Van een ‘moetje’ tot beeldhouwer Joop van Lunteren
Dingen kunnen soms anders uitpakken dan verwacht. We schrijven half de jaren zestig van de vorige eeuw, in veel opzichten een heel andere tijd dan nu. De seksuele revolutie en de dolle jaren zestig staan op het punt door te breken maar in de praktijk leven we in veel opzichten nog in de jaren vijftig. Dat geldt in elk geval voor onze ouders! We zijn niet getrouwd maar nog verloofd - toen deed je dat nog - maar ik ben wel in verwachting. “Nou en?”, zouden ze tegenwoordig zeggen. Maar toentertijd ongetrouwd moeder, een baby en ‘hokken?’ Geen sprake van! Voordat je het wist kwam er een of andere maatschappelijk werkster zich met je bemoeien.
Hoewel we allebei meerderjarig waren, dat was toen trouwens pas met 21 jaar, besloten mijn verloofde en ik te trouwen. Dat ging niet zomaar; toestemming van ouders was toen nog nodig tot de leeftijd van dertig jaar! Dus met knikkende knieën op naar de ouders voor toestemming. Schoonma en -pa waren, hoewel nog jong en redelijk progressief, om zacht te zeggen ‘not amused’. Mijn veel oudere ouders, die zelf na jaren ellende van kinderloosheid mij op de valreep hadden gekregen, waren als een kind zo blij, ze werden oma en opa! Mijn aanstaande werd verwelkomd met gejuich en: “Daar is de zondaar!” Oef, dat viel mee.
Mijn vader, die bij de Amsterdamse Bank werkte als beleggingsadviseur, was zo in zijn nopjes dat hij het niet alleen aan zijn collega’s, familie en vrienden vertelde, maar ook aan zijn relaties. Een van zijn relaties was mevrouw Van Lunteren, weduwe van de bekende beeldhouwer Joop van Lunteren. Zij feliciteerde mijn vader welgemeend. Omdat wij als arme studenten zeker niets zouden hebben en zij kleiner ging wonen, bood ze ons overtollige stoelen aan. Als vers getrouwd stel gingen we uit een soort beleefdheid naar haar etage, tweehoog in de Alexanderstraat. Immense ruimtes. Eén ruimte was gevuld met minstens twintig monumentale stoelen. Haar man Joop had die stoelen gemaakt voor de enorme feesten die hij ooit gaf in zijn atelier. Ze waren schitterend, met gebeeldhouwde leuningen, sommige met dierenkoppen, maar zoals ze ons toevertrouwde: “Ze zitten voor geen meter, je krijgt er rugklachten van!” Er was wel een kleine complicatie; we kregen dan wel stoelen maar we hadden geen woonruimte. Met enige schroom zochten we de zes mooiste uit, de rest kon echt niet. We namen ook nog een keukenkastje mee, een afgietsel van de buste van Cicero en een opgezette papegaai onder een glazen stolp. Alles kon zo lang worden opgeslagen in een zolderkamertje bij mijn ouders.
Maar hoera! We vonden een piepkleine eigen woonruimte, net op tijd voor de baby er was. De twee mooiste stoelen konden we kwijt, die twee heb ik nog steeds. Lekker zitten, hó maar, maar zo mooi! Waar na 55 jaar de andere vier zijn gebleven, is mij een raadsel. Maar het bleef mij intrigeren, vooral nadat ik een keer de Drie Hoefijzers Brouwerij in Breda had bezocht, waarvan het gebouw is ontworpen door Joop van Lunteren. Wie was Joop van Lunteren eigenlijk? Zonder dat ik het wist, kende ik veel werk van hem. Op weg naar mijn HBS bleek ik jarenlang langs werk van hem te hebben gefietst.
Beeldhouwer en architect Johannes P.H. ‘Joop’ van Lunteren, geboren te Vrijenham bij Delft, overleden in 1958 in Den Haag. Hij doorliep de school voor kunstnijverheid in Haarlem en werkte vanaf 1903 in Den Haag. Hij werkte vaak samen met andere architecten en maakte veel ornamentaal werk, onder andere voor het Scheepvaarthuis in Amsterdam, 1916, en het gebouw Petroleum (Essogebouw) in Den Haag. Ook werkte hij mee aan ornamenten in het trappenhuis van de Bijenkorf en aan het Nationaal Monument op de Dam.
Bekend werk in Den Haag is op de brugleuning van de Heerengrachtbrug, ‘Prins Maurits en de burgers van Den Haag’, voorstellend Prins Maurits en zijn gevolg, een herinnering aan het eerste Haagse verdedigingswerk op last van Prins Maurits, Stadhouder van Holland en Zeeland. Ook bekend is het beeld waar ik vijf jaar lang elke dag op weg naar school langsfietste op de Conradkade bij de Suezkade. Een beeldengroep samen met Dirk Wolbers vervaardigd in 1937; ‘Veiligheid in Verkeer’. Behalve het grote beeld van de overstekende vrouw met de kindertjes staan er naast de bosjes aan de uiteinden van de brugleuning nog twee kinderen, een meisje met een konijntje aan de ene kant en een verstopt jongetje aan de andere kant.
Nog een verrassing: bij het maken van foto’s ontdekte ik aan de overkant een stenen zuil met erop lastig te ontcijferen verticale geschreven jaren dertig letters, wat ik uiteindelijk ontcijferde: MANNEN. Een kennis uit Den Haag die ik de foto liet zien bevestigde mijn vermoeden: het was het restant van een pissoir die er niet meer was. Hij vertelde dat hij er vroeger wel eens was geweest; een gebogen trap leidde naar een matig verlichte ruimte onder de brug met matglazen ruiten en een aantal plasplekken met hoge porseleinen achterkant. Het loosde wellicht op het kanaal. Voor vrouwen was er overigens nooit zoiets. Van een pissoir is geen sprake meer, alleen nog de gebeeldhouwde zuil. En zo leidde de komst van onze baby toen naar deze ode aan het fraaie werk van beeldhouwer Joop van Lunteren nu.
Details
-
Schrijver
Joan Verheij -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
‘Veiligheid in Verkeer’, beeldengroep uit 1937 -
Editie
2-2022