Skip to main content

Koetsongevallen op Prinsjesdag

Prinsjesdag 17 september 1963. De keien op het Lange Voorhout zijn nog nat van de ochtendnevel als de eerste mensen zich nestelen. Onder de statige linden worden klapstoeltjes en tassen met koffie en broodjes neergezet. Dan begint het lange wachten op het hoogtepunt. Het passeren van de gouden koets. De weersomstandigheden zijn buitengewoon goed. De zon heeft vrij spel, waardoor het kwik al snel de 26 graden aantikt. De ijscoman is er buitengewoon content mee. De sfeer is gemoedelijk. Muzikanten zetten de toon en er worden vaderlandse liederen gezongen. Verkopers van oranjelinten doen goede zaken. Rond 13.00 uur wordt het lange wachten beloond. 

De rijtoer nadert het Lange Voorhout. De trommels zwellen aan. Er wordt gezwaaid en luid geapplaudisseerd. De gouden koets met koningin Juliana en prins Bernard wordt gevolgd door de drie oudste dochters. De prinsessen Beatrix, Irene en Margriet zitten in een open koets, bespannen met vier paarden. Oranjelinten en gejuich vullen de lucht. Maar dan gaat het mis. Paard Peter, die rechtsachter staat, begint te steigeren. De andere paarden pakken de onrust op en slaan op hol. De koets wordt daardoor onbestuurbaar en komt uiteindelijk tegen een boom tot stilstand. De prinsesjes komen met de schrik vrij. De paarden lopen geen letsel op. De koetsiers verklaren niet te weten hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren. Paard Peter loopt al jaren zonder problemen met de stoet mee. Mogelijk is de zwarte hengst geschrokken van een onverwachtse beweging langs de afzetting. Vlak voor het gebeuren was een soldaat uit het gelid flauwgevallen. 

Het is niet het eerste ongeval met een koninklijke koets. In 1908 rijdt in de Parkstraat een tram tegen het rijtuigje van koningin Wilhelmina en prins Hendrik aan. Beiden zijn ongeschonden en ook de inzittenden van de tram lopen geen letsel op. De koninklijke koets blijkt echter zwaar beschadigd te zijn. Het was voor de vorstin niet haar eerste incident met een koets. In 1887 maakt de toen zevenjarige Wilhelmina  met haar moeder koningin Emma zoals vaker een rijtoer door de stad. Op de Scheveningseweg gaat het mis. Twee paarden voor de koets slaan op hol en zijn door de koetsier niet in toom te houden. Het stuurloze rijtuig slingert in volle vaart over de weg, richting het Noordeinde. Nabij het koninklijk paleis ramt de koets een ander voertuig. De schuimbekkende paarden verminderen daardoor hun snelheid. De enentwintigjarige koetsier Anton Kabelaar weet de teugels te pakken en de paarden tot stoppen te krijgen. De schrik is enorm. Huilend zit de kleine Wilhelmina op de schoot van haar moeder. Beiden zijn gelukkig ongedeerd. 

De koninklijke voorvallen doen mij denken aan de avonturen van een voorouderlijke oom. In 1872 is de zestienjarige Cornelis in de leer bij koetsier Willem Hofstede. Naast de zorg voor de paarden maakt hij kennis met het beroep. Cornelis brengt met regelmaat de paarden voor een onderhoudsbeurt naar de hoefsmid. Zo ook op deze zomerse dag in augustus, als Cornelis een paard brengt naar Johannes de Waal, hoefsmid op het Slijkeinde. Vaak blijft hij wachten totdat de smid de paarden heeft geïnspecteerd en zo nodig de hoeven heeft vervangen. Meestal helpt hij een handje mee. Maar deze keer niet. Cornelis ziet voor de smederij een paard en wagen staan. Wat Cornelis op dat moment bezielt, beschrijft het proces verbaal helaas niet. Misschien is het verveling of wordt hij uitgedaagd. Wat de reden ook is, Cornelis besluit een ritje te gaan maken. De tocht verloopt in eerste instantie rustig, van het Slijkeinde naar de Vleerstraat richting het Westeinde. Maar daar gaat het mis. Het paard, een oude knol, schrikt ergens van en slaat op hol. Al snel is het Westeinde het decor van wat zo uit een oude lachfilm had kunnen komen. Mensen worden omvergelopen of kunnen maar net opzij springen. Deftige dames en heren raken besmeurd met opspattende modder. Hoeden worden platgereden. Handkarren met groenten en fruit vallen om en peren en appels rollen over straat. Tot grote vreugde van de arme buurtkinderen die snel hun kans grijpen en hun zakken vullen. Nabij het Kortenbos weet Cornelis de paard en wagen te keren. Maar de oude knol vermindert zijn vaart niet. Een aantal mannen rennen achter Cornelis aan. Er wordt geroepen, gegild maar ook gelachen. Voordat Cornelis met zijn paard en wagen de Noordwal op zou gaan, wordt het paard bij zijn teugels gepakt door veldwachter Klaas Jongezoon. Cornelis komt met de schrik vrij. Tijdens de dollemansrit is er enige schade ontstaan. Maar er zijn gelukkig geen gewonden gevallen. Cornelis blijft in dienst bij Willem Hofstede, leert de fijne kneepjes van het vak en wordt een volleerd koetsier. 

 


Details

  • Schrijver

    Jan Kaffa
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Voor het ongeval op Prinsjesdag 17 september 1963. Foto: Walter de Maar, col. Haags Gemeentearchief
  • Editie

    18-2021

Meest gelezen artikelen