Skip to main content

Vrijheid riskeren om warm te blijven

Het was koud in Nederland. De winter van 1944-1945 had Nederland in een ijzige greep en tegelijkertijd hadden de Duitsers het land nog stevig in hun macht. Het westen van Nederland welteverstaan, waar door de bewoners ernstig werd geleden. Er waren tekorten aan eten, kleding en brandstof. In feite was er tekort aan alles wat het leven voor mensen maar enigszins aangenaam kon maken. Maar, zoals vaak het geval is, bracht deze grimmige toestand mensen ook dichter bij elkaar.

In Spoorwijk waren twee jonge gezinnen in deze omstandigheden ook zeer dicht bij elkaar gekomen. Dat was het gezin van mijn ouders, Herman Gelauf en Fien Kerkhof, en dat van mijn vaders jongere broer Antoon. Beiden waren zij getrouwd en hadden jonge kinderen. De ouders van deze gezinnen probeerden elkaar op allerlei manieren te helpen en te steunen in deze moeilijke tijden. Tijdens de afgelopen maanden en jaren waren er razzia’s gehouden om arbeidskrachten te ronselen die naar Duitsland gestuurd werden om daar in fabrieken te werken. Dit had als gevolg dat mannen nauwelijks meer hun huis uit durfden te gaan, uit vrees opgepakt en weggestuurd te worden. Alle pogingen om in de behoeften van de gezinnen te voorzien, moesten door de vrouwen ondernomen worden. Daarom waren ook mijn moeder Fien Kerkhof en Mien, de vrouw van Antoon, goede vriendinnen geworden. Zulke goede vriendinnen dat Antoon en Mien mijn peetvader en peetmoeder werden toen ik in 1943 geboren werd.

Het contact tussen de vriendinnen was door alle beperkingen in die tijd moeilijk. Ook was het niet veilig om jonge kinderen met een boodschap naar elkaars huis te sturen. Zij zagen elkaar echter vaak in de kerk waar zij beiden bijna dagelijks heengingen en dat was wel veilig want aan kerkbezoek hadden de Duitsers nog geen beperkingen opgelegd. Op een van die kerkelijke samenkomsten besloten Mien en Fien om samen brandhout te gaan zoeken. Het was heel moeilijk om nog maar een enkele kamer in de huizen een beetje warm te houden en er waren zelfs mensen die wat vloerplanken in hun huis opgebroken hadden om als brandstof te dienen. De kleine kacheltjes moesten warmte leveren en er moest ook op gekookt worden. In de straten waar de beide gezinnen woonden, hadden mensen - zoals in heel Spoorwijk en elders - bomen omgekapt voor brandstof en zelfs hun eigen tuinschuren en tuinhekjes voor hetzelfde doel opgeofferd. Dit maakte dat vele straten er in deze harde winter nog troostelozer uitzagen.

Op een vroege ochtend lieten Fien en Mien hun kinderen aan hun mannen over en gingen samen op pad. Zij hadden een oude kinderwagen bij zich die zij hoopten op te vullen met takken of stukken hout voor hun kacheltjes. Zij hadden ook een oude zaag en een bijl bij zich voor het geval zij misschien wat hout in stukken moesten slaan of zagen. Door de Van Koetsveldstraat liepen zij in de richting van de Julialaantjes, waar nog bomen stonden die ongemoeid waren gebleven voor degenen die wanhopig op zoek waren naar hout. De bomen stonden aan weerszijden van de sloten langs de laan en waren vanaf de weg moeilijk bereikbaar. De beide vrouwen hoopten de gevallen takken van die bomen op te rapen en inderdaad vonden zij er af en toe eentje. Dat was echter niet genoeg. Het was duidelijk dat heel wat Spoorwijkers dezelfde ideeën hadden gehad want de laantjes waren zo schoon alsof zij iedere dag geveegd werden. 

De schoonzusters lieten zich echter niet ontmoedigen. Zij liepen door naar de Van Vredenburchweg en bleven rondkijken en takken oprapen waar zij maar konden. Bijna ongemerkt raakten zij verder en verder van hun huizen vandaan totdat zij bij Overvoorde aankwamen. Overvoorde was tijdens de bezetting geheel door de Duitsers overgenomen en door een groot aantal bunkers ontsierd. Het landhuis was ingericht als een verblijfplaats voor officieren en de toegang was voor de plaatselijke bevolking verboden. Mien en Fien kenden die omstandigheden maar al te goed en zij vermeden dan ook de ingang en oprit van het park. In plaats daarvan duwden zij de kinderwagen naar de zijkant langs de heg en de omheining van Overvoorde.

Daar, onder de grote bomen waren wel wat takken en samen raapten zij die zo snel mogelijk op en gooiden ze in de kinderwagen. Terwijl ze daarmee bezig waren, struikelde Fien bijna over een grote boomtak die half onder bladeren verscholen was. De tak was te groot voor het wagentje dus samen probeerden Mien en Fien om die tak door te zagen en toen dat te moeilijk bleek, hakten zij er met hun bijl op los want die grote brokken hout zouden hun kacheltjes wel een tijdje brandende kunnen houden. Zo druk waren zij hiermee bezig dat zij pas op het laatste moment gewaarwerden dat een grote auto vol met soldaten uit de oprit van Overvoorde reed en in hun richting kwam. Bijna verstijfd van schrik lieten zij bijl en zaag vallen en probeerden zij zich tegen de omheining kleiner te maken. De grote wagen vol met gewapende soldaten kwam langzaam naar hen toe en de schoonzussen vreesden het ergste. Het leek wel of de wagen steeds langzamer ging rijden maar toen hij vlak bij hen was, reed hij met dezelfde snelheid door. Mien en Fien keken elkaar aan, beiden nog wit van angst en schrik. Toen kwamen ze naar elkaar toe en gaven elkaar woordeloos een stevige knuffel.

Zo vlug als zij maar konden, gooiden zij de resten van de grote boomtak in de kinderwagen en begonnen deze langs de Van Vredenburchweg terug naar Spoorwijk te duwen. Het kwam hen voor dat zij de hele weg lang door Duitsers bespioneerd werden en zij liepen zo vlug als zij maar konden. Voordat zij uit de Julialaantjes kwamen, legden zij een oude deken over het kinderwagentje om hun brandstof aan het gezicht van anderen te onttrekken, want het gebeurde dat mensen die wat extra’s hadden door anderen die net zo wanhopig waren, beroofd werden. Gelukkig kwamen zij zonder verdere incidenten in de Stastokstraat aan, waar de helft van hun buit uitgeladen werd en onder de trap verstopt. De kinderwagen was het eigendom van Mien die haar aandeel van het hout weer met het dekentje bedekte voordat zij zo snel mogelijk naar haar huis in de Capadosestraat liep.

Die avond keken twee mannen en hun gezinnen vol dankbaarheid en liefde naar hun vrouwen en moeders die samen hun vrijheid hadden geriskeerd om hun gezinnen warm te houden.


Details

  • Schrijver

    Jos Gelauf 
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Scheveningse bosjes, kaalslag in WO II, 1944. Foto: M. Huizinga, collectie HGA. Boven: Krantenartikel over de houtroof. Archief Delpher
  • Editie

    8-2023

Meest gelezen artikelen