Dood en verderf op Sinterklaasavond
Donderdag vijf december 1946. Wat een gezellige pakjesavond had moeten worden, loopt op de Prinsegracht uit op dood en verderf. Omstreeks kwart voor zes bezorgen twee Hagenaars op nummer 266 een pakje in Sinterklaaspapier. Het cadeautje wordt aangenomen door het dienstmeisje, mejuffrouw J. Visser. Ze loopt met het pakje de trap op naar de boven-voorkamer, waar vijf leden van de familie de Boer zich opmaken voor het traditionele Sinterklaasfeest. De huurder van het perceel, de achtenveertigjarige heer F.G.J. de Boer, opent het aan hem geadresseerde pakje in aanwezigheid van alle huisgenoten. Er zit een langwerpig houten doosje in dat met een touwtje dicht is gebonden. Nieuwsgierig snijdt De Boer met een mes het touwtje door waarop de deksel automatisch omhooggaat. Wat volgt is een nietsontziende ontploffing. De Boer wordt op slag gedood.
Zijn echtgenote strompelt zwaargewond naar de achterkamer waar ze ineenzakt. Dezelfde avond overlijdt mevrouw De Boer aan haar verwondingen. Zoon en dochter raken door de ontploffing licht gewond. De achttienjarige schoondochter vlucht met haar baby naar de achterkamer en springt uit het raam op een platje. Daar wordt ze door omwonenden in veiligheid gebracht. Bij het springen loopt de jonge moeder enig letsel op terwijl haar baby ongedeerd blijft. Het dienstmeisje kan met ernstige verwondingen de woning langs de voordeur verlaten, maar verliest op de Prinsegracht haar bewustzijn. Een aantal dagen later overlijdt ook zij in het ziekenhuis. De woning, die gelegen is boven een garage, raakt door de ontploffing zwaar beschadigd. Een beginnende brand wordt door de brandweer snel geblust, maar het interieur kan niet gered worden. In het plafond en de muren van de woonkamer treft de politie ijzeren splinters aan.
Al snel na de ontploffing melden zich een man en vrouw bij de politie. Overstuur vertelt het echtpaar dat ze door een militair op een motor met zijspan werden gevraagd om een surprise met afzender Sinterklaas af te geven bij de heer De Boer. Nietsvermoedend nemen ze het cadeau aan, waarop de motorrijder doorrijdt. Nadat ze het pakje bezorgd hebben en verder lopen richting de Brouwersgracht, horen ze een enorme klap. Al snel daarna staat de Prinsegracht vol met politiemannen, brandweerlieden, ambulancebroeders en geschrokken buurtbewoners en nieuwsgierigen. Het politieonderzoek leidt al snel in de richting van een Poolse militair, die enige tijd heimelijk contact zou hebben gehad met de zeventienjarige dochter. Een relatie die door vader De Boer ten strengste verboden werd. De man blijkt een degelijk alibi te hebben en niets met de aanslag te maken te hebben. Wel noemt hij de naam van de achttienjarige soldaat Van Haastrecht. Die vertelt tijdens zijn verhoor dat hij van 5 tot 8 uur in het Academisch Ziekenhuis te Leiden heeft doorgebracht, waar hij op de eerste hulp verzorgd werd aan zijn verwondingen die hij had opgelopen bij een motorongeluk. Op hetzelfde moment krijgt de politie het bericht over een gewonde 29-jarige sergeant, genaamd De Vreijer, die langs de snelweg was aangetroffen door een passerende automobilist en naar het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam was gebracht. Zijn toestand blijkt ernstig te zijn maar niet levensbedreigend. In eerste instantie wordt er geen verband gelegd met de ontploffing in Den Haag.
In het ziekenhuis waar de politie hem een verhoor afneemt, doet de sergeant aanvankelijk voorkomen dat hij slachtoffer is van een verkeersongeval. Maar medisch onderzoek wijst al snel uit dat de militair doorzeefd is met granaatscherven. Als de politie hem vervolgens steviger aan de tand voelt, vertelt de sergeant dat hij op de Benoordenhoutseweg een lift had gekregen van een passerende militaire motorrijder. De reis naar Amsterdam ging gemoedelijk, totdat een explosie ervoor zorgde dat beide mannen van het voertuig werden geslingerd. Na het ongeval ging de bestuurder er met de motor snel vandoor, de sergeant gewond achterlatend. Door deze bekentenis krijgt de politie sterke verdenkingen tegen Van Haastrecht. Na een lang verhoor bekent de jonge soldaat dat hij de motorrijder is en een pakje bij zich had waarin zich een zelf gefabriceerde bom bevond. Het pakje, dat bestemd was voor een hoofdofficier in Amsterdam, had hij gekregen van zijn dienstmaten korporaal Petersen en sergeant De Boer, die overigens geen familie blijkt te zijn van voornoemde slachtoffers. Onderweg bedacht de soldaat zich en wilde hij van het pakje af. Maar de bom die in een zijtas langs het achterwiel was opgeborgen, kwam tot ontploffing. Hiervan werd de nietsvermoedende sergeant De Vreijer, die achter op de motor als lifter meereed, het slachtoffer. Na zijn bekentenis arresteert de Haagse politie, onder leiding van commissaris N.D. Pool, de achttienjarige soldaat Van Haastrecht, de 28--jarige jarige sergeant A.T. de Boer uit Haarlem en de 28-jarige korporaal J.P.J. Petersen uit Delft. De drie mannen waren gelegerd in de nieuwe Frederiks-kazerne aan de Van Alkemadelaan. Al snel wordt duidelijk dat de militairen het plan hadden om op Sinterklaasavond vier personen, die in de oorlog fout waren geweest, uit de weg te ruimen.
Kort na de arrestatie van de drie mannen worden nog zes militairen aangehouden die allen kennis hadden van het plan, maar niets deden om deze te voorkomen. Tijdens de ondervragingen wordt duidelijk dat de hoogste in rang, de 38-jarige kapitein F. Baron van Heemstra, een zeer kwalijke rol speelt in het geheel. Hoewel hij zelf niet aan de aanslagen had deelgenomen, blijkt de kapitein, vergiftigd door eigen rancunes, zijn mannen zodanig te beïnvloeden en te misleiden dat er tegen collaborateurs keihard moest worden opgetreden. Met name sergeant de Boer blijkt vatbaar te zijn voor de hersenspinsels van zijn commandant. Hij zorgt voor het vervaardigen van vier dodelijke bommen die elk bestaan uit een handgranaat met een flesje benzine, verpakt in een langwerpig kistje. Bij het openen ervan zou automatisch de veiligheidspen uit de granaat springen, waarop de ontploffing zou volgen. De benzine zou tegelijkertijd brand moeten veroorzaken. Korporaal Petersen verklaarde dat hij door sergeant De Boer werd opgedragen de bommen te bezorgen op drie adressen in Den Haag. Na het afgeven van het eerste pakketje op de Prinsegracht is echter zijn geweten gaan opspelen. De korporaal is nog wel met twee andere bompakketten die hij bij zich had langs de daarvoor bestemde adressen gereden, maar deinsde er toch voor terug om ze af te geven. Overmand door spijt heeft hij in Delft, waar hij met zijn echtgenote woont, de dodelijke lading in een gracht gegooid. Twee Haagse gezinnen zijn hierdoor geheel onwetend aan een afschuwelijk gevaar ontsnapt.
Op donderdag 18 september 1947 staan de mannen voor de krijgsraad terecht. De zitting wordt gehouden in het gebouw van de Hoge Raad. De hoofdverdachten kapitein Baron Van Heemstra, die in de pers “de duivel op de achtergrond” wordt genoemd, en bommenmaker sergeant De Boer worden veroordeeld tot dertien jaar cel. Korporaal Petersen die het dodelijke pakketje afgeeft op de Prinsengracht krijgt negen jaar. De jonge soldaat Van Haastrecht moet voor anderhalf jaar achter het tralies. De overige vijf militairen gaan een aantal maanden de gevangenis in. Met de veroordelingen kwam er een eind aan de spraakmakende Sinterklaasmoorden die Den Haag lange tijd in de greep hielden.
Details
-
Schrijver
Jan Kaffa -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Aankomst van St. Nicolaas in Scheveningen; het gezelschap wordt ontvangen op de Dr. Lelykade. Foto uit 1948, Fotopersbureau Van den Heuvel, collectie HGA -
Editie
21-2023