Mijn jeugd in de Johan Gramstraat
Ik wil graag een stuk schrijven over waar ik opgroeide in de Johan Gramstraat, gelegen in het Laakkwartier en wel tussen de Laakkade en de Antheunisstraat. De wijk is gebouwd in de jaren dertig, wat je goed kan zien aan de overhangende dakgoten en glas-in-lood ramen in de smalle bovenramen boven het grote raam. Wij kregen een benedenwoning toegewezen omdat mijn vader zwaar hartpatiënt was. Ik was één jaar oud en mijn broer drieënhalf jaar toen we in de Johan Gramstraat kwamen wonen.
Het was een straat met voortuintjes en op de hoeken portiekwoningen. Boven elk benedenhuis waren twee bovenhuizen met nog een zolder-etage. Op drie van de hoeken van de straat was een winkel gevestigd. Op de hoek van de Isingstraat zat de groenteboer Ben en die had een vrachtauto met platte laadbak, een Opel Blits. Daarnaast zat de melkboer Van Dijk. Daar tegenover zat Mink, een elektronicazaak waar onder andere radio’s werden gerepareerd. Op de hoek van de Antheunisstraat zat een kapperszaak met zo’n rood-witte stok aan de gevel die schuin naar boven stak. Ik ben er maar één keer geweest, daarna ging ik naar de kapper in de Oudemanstraat.
Indertijd waren er nog geen auto’s in de straat, dus konden we lekker spelen. De buurjongens Philip Smit van nr. 76 en Arie Vermunt van nr. 47 hebben in de zomer van 1957 een straatfeest georganiseerd. Dat was op aangeven van een buurman waar steeds de bal in de tuin kwam wat hem erg boos maakte. Tegen Philip zei de buurman: “Ga eens wat nuttigs doen”. Dat werd dus het organiseren van een straatfeest. Er woonden veel kinderen in de straat, dus dat was een goed idee. Samen met Adrie Vermunt, die een opleiding deed in de elektronica, hebben ze dat gedaan. De straat werd afgezet met een touw, wat eigenlijk niet mocht, maar dat deerde niet. Er werden spelletjes georganiseerd, zoals hardlopen, koekhappen, zaklopen etc. Iedereen moest verkleed zijn. Adrie zorgde voor de muziek en een microfoon voor het omroepen. Het was een groot succes!
Ieder jaar was er ’s winters sneeuw en ijs op de sloot. Er werd niet gestrooid en als er een auto door de straat kwam, gingen we erachter hangen; we pakten ons beet bij de bumper - dat kan tegenwoordig niet meer, maar bij de oude auto’s zat zo’n verchroomde, stalen bumper waar je je goed aan kon vasthouden. Soms hingen we er met vijf man aan en dat trok die auto niet meer, slipte door en als de chauffeur dan uitstapte, moesten we wel maken dat we wegvluchtten. Als er sneeuw lag, wat soms wel wekenlang bleef liggen, maakten we twee heel lange glijbanen op straat. Eén heen en de andere ernaast voor terug. Ze waren dan wel twintig meter lang op den duur. Als het meezat, waren ze er nog de volgende ochtend, of een boze buur had er zout op gestrooid.
We speelden stoeprandje gooien en lijn bal over een touw dat gespannen was vanaf de lantaarnpaal naar de regenpijp bij een huis. Ook speelden we veel verstoppertje en tikkertje. We maakten tenten van een doek dat we aan een hekje van een voortuin vastknoopten. Ook speelden we putjekras, een soort verstoppertje, waarbij één kind zoeker is en de rest zich verstopt. Een grote rioolput op straat is de buut. Je start doordat iemand de bal weg trapt en de zoeker moet deze ophalen en achterstevoren teruglopen naar de buut. Als diegene die zoeker was ver van de buutplaats was en je van je verstopplaats naar de buut liep voordat de zoeker er was, dan schopte je de bal weg. Dan moest de zoeker opnieuw teruglopen en tot tien tellen. Zo kon iedereen zich weer verstoppen. Zo ging dat ongeveer.
Wij hadden ook een zogeheten zeepkistkar. Het was van een onderstel van een kinderwagen gemaakt met een neus erop. Dan kon je met een touw de voorwielen besturen en iemand duwde je dan vooruit. Mijn broer kon heel hard duwen en als we dan de bocht om gingen en er iemand op de stoep liep, was het goed sturen anders reed je die persoon ondersteboven. Er kwamen van lieverlee meer auto’s in de straat, maar overdag ging men met de auto naar het werk zodat we alsnog heerlijk konden spelen op straat. Als we aan het voetballen waren en er een politie op de fiets aankwam, werd de bal afgepakt. We zorgden er dan wel voor dat we hard wegliepen met de bal. Wat we ook wel deden was een fakkel maken van oude kranten en deze dan aansteken. Dan liep je hard met de fakkel horizontaal en dan zat er vuur aan de voorkant en veel rook aan de achterkant.
Overigens weet ik nog heel veel namen en adressen op te noemen, maar daarvoor is geen ruimte op deze pagina. Mocht u als lezer interesse hebben om het originele stuk te ontvangen, kan ik u dat per mail opsturen.
Reacties mogen ook naar Lois Bierens
Details
-
Schrijver
Peter Bierens -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
V.l.n.r. Louis Bierens, Hans Zwalve, Dikkie Modderman, Hans Waltar, Huib Smit, Peter Bierens, Pietje Breman, Wim Breman en vooraan Kees Stuiver -
Editie
13-2024