De leerlingen van de Comeniusschool
Een paar jaar geleden keerde ik terug naar de buurt waar ik mijn jeugd heb doorgebracht, in de periode 1946-1961. Dat was de Kempstraat met alle straten die daarop uitkwamen. Waar waren winkels als bakker Hus, de paardenslager en groenteboer annex kolenhandelaar Schouten op de hoek van de Kempstraat gebleven? Ik waande me nu in het buitenland, ook wel bijzonder.
De deur van de Julianakerk, waar ik elke zondag met mijn moeder kwam, stond open. Opgetogen stapte ik naar binnen. Een deel van de kerk was een ontmoetingsruimte voor de buurtbewoners en gelukkig niet veranderd in appartementsgebouw, sportschool of supermarkt. Al snel werd ik door iemand uit Syrië of Turkije welkom geheten. Ik vertelde over mijn belangstelling voor de kerk, waarop hij zei dat ik op donderdag terug moest komen, want dan komen er allemaal oude mensen die over de wijk vertellen. Dat was duidelijke taal.
Verder liep ik naar mijn oude school, de Comeniusschool. Aan de buitenkant een stenen kolos met nog de raampjes van de wc’tjes te zien. Op de gevel stond een tekst die ik niet meer weet, maar het was duidelijk geen school meer. Waar zijn de kinderen gebleven? Is er ergens een moderner gebouw neergezet? Ik realiseer me dat er voor die tijd bijzonder onderwijs gegeven werd. In klas 6 kreeg je Franse les, nu vervangen door Engels. Er waren speciale leerkrachten voor handvaardigheid, handwerken en gymnastiek. Jongens en meisjes leerden doosjes van karton te maken met passende dekseltjes. Soms bekleed met stof en met vakjes erin. Dat was passen en meten. Werkstukjes van klei werden soms in een oven gebakken. Helemaal ‘in’ was het figuurzagen van onder andere kabouters. Een heel gedoe was telkens weer het breken van de zaagjes. De meisjes kregen daarnaast les in breien, haken, naaien en borduren. Goed voor de toekomst als huisvrouw! In de laatste klas maakten we een kapmanteltje, geborduurd en helemaal met de hand afgezoomd. Het vormde een cirkel van 360 graden. We werkten er een heel jaar aan. Mijn moeder sloeg dat om haar schouders als ze gezeten voor de kaptafel het haar ging kammen. Zeker veertig jaar heeft het dienst gedaan.
Later ontdekte ik dat de werkjes van de lagere school en MULO tien jaargangen in een handwerkboek heel nauwkeurig beschreven stonden. Onze handwerkjuf heeft die misschien wel veertig jaar zonder enige fantasie laten uitvoeren. In die tijd speelde creativiteit geen enkele rol. Begrijpelijk dat er in de jaren zestig een kentering kwam en men alles losliet. Helaas kwam er niets voor in de plaats. Karel Appel zou gezegd hebben: “Ik rotzooi maar wat aan”. In de zesde klas, nu groep 8, kwam de heer Feenstra het kindergezang begeleiden met zijn viool. Uit volle borst zongen de kinderen dan liederen als: Op de blanke top der duinen of Wiens Neêrlands bloed door de ad’ren vloeit, maar ook mijn lievelingsliedje: Een karretje op de zandweg reed, geschreven door J.P.Heije, de auteur die ook Zie ginds komt de stoomboot weer aan en Van zeven kikkertjes schreef. Wiens Neêrlands bloed kan in deze tijd niet meer gezongen worden, maar wij vonden het prachtig!
Als meisje was ik hevig verliefd op de gymleraar, Kees van Zweeden. Een grote man met een bos rood krullend haar. Ik had dezelfde kleur haar en werd daarmee geplaagd. De papiertjes die ik in de brievenbus vond met de tekst ‘vuurtoren met rood licht’ deden me niets. Mijn moeder zei altijd dat de kinderen jaloers waren op mijn mooie haar. Dat begreep ik niet. Jaren later lieten veel vrouwen hun haar zo verven. Als oude grijze bol kijk ik vol melancholie naar de prachtige roodharigen. Kees van Zweeden gaf alle leerlingen ritmisch gym, dat hij met zijn pianospel begeleidde. Vaste prik daarna waren trefbal of volleybal. Lichtelijk eenzijdig, maar ik vermoed dat het paard, de bok en ringen in de oorlog weggehaald zijn. Als kind wist ik niet dat hij in het verzet had gezeten en in het Oranjehotel opgesloten.
Na de oorlog heeft hij veel voor anderen gedaan. In het jaarboek 2004 van Historische Vereniging Rijswijk lees ik ook wat hij voor de nieuwe sport volleybal betekend heeft. Tijdens zijn lessen stonden de zaaldeuren naar het schoolplein open en zag je vanuit de klas de kinderen bewegen op het pianospel van Kees. In het bijzonder herinner ik me het eerste pianoconcert van Tchaikovsky. Door hem en later versterkt door de jeugdconcerten in het Gebouw van Kunst en Wetenschappen heb ik klassieke muziek leren kennen en kan ik in alle gemoedstoestanden mijn geluk daarin vinden.
Mijn passie voor geschiedenis heb ik gekregen van meester Crebas, die prachtig over de tachtigjarige oorlog kon vertellen. Nooit ben ik zijn adres vergeten: Willem de Zwijgerlaan 100. Oh, kon ik daar maar een glimp van meester Crebas opvangen. Helaas was het voor een negenjarige te ver fietsen.
Uit mijn relaas blijkt wel hoe belangrijk juffen en meesters zijn in het leven van kinderen. Op de MULO had ik grote bewondering voor juffrouw Berghout en meester Den Hengst, die helaas veel te vroeg overleed. De hele school was aanwezig bij zijn begrafenis, de eerste voor mij.
Vier kinderen van mijn klas met 36 leerlingen in 1948 gingen later door naar de MULO en zelfs door naar de kweekschool in de Galvanistraat. Een oud gebouw waar je je boterhammetjes zittend op de trap moest opeten. Rond 1958 betrokken we een nieuw gebouw aan de Hortensiastraat. Op de foto van september 1948 ziet u op de bovenste rij v.l.n.r Mattie Herrie, Yvonne Piket (nog steeds mijn vriendin), ?, Bert van Laar, Corrie, ?, Gonda de Lange, Marijke Rouwendaal, Liesje van Loon, Rardie Vroegop. Op de tweede rij: Tonnie, Hennie ten Hoopen (van de bakker hoek Schaarsbergenstraat), Beppie Knip, ?, Ineke Meesters, Marianne en drie onbekende jongens. Derde rij: Charles Timmerman, ?, Leo Kraaijeveld, ?, Juffrouw Van Rossum, Marina Droffelaar, Marja, ?. Vierde rij: Jopie Chaudron, Dick Trommel, Leo Kunz, ?, Rudie, ?, Dickie Platteel, Johan (Morel) van Mourik. De laatste ging via de MULO naar de kweekschool, waar hij uiteindelijk leraar Nederlands werd.
Als afscheid van mijn uitstapje naar mijn oude school besloot ik naar mijn vroegere woonadres te gaan: Schalkburgerstraat 239. Bovenaan de trap stonden geen fietsen, maar vrolijke bloembakken. Opmerkelijk was dat het wc-raam met een plaat hout was dichtgespijkerd. Jammer, want in mijn tijd kon je als kind zittend op het toilet de gesprekken op het portiek volgen van de buurvrouwen met mijn moeder. Ja, kleine potjes hadden grote oren!
Vol mooie herinneringen ging ik weer richting het station, terug naar Zeist. Hopelijk komen er bij lezers weer wat herinneringen naar boven.
Details
-
Schrijver
Lizzy van Loon -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Schoolfoto van september 1948 -
Editie
14-2024