Op vakantie naar het Hollands Spoor
Toen een klasgenootje op de lagere school vertelde dat hij met zijn familie op vakantie naar Frankrijk ging, was dat voor mij de eerste keer dat ik de betekenis van ‘op vakantie gaan’ een beetje bevatte. Ik was negen en had nog nooit verband gelegd tussen vakantie en ergens heen gaan. Ja, op school hadden we zomervakantie maar dat betekende dat je niet naar school ging voor vier of vijf weken. Ons gezin - vader, moeder en vier kinderen - was nog nooit op vakantie geweest. Een dagje Scheveningen, Drievliet of een keer naar Madurodam, daar bleef het bij.
Het enige familie-uitje dat wij als gezin geregeld maakten, was een middagje naar het Zuiderpark. We hadden geen auto dus we gingen, zoals mijn vader altijd zei, ‘met de benenwagen’. Na een lang eind lopen, stonden we op de hoek van het Zuiderpark. Vanuit het niets verrees een enorme berg en hoe dichterbij we kwamen, hoe hoger die leek. Er moest een steil pad omhoog beklommen worden! Bovenaan stonden wat parkbankjes voor het uitzicht. Nee, niet op de schitterende Zwitserse Alpen of een mooi uitzicht op zee, maar zover het oog kon reiken op eindeloze rijen van nog in aanbouw zijnde flatgebouwen van Morgenstond, Bouwlust en de Steden. Pa met sigaar en ma met haar sigaretje gingen dan even op een van die bankjes zitten, wij mochten wat spelen op de helling van die grasheuvel, want dat was het eigenlijk, een heuvel. Vervolgens gingen we verder het park in. Als we echt ver gingen, dan liepen we helemaal naar de Kinderboerderij! Meestal eindigde zo’n middagwandeling in een café op de Loevesteinlaan. Pa en ma genoten van een borreltje en wij werden zoet gehouden met chocomel en gevulde koek.
Voor mij en andere thuisblijvende vriendjes duurde zo’n zomervakantie soms heel lang. Fikkie stoken in een moerassig bouwlandje, cowboytje spelen, vlotjes varen op de sloot of voetballen in de gemeenschappelijke achtertuin ging ook wel snel vervelen. Ik hoorde een vriendinnetje van mijn zus eens vertellen dat zij met haar ouders naar het Hollands Spoor gingen om er een tante die op vakantie naar Scheveningen kwam van de trein te halen. Vakantie! Het Hollands Spoor! Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Maar hoe kwam ik daar? “Lijn 5 en overstappen op lijn 11 bij de Parallelweg”, vertelde Aadje, een overbuurtje, en hij kon het weten want zijn vader was trambestuurder bij de HTM. Maar om met de bus naar het Hollands Spoor te gaan moest je wel geld hebben. Gelukkig was er de Kinderbijslag, oftewel de KAABEE, zoals mijn moeder dat noemde. Het was feest, we kregen nieuwe kleren van C&A en extra zakgeld toegestopt, genoeg om een puntzakje koekkruimels van Hus, een ijsje bij Jamin of zelfs een goedkoop speelgoedje bij V&D op de Leyweg te kopen. Deze keer had ik zelfs genoeg over om kinderkaartjes voor de bus en een perronkaartje te kopen. Die middag besloot ik (zonder het thuis te vertellen) op vakantie te gaan naar het Hollands Spoor!
Op het stationsplein was het een drukte van jewelste. Trams, autobussen, taxi’s, brommers en heel veel fietsen kwamen er samen. Met de HTM kon je vanuit daar overal heen in Den Haag; het strand van Scheveningen, de drukke binnenstad, Moerwijk of Duinrell. Rechts van de hoofdingang van het stationsgebouw was het eindpunt van lijn 11 en daar stapte ik uit het oude ‘gele’ tweedelige tramstel. Het was een overweldigend gevoel om naar binnen te gaan door de grote glazen met donker hout en glanzend koper omlijnde stations deuren van de hoofdingang. Ik kwam in een grote, open hal waar enorme moderne kroonluchters aan het plafond hingen en sommige muren waren betegeld met geel gouden tegels.
Het was een kakofonie van lawaai in die hal, de galmende echo van geroezemoes en de bijna marcherend klinkende voetstappen van de vele haastige reizigers. De aankondigingen over het geluids-systeem droegen zeker bij aan dit oorverdovende spektakel. Enigszins verlegen ging ik naar een van de vele loketten. “En waar gaan we heen vandaag?” vroeg de man achter het loket. “Ik wil graag de treinen zien”, zei ik. “Een perronkaartje kost je een dubbeltje”, zei hij vriendelijk. Onderaan de glazen afscherming op de marmeren balie was een opening met bronzen draaischijf. Op mijn tenen staand legde ik er aan mijn kant twee stuivers op. De schijf draaide naar mij toe en daar was mijn kaartje! “Niet te dicht bij spoor staan, dat is heel gevaarlijk!” riep hij me na. Een tunnel leidde naar de verschillende sporen, er hingen ingelijste affiches met reclame voor sigaretten, frisdranken, chocoladerepen of met verre reisbestemmingen, zoals Parijs en Rome. Glanzende zandkorrels verzonken in de van graniet gemaakte traptreden reflecteerden in het halfdonkere trapportaal naar het perron.
Op Spoor 2 was het behoorlijk druk met wachtende reizigers; er stonden sigaret rokende, geparfumeerde dames met mooie kapsels en elegant gekleed in trenchcoats en dure handtasjes. Mannen met hoeden en glimmend gepoetste schoenen in fijngesneden Italiaanse pakken stonden te wachten op de TEE (Trans Europ Express) trein naar Brussel. Kruiers stonden klaar met de door passagiers meegebrachte bagage. De roodgele internationale trein kwam met een snelle vaart het station binnen denderen; het creëerde een voortstuwende wind die mij bijna omverblies. Op perron 1 was de koninklijke wachtkamer. Ik was net groot genoeg om door een van de ramen naar binnen te kijken. Het was er donker en stoffig, ik kon wat schilderijen zien, gouden kroonluchters en zachtroze fluwelen gordijnen. Op een ander perron was de veel gezelliger maar minder luxueuze tweede klas restauratie; eenvoudige houten tafels met geruite tafelkleedjes en asbakjes, reizigers werden bediend door vrolijk fluitende obers met wit schort en blad in hand.
Na nog een paar gewone, lokale ‘hondenkop’ treinen te zien komen en gaan was het tijd om huiswaarts te gaan. “Waar ben jij geweest?” zei meneer van der Kleij, onze groenteboer, toen ik langs zijn winkel liep op weg naar huis. “Het Hollands Spoor!”, zei ik. Hij keek wat me ongelovig aan. “Nou, spoor jij maar gauw naar huis, je moeder is heel ongerust!” Niet bewust van enig kwaad rende ik onze driehoge portiektrappen op. Ma stond bij de voordeur met theedoek in haar hand en bezorgd vroeg ze waar ik de hele middag was geweest. “Je zus heeft de hele buurt naar je afgezocht!”, merkte ze bezorgd op.
“Ik was op vakantie naar het Hollands Spoor!” zei ik. Met ongeloof keek ma me aan en wist niet of ze moest lachen of huilen. Na mijn belofte nooit meer op vakantie te gaan zonder het haar te vertellen, vroeg ze later bij een kopje thee: “Heb je nog een souveniertje voor ons meegebracht?” Hierop gaf ik haar mijn perronkaartje.
Details
-
Schrijver
Alex Verpoort -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Het Hollands Spoor in de jaren 60. Foto R. Blijstra, Dienst voor de Stadsontwikkeling, collectie HGA -
Editie
13-2023