Skip to main content

De nasleep van een lentedag

Reden van bestaan

Wandelend op de Hogewal
In Holland’s netste stad Den Haag
Geloof ik zeker voor vandaag
Het afgerond restant te zijn
Van een uitbundig ongeval.
De nasleep van een lentedag
Die jong en elegant begon
(bloemen en vogels en veel zon)
Maar waarvan niemand indertijd
De resultaten overzag.
Dit is verwijt noch zelfbeklag
Slechts de gedachte aan de daad,
Die mij bereidde en leven laat -
Om Godswil, ofwel zonder meer,
Uit hoofde van de lentedag

Dit gedicht is door Han G. Hoekstra geschreven en met de zin De nasleep van een lentedag bedoelt hij ongetwijfeld zichzelf. Op 8 juni 1903 kwam de beeldhouwer Gatze Hoekstra samen met zijn vrouw Adriana Maria Rooth, in Den Haag wonen op het adres Kepplerstraat 215 en hier werd op 4 september 1906 hun zoon Henricus Gerard geboren. Han, zoals hij genoemd werd, kon al vrij snel lezen en toen hij wat ouder was ging hij in de Weimarstraat bij een kantoorboekhandel boeken lenen. Toen hij een jaar of vijf was, werd er in de Kepplerstraat een Burgerschool voor Openbaar Lager Onderwijs gebouwd en hoewel zijn moeder hem liever naar een christelijke school zag gaan, was zijn vader van mening dat een openbare school een betere keuze zou zijn. (Deze school aanvankelijk de Kepplerschool genaamd, kreeg later de prachtige naam: de Bonte Stoet. Het gebouw heeft van 1911 tot 1985 als school dienst gedaan). Helaas is er vrijwel niets bewaard gebleven met betrekking tot de lagere schooltijd van Han en dat geldt eigenlijk ook voor de periode erna. Hij heeft op een Mulo gezeten, maar vraag me niet welke. Wie weet kan één van de lezers hier meer over vertellen, al moeten we ons wel realiseren, dat we het over meer dan honderd jaar geleden hebben! De moeder van Han vond dat hij een opleiding met aanzien moest gaan volgen en zo kwam hij op de kweekschool terecht. Of Han daadwerkelijk op een kweekschool gezeten heeft of slechts een deel van de tijd die er voor stond om het examen te behalen, is mij niet bekend. Je kon namelijk ook Staatsexamen doen en dat heeft hij op 17 juni 1927 in het gebouw van de R.K. Kweekschool op  het adres Oude Molstraat 34 gedaan. Han en zijn ouders waren inmiddels verhuisd naar het adres: Van Swietenlaan 48. Naast zijn studie publiceerde hij al enkele jaren gedichten en hij speelde in de nog steeds bestaande voetbalclub Biedt Moedig Tegenstand (BMT). Ook stond hij als kwekeling zo nu en dan voor de klas, maar van een carrière in het onderwijs is het niet gekomen. Hij solliciteerde bij de Pensioenraad en werd aangenomen als arbeidscontractant, dat wil zeggen dat hij geen vast contract kreeg en ook niet de status van ambtenaar. In het literaire tijdschrift Opwaartsche Wegen werden een tweetal gedichten van hem geplaatst. Ook iemand als Gerrit Achterberg publiceerde in dit tijdschrift en dat zegt wel wat. Na een jaar liep het contract bij de Pensioenraad af en via via kreeg Han een baantje bij een plaatselijke krant: De Nieuwsbron, algemeen Nederlandsch Dagblad, waar Jan Campert, die een goeie vriend van hem werd, ook werkte. Hier heeft hij het naar zijn zin en naast zijn werk als journalist blijft hij gedichten schrijven en publiceren, o.a. in De Gids. In 1933 – hij is dan 27 jaar – solliciteert hij bij De Revue der Sporten en wordt aangenomen. Het gaat hier om een tijdschrift, dat in Amsterdam uitgegeven werd en hij verhuist dan ook naar Amsterdam. Toch is hij zich Hagenaar blijven voelen zoals ook uit het volgende gedicht blijkt:

Een lied voor ’s Gravenhage

Hij was er kind, hij werd er groot en proefde er vreugde en leed,
hij won er liefde en dagelijks brood; al wat men zoal weet,
dat weet een stad en legt het bloot, zonder misbaar en welgezind
ook aan haar meest ontrouwe kind.
Totdat dit eens in Amsterdam terugdenkt aan zijn stad,
waarvan het slordig afscheid nam, maar die het niet vergat;
waaraan het nooit geheel ontkwam en nooit geheel ontkomen kon,
omdat zijn wereld dààr begon

Twee jaar later trouwt hij met Nelly Rebecca Henriëtte Welter. Erica, zoals ze genoemd werd, kwam ook uit Den Haag. Ze had daar de leiding over een antiekzaak van haar ouders, die aanvankelijk op het adres Kazernestraat 25 gevestigd was en later in de Willemstraat, op nummer 47. In 1947 gingen ze uit elkaar en Han is hierna nog driemaal getrouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kon hij weinig via de officiële kanalen publiceren en toen een van zijn kinderen hem vroeg eens een gedichtje voor kinderen te maken, heeft hij dat gedaan. En hoe! Wonderlijk te bedenken, dat hij vooral in die kinderversjes voortleeft, waar ik overigens niet mee wil zeggen, dat dit soort gedichten van een minder niveau zouden zijn dan gedichten voor volwassenen. Na de oorlog is hij bij Het Parool gaan werken. Het is ondoenlijk om hier al zijn gedichten en artikelen te vermelden, zoals er ook geen beginnen aan is te vermelden met wie hij heeft samengewerkt en wie hij tot zijn vrienden kon rekenen. Als voorbeeld toch enkele namen: Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt en Michel van der Plas. Hij heeft ook, samen met Annie M.G. Schmidt, diverse Gouden Boekjes vertaald en er zelfs enkele van een originele tekst voorzien. In 1971 ging hij met pensioen, maar dat wil niet zeggen dat hij geen gedichten meer schreef of geen teksten publiceerde. In 1972 werd hem, in de oude Raadzaal aan de Javastraat, de Constantijn Huygensprijs toegekend. Op 15 april 1988 is hij in Amsterdam overleden. Tot slot nog een gedichtje van zijn hand dat vrijwel iedereen kent:

Van een duizendpoot

De moeder van een duizendpoot
is vreselijk ontevreden,
want haar zoontje is zojuist
in de sloot gegleden.
En als je even rekent
weet je wat dat betekent:
op z’n hoofd een grote buil
en duizend sokjes vuil!


Details

  • Schrijver

    Carl Doeke Eisma
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Portret van Han G. Hoekstra. Foto is afkomstig uit Han G. Hoekstra - een Biografie (Joke Linders en Janneke van der Veer, 2011)
  • Editie

    7-2021

Meest gelezen artikelen