Herinneringen aan mijn vader
In De Haagse Tijden van dinsdag 7 sep-tember 2021 schreef ik een artikel over de kerk van mijn vader. Ik vertelde onder meer over de tijd dat we woonden in de Kempstraat, recht tegenover de Julianakerk. Ik ontving heel veel reacties op dat artikel. Zelfs kwam ik via een nicht in het bezit van een schilderijtje dat mijn vader in 1935 had gemaakt. Door al die reacties besloot ik mijn herinneringen aan mijn vader nog wat verder uit te diepen.
In 1951 verhuisden we vanuit de Kempstraat naar de wijk Statenkwartier. Via een vriend van mijn vader ging hij werken in de kaaswinkel op de hoek van de Willem de Zwijgerlaan en de Van Boetzelaerlaan. Het was een hoekwinkel en aan de overzijde zat de bakker HUS. Eerst werd hij ‘ingewerkt’ door zijn vriend Arie Hoff en na een paar weken moest mijn vader zelfstandig samen met mijn moeder en een winkelmeisje de winkel draaiende houden. Aanvankelijk een winkel met voornamelijk kaas, boter en eieren. Later werden er ook melkwaren zoals melk, diverse soorten vla en yoghurt verkocht. Het was best druk voor mijn vader en bovendien moest hij het Middenstands-diploma zien te halen!
Het Statenkwartier was en is een wijk met enige allure qua huizen en brede lanen. Onze woonruimte was echter beperkt. Feitelijk kleiner dan in de Kempstraat. We hadden achter de winkel drie kamers, een keuken, toilet en gangkast (geen douche). Maar toch woonden we er fijn. We hadden achter het huis ook een poort naar de schuur en een kleine tuin. Via deze achterpoort werd na 18.00 uur ’s avonds nog wel eens een vergeten boodschap afgeleverd aan een klant. We hadden immers te maken met de winkelsluitingswet!
Mijn vader was in veel dingen creatief. Mede doordat hij goed kon tekenen en schilderen maakte hij onder andere de mooiste winkeletalages. Vooral voor de kerst- en paasdagen waren ze het aanzien waardig! Ik herinner mij voor de Kerst een etalage met kerstboom van bordkarton met ballen en een heuse kabelbaan. Meerdere kazen eromheen waren beschilderd, met een winterlandschap van sneeuw en dennebomen. Met Pasen een groot bordkartonnen ei met kuikentjes erop geplakt en eromheen gedrapeerd kartonnen bakken met houtwol en daarin tien eieren, en in het midden een ‘lamme-tje’. Het lammetje was een roomboterlammetje gemaakt in een vormpje. We maakten deze zelf in de keuken en ze werden veel verkocht.
Op de foto rechtsboven staat mijn vader achter de toonbank. Net niet goed te zien is de reclame tekst om koelhuisboter te verkopen. Dit soort plakkaten schilderde hij en hing ze op in de winkel. Hij maakte alle prijskaarten zelf en decoreerde ze ook. Koelhuisboter was roomboter dat bewaard werd in koelhuizen. In de zomer werd meer boter geproduceerd dan was toegestaan volgens E.E.G. richtlijnen: de zogenaamde boterberg. In het najaar mocht het wel verkocht worden als koelhuisboter, maar was een pakje veel goedkoper dan de verse roomboter. Vandaar koelhuisboter en voor de Kerst heette het weer kerstboter. Het was van oorsprong gewoon roomboter.
De creativiteit van mijn vader kwam ook tot uitdrukking in zijn bak- en kookkunsten. Ik heb sindsdien nooit meer zulke lekkere appeltaart gegeten als die mijn vader vroeger thuis fabriceerde. Ook cake bakken kon hij als de beste. Koken deed hij ook, dan ging mijn moeder helpen in de winkel en hij ging koken. Feitelijk waren mijn ouders toen al best modern. Mijn broer en ik speelden vaak op de Willem de Zwijgerlaan, met name op het middenpad (gedeelte tot aan het Verversingskanaal aan de Kranenburgweg). We voetbalden veel met andere jongens. Op dat stuk van de laan woonden veel bekende mensen, met name doktoren, predikanten, een tandarts en een notaris. Ze zullen best wel eens overlast hebben ervaren van ballen die we per ongeluk in de tuintjes schoten of door ons enthousiast geschreeuw op straat, maar zover ik mij herinner werd dat getolereerd. Officieel mochten we niet voetballen op straat, dat was verboden, maar iedereen deed het in die tijd.
We hadden een gezellige club jongeren op de laan. Drie jaar achtereen werd door Lex Muller en Frits Meijer de wielerronde van de Willem de Zwijgerlaan georganiseerd. Een wielerronde (er waren er meer in Den Haag) voor jongeren uit de buurt. De prijzen werden beschikbaar gesteld door de plaatselijke middenstand en de opbrengst was voor het Prinses Beatrix Polio Fonds. Naar het voetbalveld op Houtrust op zondag mocht ik niet. Daar speelde in mijn tijd (Scheveningen) Holland Sport. Toen ik wat ouder was ging ik toch wel eens met een vriendje naar het voetballen, op de jongensrang voor een kwartje. Dat werd zo nu dan ook wel weer goedgevonden. Mijn vader hield zeker wel van voetbal, maar op zondag ging hij uit principe niet. Wel zijn we samen naar doordeweekse lichtwedstrijden geweest op het VUC-terrein bij de Schenkkade. Zo herinner ik me de oefenwedstrijden van het Nederlands B-elftal. Onze buurman Leo Blokland ging dan ook mee.
De woensdagmiddag was vrij, dan was de winkel dicht. Vaak ging mijn vader dan vissen met vrienden, zoals met de eerdergenoemde Arie Hoff, Gerrit de Graaf en ook met de buurman Blokland, de bloemist. In de zomer gingen ze naar de plassen bij Reeuwijk en in de winter snoeken in de polder. Dat vond ik een beestachtig wrede bezigheid. Met een levend aasvisje werden dan snoeken gevangen. Mijn vader was een lieve man, maar hoe hij dat kon doen, begreep ik niet. Soms werd de gevangen snoek ook nog meegenomen naar huis om te worden bereid als avondeten. Ik was dan al lang niet meer van de partij.
We woonden in een zogenaamde ‘gegoede buurt’. Een klein beetje arrogantie was sommige bewoners dan ook niet vreemd. Ze presteerden het om op te bellen of ‘de jongen’ even een kort, hoog stukje belegen kaas kon komen brengen. ‘Kort, hoog’ betekende: veel kaas met weinig korst en niet te zwaar. Of ik moest twintig eieren brengen naar een pension verderop. Best wel een spannende ondernemening met die eieren in de hand. Op de Van Boetzelaerlaan had een mevrouw zelfs nog een huisknecht met een streepjesjasje. Nadat ik in de hal moest blijven wachten, belde hij dan mevrouw met een ander belletje om door te geven dat de jongen van de kaaswinkel er was met de kaas. Soms ontving ik een dubbeltje voor mijn bezorgdienst, maar soms ook niet.
De Willem de Zwijgerlaan was voor ons een prettige en prachtige laan om te wonen. Vlakbij de Frederik Hendrik-laan met veel winkels. Lijn 11 doorsnijdt de beide kanten van de Willem de Zwijgerlaan via de Van Boetzelaerlaan. Ik heb er goede herinneringen aan!
Details
-
Schrijver
Martin Boers -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Mijn vader achter de toonbank -
Editie
18-2022