Skip to main content

Haagse verkeersveiligheid

Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het aantal personenauto’s in Nederland terug tot 11.000 stuks. Toen de beperkingen van de oorlog voorbij waren, steeg dit aantal snel. Al in 1949 was de 100.000 stuks weer bereikt en dit groeide hard door tot in 1965 de mijlpaal van één miljoen auto’s in Nederland werd behaald.

De explosieve groei van auto-bezitters in Nederland had behalve de luxe ook een keerzijde. Doordat tegelijk met de groei van het aantal auto’s ook het aantal verkeersongelukken toenam, werd verkeersveiligheid steeds belangrijker. Ook de gemeente Den Haag was zich hiervan bewust en startte met het geven van verkeerslessen aan de leerlingen van Haagse lagere scholen. Het museum voor het Onderwijs aan de Hemsterhuisstraat is jarenlang de plaats geweest waar de jeugd naartoe ging voor deze lessen. In 1952 werd als toevoeging op de verkeersles een jeugd-verkeersfilm opgenomen in Den Haag. Deze ‘stomme’ film liet in verschillende verkeerssituaties zien hoe het wel moest, maar ook hoe het niet moet. De première van de film in het museum was onder toeziend oog van de hoofdcommissaris van de Haagse politie, de heer Gualthérie van Weezel, de wethouders van Zwijndregt en van Luttervelt, politiefunctionarissen van andere steden en hoofden van verschillende scholen.

In 1952 legden al 2800 Haagse kinderen hun verkeersexamen af. De lessen voorafgaand aan dit examen bestonden uit het gebruik van maquettes die op aanvraag verkrijgbaar waren voor gebruik op school. De lessen werden gegeven door onderwijzers en politie. Ook werden de kinderen een keer van school gehaald en twee-aan-twee fietsten of wandelden zij een route onder begeleiding van de geluidsjeep van de politie. Daarna volgde het jaarlijkse examen. Wie hiervoor slaagde, kreeg een diploma en een speldje van de Vereniging voor Veilig Verkeer, uitgereikt door niemand minder dan de hoofdcommissaris zelf. Het vervelende was echter dat de leerstof vooral theoretisch was en de praktijk daardoor vaak erg lastig bleek. Daarom werd na de film gepleit voor een verkeerstuin in Den Haag, naar Amerikaans voorbeeld. Daarbij werd direct van de gelegenheid gebruikgemaakt richting de wethouders te hintten naar het stuk grond achter het Museum voor het Onderwijs, waar een aantal onbewoonbaar verklaarde huizen
recent waren afgebroken. De hint werd door hen opgepakt en op 25 mei 1954 opende zogenaamd de eerste verkeerstuin van West-Europa achter het Museum voor het Onderwijs. Zogenaamd, omdat het niet helemaal klopt dat dit de eerste verkeertuin in Nederland was. 

Al in 1948 bouwde een Friese garagehouder in Donkerbroek een verkeerstuin achter zijn huis. Hier konden de schoolkinderen uit Ooststellingwerf gebruik van maken. Wel was de verkeerstuin in Den Haag de eerste professioneel opgezette verkeerstuin. De verkeerstuin werd gezien als dé oplossing voor het aanleren van praktische
vaardigheid in het verkeer en is echt vanuit de gezamenlijkheid opgezet. Gemeentewerken legde de paden aan, bloemperken en gras werd door de afdeling school- en kindertuinen aangelegd en de politie zorgde voor de
bebakening en verkeersborden.
Omdat er vanzelfsprekend geen verkeersborden op ware grote gebruikt konden worden, werden door de leerlingen van de Ambachtsschool speciaal kleinere borden voor de verkeertuin gemaakt. Ieder bord was verplaatsbaar, zodat telkens nieuwe verkeerssituaties gemaakt konden worden. De opening werd verricht door de vrouw van hoofdcommissaris Gualthérie van Weezel. 

In 1954 werd nog beperkt gebruikgemaakt van de verkeers-tuin, maar in 1955 zou het vak ‘Practisch Verkeersonderwijs’ standaard aan het lespakket toegevoegd worden. In de eerste jaren na ingebruikname bleek de verkeertuin echter één groot probleem te kennen. Hele klassen kwamen op de fiets door de stad naar de verkeerstuin om daar te fietsen. Dit, terwijl de verkeers-tuin juist bedoeld was om in alle rust en veiligheid te kunnen oefenen. Daarom leverde de politie in 1957 vijftien fietsen aan de verkeerstuin. Hierdoor konden de leerlingen in het vervolg met de bus naar de verkeerstuin komen. Vanaf die tijd schoten verkeers-tuinen in Nederland haast als paddenstoelen uit de grond. Ook in Den Haag ontstonden nog meer initiatieven. Zo werd in 1961 een start gemaakt met de mobiele verkeersschool. De vaste verkeerstuin aan de Hemsterhuisstraat lag voor sommige scholen namelijk op behoorlijke afstand en was daardoor lastig bereikbaar. Een mobiele verkeerstuin bestond uit een vrachtwagen met daarin fietsen, trapauto’s en alle benodigde verkeersmaterialen. De eerste mobiele verkeerstuin was op het oude terrein van de Alexanderkazerne. Een ander voordeel van de mobiele verkeerstuin was dat deze in de wintermaanden en bij slecht weer ook in een hal of ander overdekte ruimte gebruikt kon worden. 

De echte vlucht in aantallen verkeerstuinen ontstond toen oliemaatschappijen de aanleg gingen sponsoren. Dit ging natuurlijk gepaard met de aanleg van een miniatuur tankstation van de desbetreffende maatschappij als reclame in de verkeerstuin. In 1962 ontstonden plannen voor de aanleg van een nieuwe verkeerstuin aan de Hengelolaan. Betonmaatschappij NBM wilde graag ter viering van hun 60-jarig bestaan hier een grote bijdrage aan leveren. De reden dat zij dit juist in Den Haag wilden doen, was omdat de gemeente Den Haag hun oudste opdrachtgever was. De betonmaatschappij schakelde de inmiddels gepensioneerde ingenieur E.W.A. Staring in voor het ontwerp. Ook legden zij uiteraard de wegen aan. Een exploitant van benzinestations bood twaalf trapauto’s, de wegbewaking en een tankstation aan. De gemeente zorgde voor de beplanting en wilde graag een spoorwegovergang en verkeerslichtinstallatie. De spoorwegovergang werd uiteindelijk door de Spoorwegen geschonken. Ook kwam in de tuin een rolschaatsbaan en meerdere speeltoestellen, zodat kinderen leerden omgaan met spelen naast het verkeer. 

Op 13 april 1965 werd naar eigen zeggen de grootste verkeerstuin van Nederland door de Wethouder van Openbare Werken en Verkeersaangelegen-heden geopend. Hij werd bij de opening bijgestaan door een Engelse Bobby (Beardow Carylon) en een Franse Gendarme (Armand Feith). De verkeerstuin aan de Hengelolaan had maar liefst een oppervlakte van 6400 m2. Vanuit de Haagse politie werden twaalf instructrices aangesteld voor de verkeerstuin. Hun taak was de jeugd te leren omgaan met het verkeer en de verkeersregels. Middels de verkeerstoren hadden zij een goed overzicht over de hele tuin en konden alles scherp in de gaten houden. Veel Haagse kinderen zijn op deze plekken vertrouwd geraakt met het verkeer. Al in 1965, het jaar dat de verkeerstuin aan de Hengelolaan opende, trok de Nederlandse Vereniging ter Bescherming Voetgangers het nut van verkeerstuinen in twijfel. Zij vroegen daarom een wetenschappelijk onderzoek aan om te bepalen of het geld wat in verkeerstuinen werd gestoken niet beter op een andere manier met meer rendement zou kunnen worden besteed. Sindsdien is het met de verkeers-tuinen hard bergafwaarts gegaan en zijn er in Nederland nog maar enkele verkeerstuinen over. Deze worden overigens geen van allen nog voor verkeerslessen gebruikt. Toch blijft de verkeerstuin voor velen een memorabele plek, waar veel geleerd is, maar waar je jezelf toch vooral even mocht wanen in de grote wereld van het verkeer. 

Bronnen: 

www.rijwiel.net 
delpher.nl
Het Haags geheugen, de 75 dingen die geen Hagenaar mag vergeten, Ineke Mahieu en Ad van Gaalen


Details

  • Schrijver

    Meine Ludema
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Hengelolaan, Verkeerstuin. Foto uit 1975, Stokvis, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    01-2024

Meest gelezen artikelen