Skip to main content

Mijn herinneringen aan de Fultonstraat


Eerder verschenen er artikelen van Ruud Weber en Danny van der Steen over de Fultonstraat. Graag deel ook ik mijn herinneringen aan deze straat in de periode 1946-1968. Ik werd op 29 december 1937 geboren in de Vier Heemskinderenstraat nr 138 te Den Haag, daarna heb ik achtereenvolgens gewoond in Dordrecht en Rotterdam om vervolgens in 1946 weer terug te verhuizen naar Den Haag, naar de de Fultonstraat. 

Na de heftige oorlogsjaren in Rotterdam kwam ik volledig tot rust in de autoloze Fultonstraat. Hier volgt een greep van de namen en (oneven) huisnummers die ik mij nog herinner. Op nr 1 bevond zich Slagerij Jacques Roest. Op nr 9 de tambour-maître die altijd vanuit zijn huis verzamelde en met veel, maar mooi geluid vertrok. Op nr 11 woonde Bep Nep die later is vertrokken naar Canada. Nr 13 de familie Kajat, oprichters van Soeboer Koningsstraat/Brouwersgracht. Op nr 33 de familie Smeets, nr 35 Tante Poesje, nr 41 Tante Mien, nr 43 de familie Van Leeuwen, nr 45 familie Stauttener, nr 49 de gezusters Gelauf, met in de achtertuin een gigantische perenboom die boven het dak van de tweede etage kwam en om het jaar veel vruchten gaf. Op nr 167 zat Schoenmaker Douw, familie Van der Lek op nr 181, een in de oorlog illegale drukkerij waar ik nog heb geholpen met brieven vouwen en in enveloppen stoppen. 

De namen op even huisnummers die ik mij nog herinner zijn: op nr 2 een groenten- en levensmiddelenwinkel, op nr 6 Kalisvaart, nr 8-10 een Bouw en aannemersbedrijf, nr 12 mevrouw Vegers en op nr 42 woonde mijn jeugdvriend Joop Vermeulen. Net om de hoek op de Beeklaan 290 zat kapper Snoo, wiens zoon en later kleinzoon een kapperszaak in de Vlierboomstraat hebben. Paul Lieshout, mijn jeugdvriend woonde op de Beeklaan 292. Zijn vader werkte als ober/kelner bij café Emma op het Regentesseplein. 

In met name 1946 reden er sporadisch auto’s over de Beeklaan, laat staan door de Fultonstraat. Wanneer wij op straat speelden, liepen wij als we een auto hoorden aankomen gauw naar de hoek Beeklaan/Fultonstraat want het was nogal een bezienswaardigheid. Het enige vervoer dat er door de Fultonstraat kwam, waren de handmatig geduwde karren van onder andere de melkboer (de Sierkan), de bakker (Hus), de schillenboer en de lorreboer. Doordat er geen auto’s door de straat reden, hadden wij de hele straat voor onszelf om bijvoorbeeld putdeksel voetbal te spelen met een bal gemaakt van in elkaar geperste kranten omwikkeld met touw. Later speelden we met normale ballen tegen de twee grote vrachtwagen deuren van Kalisvaart. We speelden landjeveroveren, tollen, krijten. 

In de strenge en lange winters waren we druk met sneeuwpoppen maken, stoepen sneeuwvrij maken tegen een vergoeding van gemiddeld 25 cent, kerstbomen rausen die we met oud en nieuw verbrandden voor het belastingkantoor (waar mijn vader toen werkte). Vanaf mijn achtste jaar ben ik gaan voetballen bij Quick Steps aan de Nijkerk-laan, waar ik nog regelmatig een alcoholvrij biertje kom halen. We schaatsten op de kom Loosduinseweg/kade en via de Valkenboskade/Loosduinsekade gingen we naar de veiling in Loosduinen. Sleeën deden we in de duinen bij de Laan van Poot.

In de warme zomers gingen we bijna iedere dag lopend via de Beeklaan, langs het huis van minister Willem Drees, door de tankval baggerend langs de Houtrusthallen naar het strand, enerzijds het Verversingskanaal en anderzijds het stront gemaal. Ook gingen we een aantal weken van de grote vakantie naar de overblijf vakantie op het De Savornin Lohmanplein. We speelden op de zandvlakte, liepen naar zwembad De Regentes. Daar dook ik weleens van de bovenrand van de kleedhokjes in het diepe gedeelte.

Kort terug naar de periode dat mijn familie in Rotterdam woonde. Ik heb hiervan geen foto’s, maar wel sterke emotionele herinneringen; met name in 1944-1945 heb ik vele bombardementen gezien en parachutisten/bommenwerpers. Tijdens een van de vele bombardementen in 1944 is mijn school totaal verwoest en moesten wij naar een groot herenhuis aan de Boezemsingel. Het fototoestel van mijn vader werd in 1945 door de Duitsers in beslag genomen. Ik herinner me nog dat we vanaf ons hoge dak kiezelsteentjes naar de Duitsers gooiden en via de achterkant vluchtten. 

Mijn vader was chef van de Veluwe, een groot levensmiddelenmagazijn van waaruit de levensmiddelen met de hand geduwde kar werden bezocht. Indertijd hadden wij een grote Bouvier, Penny. Zo vals en lief als geen ander. Mijn vader had hem geleerd om op commando van mij te grommen en zijn grote tanden te laten zien. Als er Duitsers aan de deur kwamen, maakte ik de deur open samen met Penny, gaf zachtjes het commando en al snel volgde er een ‘Komm nicht loos wier gehen weiter’. Bij een van de razzia’s kwamen er Duitsers in ons huis voor mijn vader. Ze vonden hem niet, want hij zat achter in het magazijn in de bakfiets verstopt.

Mijn moeder ging regelmatig naar een boerderij in Overschie om eieren en vlees te halen in ruil voor levensmiddelen. Iedere dinsdag was er vlak voor ons huis een koeien- en schapenmarkt. Als de koeien opge-borgen waren, gingen de boeren koffiedrinken, waarop ik snel met een grote kan of emmer de koeien melkte. De boeren waren erg boos, want zij zagen het aan de uiers en de koe was minder waard - jammer voor de boer maar ik had mijn portie melk. Het handjeklap bij de verkoop vond ik interessant. Waar het vandaan kwam wist - en weet ik nog niet - soep uit gamellen, heerlijk.

Regelmatig werden er bomen omgezaagd en in het magazijn in dikke plakken gezaagd en door mij in kleine houtjes gehakt voor de houtkachel, waar altijd een houten wasrek omheen stond om de was te drogen. Toiletpapier was er niet dus scheurde mijn moeder kranten in repen, prikte die op een haak en daar veegden wij onze kont mee af. Schuin beneden ons huis woonde mijn vriendinnetje. Haar vader had een garage en was de enige bezitter in de wijde omgeving van een auto, een oud model Citroën met het reservewiel achterop de bumper. Op enig moment ging zij met haar vader met de auto weg. Ik mocht niet mee, maar stapte op het laatste moment op de bumper en omklemde het reservewiel. Niemand in de auto merkte dat ik achterop de bumper stond en zeer bang was. Op enig moment werd de auto ingehaald door een Duitse militaire wagen en liet de auto stoppen. Ik kreeg flink op mijn donder en moest naar huis lopen - en dat was een heel eind! Thuisgekomen kreeg ik nogmaals flink op mijn donder van mijn moeder die vanachter het raam had gezien dat de auto met mij er achterop weg was gereden…


Details

  • Schrijver

    Theo van Leeuwen
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Samen met moeder op het Koningsplein
  • Editie

    11-2024

Meest gelezen artikelen