Skip to main content

De feestmaand december begon in de Middeleeuwen

De maand december leent zich bij uitstek om met elkaar feest te gaan vieren. Dat was in de Middeleeuwen ook al het geval. Denk maar aan het feest van Sint-Nicolaas, de viering van kerst en oud en nieuw. In de loop der jaren zijn er de nodige veranderingen aangebracht in de manier waarop die feesten worden gevierd, maar deze traditie wordt in zijn algemeenheid gelukkig nog steeds gehandhaafd. Omdat het in december ’s avonds al snel donker wordt en het buiten aardig koud kan zijn, kruipt men graag bij elkaar om iets te vieren. ‘Gezellig’, zeggen we dan, om een goed Nederlands woord te gebruiken. 

Middeleeuwen

Men fietst niet meer, men sjeest.
Men wandelt niet, men rent.
Er wordt wat afgepeesd
en aardig wat ontkend.

Omdat wij niet meer in
de Middeleeuwen zijn,
zijn wij verlicht en vrij
consumptieslaaf te zijn.

Verlicht, maar weinig zicht.
Mijn God, wat ik u schreeuw,
geef ons voor extra licht
zo’n donk’re middeleeuw.

In dit gedicht vergelijkt Herman Finkers het heden met de Middeleeuwen. Dat er aardig wat ontkend wordt, is goed getroffen. Kijk maar eens wat er op dit moment zoal door diverse politici beweerd wordt. Hij noemt de Middeleeuwen donker. Het is maar de vraag of dit juist is. Deze gedachte hebben we te danken aan de Italiaan Francesco Petrarca (1304 tot 1374) en zoals wel vaker gebeurt, werd zijn opvatting eeuwenlang klakkeloos nagepraat. Ik las hierover: “Denk je aan de Middeleeuwen in Europa (circa 500 tot 1600) dan is de kans groot dat je een duistere tijd van stilstand en verval voor de geest haalt. De mensen waren dom, wreed en hopeloos bijgelovig. Maar niets is minder waar.” 

Laat ik drie fabels over die tijd ontkrachten. Iedereen was vies. Onzin, men gebruikte al zeep en bezocht badhuizen en dan niet alleen de rijken. Ook waste men vaak zijn of haar handen. Men at meestal met een zelf meegebrachte lepel en toen de vork na die tijd uitgevonden werd, ging men z’n handen juist minder wassen. Men dacht dat de aarde plat was. Klopt niet. Al vanaf de negende eeuw wist men dat de aarde bolvormig is. Het was een tijd van irrationaliteit en verval. Juist in de Middeleeuwen werd het nodige ontdekt en ontwikkeld, denk aan de uitvinding van de bril, de mechanische klok, de wielploeg, de drukpers en de windmolen. De gilden zorgden ervoor dat men zich kon ontwikkelen en middeleeuwse kunstenaars zoals Jheronimus Bosch wrongen zich los uit het keurslijf dat door de katholieke kerk werd opgelegd. 

Uit bodemvondsten is gebleken dat er in de zesde eeuw al mensen woonden op de plek waar nu Den Haag ligt. Zo heeft men in de duinen bij Solleveld en Ockenrode een grafveld ontdekt dat gedateerd wordt tussen 550 en 650. Het kustgebied van Noord-Frankrijk tot in Denemarken dat Frisia genoemd wordt, was toen ten dele bewoond. Het is gebruikelijk om de Middeleeuwen in drieën te verdelen. Dit deel noemt men de Vroege Middeleeuwen. In het volgende deel, de Hoge Middeleeuwen, werden de fundamenten van het huidige Den Haag gelegd. Graaf Willem II is in 1248 begonnen om het reeds bestaande grafelijk verblijf om te bouwen tot een kasteel, het Binnenhof. Zijn zoon, Floris V voltooide de Ridderzaal en liet een verguld dak met torenspitsen aanbrengen. ‘Een coniclic palaes, daer hi van hoghen saken des rijcs te richten plach’. Later is rond het Binnenhof het dorp Den Haag ontstaan. 

De oppervlakte van Den Haag was aanzienlijk en omvatte behalve het dorp Die Haghe zelf ook nog Scheveningen, Eikenduinen, Halfloosduinen en Nieuwveen (Nootdorp). Tijdens het laatste deel, de late Middeleeuwen, groeide de bevolking gestaag. In 1334 kreeg Den Haag toestemming om een eigen jaarmarkt te houden en vanaf 1391 had onze stad een eigen bestuur. Het hofleven breidde zich ook steeds meer uit, evenals de nijverheid en de handel. Rond 1500 woonden er zo’n achtduizend mensen in Den Haag. Ondanks het feit dat Den Haag geen stadsrechten had gekregen, had dit dorp de allure van een echte stad. Tot zover een kort overzicht van het wel en wee in onze stad tijdens de Middeleeuwen.

Een van de manieren om de dagelijkse sleur te doorbreken en de zorgen even opzij te zetten, is door samen met anderen plezier te gaan maken. Dat is van alle tijden. Meestal gebeurde dit in een kerk omdat dat in de Middeleeuwen vaak het enige grote gebouw was, zowel in een stad als in een dorp. In de dertiende eeuw was er in onze stad een houten kerk gebouwd die een eeuw later vervangen werd door een grote stenen kerk. Weer een eeuw later werd deze kerk vergroot en de kerktoren was wel 92,5 meter hoog. Ik bedoel de Grote of Sint-Jacobskerk bij de Dagelijkse Groenmarkt. Naast de al eerdergenoemde feesten die ook nu nog in december gevierd worden, was er nog een feest dat in die tijd uitbundig gevierd werd.

Het narrenfeest

Dit feest werd rond Kerstmis en Driekoningen gevierd, soms op 23 december, maar ook wel op nieuwjaarsdag. 23 december was de dag der onnozele kinderen. Onnozel in de oorspronkelijke betekenis van onschuldig. De kinderen gingen dan verkleed als volwassenen de huizen langs om snoep en geld te vragen. Vergelijkbaar met het Sint-Maartenfeest op 11 november. Tijdens het narrenfeest gingen grote groepen verklede en gemaskerde feestvierders de straat op om door de straten en stegen te hossen. Ze gingen vervolgens de kerk binnen om bij het altaar te gaan dansen, te gaan dobbelen of te gaan eten. Na afloop hiervan gingen de geestelijken op een mestkar de stad rond om de omstanders aan het lachen te brengen. De monniken zochten tijdens dit feest de nonnen op om ook aan de zwier te gaan. U ziet het, een uitlaatklep voor de rest van het jaar waar men zich ingetogen moest gedragen. Het huidige carnaval lijkt hier nog het meest op.

Misschien heb ik u op een idee gebracht… Fijne dagen!


Details

  • Schrijver

    Carl Doeke Eisma
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Stad in de Middeleeuwen. Schoolplaat getekend door J.H. Isings
  • Editie

    24-2024

Meest gelezen artikelen