De Prinsjesdag van 1970
Vroeg in de zomer van 1970 kregen wij (het 43ste Zelfstandige Verkennings Escadron der Cavalerie, gelegerd op legerplaats ’t Harde) tijdens het ochtendappel te horen dat wij onderdeel zouden zijn van de militaire erehaag tijdens Prinsjesdag van dat jaar. Iedereen was natuurlijk opgetogen, want dit zou de dagelijkse sleur op de legerplaats enigszins breken. Dat jaar viel Prinsjesdag op 15 september en het was mooi weer tijdens het appel die dag.
Na het appel vertrokken we met twee bussen richting Den Haag, naar de kazerne die inmiddels is afgebroken en waar nu het nieuwe gebouw van het Internationaal Gerechtshof staat. Daar aangekomen kregen we eerst wat te eten en drinken. Vervolgens moesten we ons omkleden in het ‘eerste grijs’, zoals het uniform werd genoemd in die tijd. De kleur grijs zat er overigens niet in. Na inspectie van de commandant en wat aanpassingen van mijn kant aan de geknoopte stropdassen werden we met de bus naar Plein 1813 gebracht. Via de Alexanderstraat en de Parkstraat marcheerden we linksaf het Lange Voorhout op. We hielden stil voor nummer 9, waar op de begane grond de boekwinkel van de uitgeverij Martinus Nijhoff was gevestigd en waar nu het beeld van Louis Couperus voor de gevel staat. Het toeval wilde dat ik op 1 juli 1966 bij Martinus Nijhoff in dienst was getreden en werkzaam was op de afdeling Administratie bij de heer Bas Guyt en de heer Aad van der Tang. In de artikelen die Bob Jongschaap over bovengenoemde uitgeverij schreef (en die in De Oud Hagenaar werden gepubliceerd) zijn deze heren vermeld.
Ruim voordat de Gouden Koets voorbijkwam herkende ik de stemmen van enkele vrouwelijke collega’s die tijdens de lunchpauze achter mij in de buurt stonden om de stoet te aanschouwen. Toen onze pelotonscommandant wat verder van mij weg was gaan staan, dorst ik me om te draaien en keek die collega’s recht in het gezicht. Herkenning en hilariteit alom. Na een korte woordenwisseling met de collega’s kwam die eerdergenoemde commandant op me afstormen met de vraag wat er aan de hand was. Ik legde het hem uit en hij verzocht me om het kort te houden. Hij vond het overigens ook wel grappig dat ik precies op die plek terecht was gekomen.
Nadat de Gouden Koets weer was gepasseerd richting paleis Noordeinde, werden we weer in het gelid gezet en had ik de moed om stiekem nog even mijn Uzi met een hand los te laten en naar de collega’s te zwaaien toen we weg marcheerden. Het weer sloeg op dat moment behoorlijk om. Van het Lange Voorhout marcheerden we de Parkstraat in en toen we bij de Mauritskade aankwamen, kregen we toch een stortvloed van regen over ons heen. Tot op de bilspleet waren we nat en zo gingen wij weer de bus in.
In no time waren de ramen van de bus beslagen. Bij Utrecht kregen we weer wat zicht naar buiten. In ‘t Harde aangekomen kleedden we ons direct om en leverden we onze uniformen in bij de fourier.
Omdat ik als munitiebeheerder niet veel had te doen als we niet op oefening waren, werd ik de volgende ochtend op vriendelijke wijze door de commandant gevraagd de hulpfoerier te helpen om de uniformen naar de stomerij te brengen. Ik had mijn rijbewijs voor de bekende viertonner gehaald en werd verzocht te rijden. De hulpfoerier wist een tussendoor weggetje naar de stomerij van de bekende firma Palthe in Zwolle. Door de bossen en landerijen gingen wij op weg richting Zwolle. Met de viertonner nam ik de hele breedte van een landweggetje in toen er met grote snelheid een Opel Admiraal aan kwam rijden. Ik minderde vaart en reed half de berm in. Deze was boterzacht en ik zakte helemaal weg in een slootje, maar door de vaart kwam ik met de rechterkant weer omhoog en reed met het slootje tussen de wielen een houten paal die in het land stond dwars doormidden. De hulpfourier en ik sprongen uit de wagen en zagen vonken afspringen van de draden die nog aan die paal vastzaten. De schrik zat er wel een beetje in.
De bestuurder van de Opel gaf aan dat het mijn eigen schuld was en ging ervandoor. Ik heb wel nog zijn kenteken genoteerd. De dichtstbijzijnde boerderij was vijf minuten lopen en daar heb ik de legerplaats mogen bellen. Na verloop van tijd kwam de Marechaussee (wachtmeester De Jonge, woonachtig in Arnhem) rapport opmaken en enkele uren later kwam een militaire takelwagen aan. Laat in de middag kwamen we terug op de kazerne met de viertonner in de takels, onder de modder, zwaar beschadigd en met de natte uniformen er nog in.
Ik moest direct een rapport in vijfvoud opmaken en de wagen schoonspuiten. De volgende dag bracht ik de uniformen alsnog weg naar Zwolle, maar dit keer over de hoofdweg. Daarna moest ik meehelpen met de reparatie en het schilderen van de viertonner. Voor mij is dit al vijftig jaar een memorabele Prinsjesdag!
Details
-
Schrijver
Hans de Jonge -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Opening van de vergadering der Staten-Generaal. De koninklijke familie na afloop op het balkon van het paleis Lange Voorhout, Prinsjesdag 1970. Foto: Stokvis, collectie HGA -
Editie
17-2022