, wees hij me direct op de consequentie: “Ik hou een rijksdaalder van je loon in.” Vervelend, maar ik accepteerde het. Over het algemeen werkten we solitair en hadden onderling weinig contact. De sporadische keren dat ik tijdens het werk wel eens een praatje pot met een collega had, werden we direct door Heijmans terechtgewezen. Privégesprekjes moesten we bewaren voor de lunchpauze. Dan werd door het slachtoffer van dienst de vlakbij gelegen snackbar aangedaan om eenieder te voorzien van een gezonde lunch naar keuze. Die was nog niet naar binnen gewerkt of de speelkaarten kwamen tevoorschijn. Klaverjassen was een verplichte pauze-activiteit. Je moest wel op je tellen passen, want een verkeerde kaart spelen werd niet getolereerd; er werd gespeeld met het mes op tafel.
Werken in de kerkwierookfabriek; ik had het niet willen missen!
Dit is een ingekorte versie van een van de honderd verhaaltjes uit het boek Mijn onbezorgde jeugd; een Hagenaar blikt terug. Meer informatie vindt u op rapsodie-producties.nl
Details
-
Schrijver
Rob Feenstra -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De apparatuur waarmee wij onze werkzaamheden uitvoerden -
Editie
9-2022