Skip to main content

Van kinderspelen via ‘fredikeetjes’ naar clubvoetbal


Najaar 1945. Na onze evacuatie in 1942 weer in het Haagje beland, ingekwartierd bij de gastvrije familie Wories op de Prinsengracht 180. Niet echt blij natuurlijk, want dankzij die rotoorlog waren wij, behalve mijn vader die op zee was gesneuveld, ook ons huis in de Amandelstraat kwijtgeraakt. Op mijn nieuwe school, de Professor Gunning, was het voor een ‘onkerkelijke’ als ik wel even wennen, evenals aan het stadse leven en het vulgair Haags, het taaltje van de meeste van mijn nieuwe vriendjes. Wat echter nauwelijks voor mij veranderde, waren de traditionele straatspelletjes. Nog even trouw seizoengebonden: van de (kalk)knikkertijd naar de (prik)tollentijd, van het hinkelen naar het touwtjespringen, van het hoepelen naar het bokkie springen...

Aan die kinderpret kwam rond mijn elfde jaar een eind doordat ik op een goede dag het straatvoetbal ontdekte. Soms, als we mazzelden, trapten wij tegen een verfomfaaide tennisbal, maar vaker moesten wij het doen met zo’n stuiterig rubberballetje, voor een ‘duppie’ te koop bij de kantoorboekhandel op de hoek van de Monstersestraat. En daarmee ‘voetbalden’ wij dan, op zijn best vijf tegen vijf, inbegrepen de vliegende kiep, met onze jassen als doelpalen. Dit deden wij vrijwel dagelijks op onze favoriete speelplek, het pleintje eind ’s Gravenzandelaan, bij de Van Damstraat. Maar voor het zogenaamde ‘fredikeetje’ verhuisden wij van tijd tot tijd van ons veldje naar de speelweide van het Zuiderpark, waar wij andere jongens voor een partijtje uitdaagden...

Nu weten de ouderen onder ons dat straatvoetbal op een pleintje eind veertiger jaren verboden was. Vanwege de auto’s? Die zag je namelijk nauwelijks in die buurt, hooguit af en toe een paardenwagen, zoals die van Van Gend & Loos. Maar je wilt niet weten hoeveel balletjes wij daar bij die dienstkloppende ‘stief-oom’ agent hebben ingeleverd. Ook in de Lange Lombardstraat, vlak naast onze school, wanneer onze tirannieke bovenmeester langsfietse, werden wij bruut van ons kostbare speeltje beroofd...  Temidden van deze kommer en kwel verzamelden wij jongens fanatiek voetbalplaatjes, klampten daartoe bij sigarenboer Korlvinke beleefd klanten aan, bewerkten familieleden en bekenden, en zo druppelden die felbegeerde plaatjes gestaag binnen: Micky Clavan, Bertus De Harder, Frans de Munck, Theo Timmermans, plus al die anderen; ik meen wel honderd in totaal. Met ruilen en bietsen hadden wij het er dagelijks ‘mieters’ hartstikke druk mee.

Maar werd het nu voor mijzelf niet eens langzamerhand tijd voor een voetbalclub? Ongetwijfeld, maar eerst nam neef Ton van Dijk mij nog mee naar een Holland-België in het Olympisch stadion, waar Abe Lenstra deze keer bij 3-1 achter het weer eens op zijn heupen kreeg: twee dribbels vanaf de middenlijn en we eindigen keurig in 3-3 gelijk. Ook Faas Wilkes toonde er die middag zijn benijdenswaardige kunsten. Sport en Sportwereld waren de kranten die je toen elke maandag verslond. Spraakgebruik als ‘klimmend schot, free-kick en pienantie’ maakte jou tot een ‘ingewijde’.

Na afloop van een wedstrijd ADO-Ajax op het V.U.C–terrein aan de Schenkkade, waar ADO-doelman Frans Kok er zes om de oren kreeg, uitslag 0-6, vond mijn ADO-oom Frits Sint Nicolaas (geen grapje!) dat het tijd werd om mij bij ADO aan te melden. Nog even proefspelen en ik zou ook lid van die grote familie worden. Maar zover kwam het echter niet, immers als je in je leven nog nooit een voetbal, zelfs geen ‘drietje’ hebt geraakt, ziet ook een ADO-oom geen kans jou door de selectieprocedure heen te smoezen. Gelukkig brengt een achterneef redding. Deze Wim was een van de broers Tap, oud-international (33 caps), onder wiens leiding ADO begin jaren veertig zelfs tweemaal kampioen van Nederland werd. Diezelfde Wim Tap trainde in de late jaren veertig bij de club HSV Westerkwartier, waar tijdens de ballotage minder streng naar je kwaliteiten als voetballer dan naar je afkomst werd gekeken. Omdat de velden van Westerkwartier aan de Duinlaan kort na de oorlog nog steeds niet waren vrijgegeven, debuteerde ik op het terrein van Laakkwartier, de club die Westerkwartier een aantal jaren collegiaal onderdak bood. Daar veroorzaakte ik als invaller in een mum van tijd een ‘pinantie’: als was ik Frans de Munck, plukte ik in het strafschopgebied die reuzenbal argeloos met beide handen uit de lucht... Die blunder werd mij langzamerhand vergeven. Eenmaal voetballend aan de Duinlaan, naast de toenmalige Milva-kazerne, ‘balde’ ik er met mijn helaas wijlen vrienden Hans Remeyn en Jan van Santen vrijwel dagelijks op los, en ook de duinloopjes, ondanks al onze tegenzin, verzaakten wij zelden of nooit. De eerste elf van Westerkwartier speelden toentertijd in de derde klas KNVB. Voor het allerbeste voetbal togen wij soms naar ADO, maar vaker nog naar Houtrust, waar H.B.S. zetelde, toen eveneens een eerste klasser, met tal van spelers van naam, zoals een Jampie Kuneman, een Anton van der Vegt en een Fred Röhrig.

In die vroege jaren vijftig kreeg ik als halve oorlogswees jaarlijks een groepsvakantie aangeboden, verzorgd door het Prinses Margrietfonds. Een van de jeugdleiders bij zo’n reisje was nota bene Rinus Michels, de toenmalige midvoor van Ajax en onze Oranje-elf. En natuurlijk speelden wij onder diens enthousiaste leiding een paar onderlinge partijtjes, waarbij het er zeker niet kinderachtig aan toeging, ook al voetbalden wij op onze blote kakkies (voeten). Een paar jaar later zag een tijdelijke gymleraar zowaar wel iets in mij als toekomstig stopperspil voor zijn ‘cluppie’, en dat bleken de ‘kraaien’ van H.B.S te zijn. Maar ik moest deze mijnheer Fred Dutrieux meteen teleurstellen; ik had immers net besloten het beroep van zeevarende te verkiezen boven dat van uitzichtloos aspirant-schrijver, of wat dan ook, op een of ander Haags ministerie.                                                                                         

Eind jaren vijftig: op een hobbelig amateurveldje in Buenos Aires speelden de bemanningen van de schepen s.s. Amstelland en m.s Algorab een partijtje voetbal tegen elkaar, en wel onder auspiciën van het lieftallig personeel van nachtcafé Het Lichtschip. Het leek een beetje op zo’n ‘fredikeetje’ dat wij als jochies ooit uitvochten op de speelwei van het Zuiderpark, zij het dit keer met een echte voetbal, en met na afloop als hoofdprijs voor alle spelers en omstanders een gezellige en overvloedige Argentijnse barbecue. Of ik toen tijdens dat feestje heb vermoed dat dit mijn definitieve afscheid van het actieve voetbal was...?

 

 


Details

  • Schrijver

    Theo van der Wacht
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

  • Editie

    28-2020

Meest gelezen artikelen