Schrijven is een moeizaam handwerk
Jan Greshoff, een criticus die er vaak geen doekjes om wond, schreef in de jaren zestig het volgende: “Zij treedt voor den dag met werk, zo persoonlijk, zo pertinent geschreven, zo ánders wat thema en uitwerking betreft, dat het ons moeilijk valt te geloven aan het debuut van een nog jeugdige schrijver.” Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik ben op zoek gegaan naar die schrijver of liever gezegd, schrijfster. Ook nu nog worden vrouwelijke auteurs naar mijn mening ten onrechte met het woord schrijver aangeduid.
Helga Margot Erika Ruebsamen
Helga is op 4 september 1934 in Batavia, Nederlands-Indië, geboren. Haar vader was daar vertegenwoordiger van medische apparatuur. Haar moeder heette Hendrika Bernardina Schrader. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog verhuisde het gezin naar Den Haag, naar de Van Alkemadelaan 47. Na de oorlog ging Helga naar het Maerlant Lyceum en na haar eindexamen vertrok ze naar Parijs, waar ze balletlessen volgde. Na enige tijd kwam ze terug naar Nederland en ging als verslaggeefster bij Het Vaderland werken. In 1959 trouwde ze met Serein Pfeiffer, een begaafde trompettist, die onder andere bij de White Elephant Serenaders gespeeld heeft. Ze gingen in het Mallemolenhofje wonen en hier werd hun dochter geboren. Dit huwelijk heeft niet lang geduurd. Na haar scheiding trouwde Helga in 1969 met Kas de Graaf. In 1978 ging Helga op het adres Alkmaarsestraat 1 op Scheveningen wonen. Haar man Kas was inmiddels overleden. Helga woonde dus op Scheveningen, zoals een van haar boeken heet. In het verleden was het gebruikelijk om voor een dorp dat hoger lag dan het omliggende land het voorzetsel ‘op’ te gebruiken en dit gebruik is regionaal blijven bestaan. Naast het schrijven van verhalen publiceerde ze columns in de Volkskrant en trad ze op in diverse televisieprogramma’s. Op 8 november 2016 is Helga Ruebsamen overleden.
Kraaien
Hoewel Helga al vanaf haar zevende jaar verhalen schreef, dacht ze niet aan publiceren. Toen ze vijfentwintig jaar was, stuurde haar man - zonder dat ze dit wist - enkele verhalen van haar in voor de Reina Prinsen Geerligsprijs. Dit is een prijs voor jonge schrijvers en schrijfsters tot vijfentwintig jaar. In dat jaar, 1959, ontving J. Bernlef de prijs en Helga kreeg de aanmoedigingsprijs. Toch zou het nog vijf jaar duren voordat ze echt debuteerde met de verhalenbundel De Kameleon. Hierin wordt het typisch Haagse milieu van oud-Indischgasten uit die tijd beschreven. Helga gebruikte sowieso in vrijwel al haar werk Den Haag als achtergrond. In 1966 verscheen haar tweede boek, De heksenvriend en in 1971 De ondergang van Makarov. Hierna bleef ze wel schrijven, maar er werd pas zeventien jaar later weer een boek van haar uitgegeven: Op Scheveningen. Dit boek wordt als volgt omschreven: “Vijf meesterlijke verhalen over de zelfkant van Den Haag, de verlokkingen van een Wassenaars bordeel voor een keurig meisje en het levensverhaal van twee oude drankorgels in de bekakte wijk Marlot.” In 1989 en 1992 volgden nog twee vergelijkbare bundels met korte verhalen, Olijfje en De dansende kater.
Vijf jaar later verscheen de roman Het lied en de waarheid. Zelf schreef ze over deze roman: “Het mocht geen autobiografie worden, maar ik vond wel dat ik, wat in het verhaal zou gebeuren, zelf ervaren moest hebben.” Aan dit boek werkte Helga vier jaar. Het heeft negentien drukken gehaald en is in het Frans, Duits, Engels en Spaans vertaald. Ze heeft er in 1998 de F. Bordewijkprijs voor gekregen. We kunnen hier dan ook niet van een autobiografie spreken. Laten we het een autobiografische roman noemen. In een beschouwing over dit boek las ik het volgende: De herinnering werkt als een niet betrouwbare intermediair tussen geschiedenis en verhaal en dat is juist. Herinneringen van lang geleden zijn vaak gebaseerd op verhalen van anderen en oude foto’s en of je hier dan ook vanuit kunt gaan is nog maar de vraag. Zelf heeft Helga hierover geschreven: “Mijn herinneringen zijn als kraaien: ze strijken neer in zwermen, waar en wanneer ze willen. Ze komen allemaal tegelijk en maken er een bende van, met veel stampij, of slechts een doodse stilte.” En zo is het maar net.
Overigens moeten we een auteur niet beoordelen op het waarheidsgehalte van de geschreven tekst. Net als in de beeldende kunst bestaan er geen grenzen voor de kunstenaar. Denk maar aan mijn dorpsgenoot Boudewijn Büch (1948–2002). Hij heeft vrijwel alles dat hij over zichzelf geschreven heeft verzonnen. Je zou hem dan ook een fantast, een charlatan of een dwangmatige leugenaar kunnen noemen. Daarmee ontken je het recht van de kunstenaar om zijn fantasie de vrije loop te laten. Hij had een rijke fantasie, dat wel. De lezer of toehoorder moet maar zien wat hij met die beweringen doet. Ikzelf heb hier meer begrip voor dan voor de politiekcorrecte prietpraat die de laatste tijd ten gehore wordt gebracht. “Mens durf te leven”, om met Dirk Witte te spreken.
Zó moet je leven
Dit lied is alweer meer dan honderd jaar geleden geschreven, maar het is van alle tijden. Je hoort de laatste tijd, en dat was voordat het virus ons in de greep kreeg ook al het geval, dat politici zich zorgen maken om van alles en nog wat, dat er meer gehandhaafd moet worden en dat je vrijwel niets meer kunt zeggen, wil je niet voor racist uitgemaakt worden. In dit lied maakt Dirk Witte duidelijk dat je niet te veel naar anderen moet luisteren, maar zelf moet bepalen wat belangrijk is. Dat deden mensen als Helga Ruebsamen en Boudewijn Büch ook.
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Helga Ruebsamen rond 1995. Foto door Chris van Houts -
Editie
22-2021