Skip to main content

Een jongen uit de Schilderswijk


Nu ik al meer dan tweehonderd artikelen voor deze krant en haar voorgangster heb geschreven, ben ik zo vrij om een wat persoonlijker verhaal op te schrijven. Mijn vader was directeur en eigenaar van een medische instrumentenfabriek en het stond min of meer vast dat ik hem als oudste zoon op den duur zou gaan opvolgen. Na de middelbare school ben ik hier dan ook enkele maanden gaan werken, maar ik kwam er al snel achter dat ik iets heel anders wilde gaan doen. Ik wilde schoolmeester worden. Ik ben dan ook naar de kweekschool van het Haags Genootschap in de Antonie Duyckstraat gegaan en heb vervolgens zo’n veertig jaar in het Haagse onderwijs gewerkt. Hoe kwam ik op dat idee om schoolmeester te willen worden?

Willem Hendrik Vogel

Willem is op 16 januari 1903 in Den Haag geboren. Zijn vader Johannes was schoenmaker en hij woonde met zijn toenmalige vrouw Baartje Rijneveld en kinderen op het adres Ruysdaelstraat 10. Willem had twee zusjes, Maria en Susanna en een broer Herman. In 1921 heeft hij in onze stad de akte voor het lager onderwijs behaald. Een jaar later werkt hij dan ook als onderwijzer in Nieuweroord in de provincie Drenthe. In 1922 gaat hij op een school in Kloosterhaar in de provincie Overijsel werken en hier zal hij zijn vrouw ontmoeten. ’s Avonds studeert hij voor de hoofdakte en hij is hiervoor in 1929 geslaagd. Van 1930 tot 1932 werkt hij op een school in Veendam. Op 23 oktober 1930 is hij in Zwolle getrouwd met Maria Johanna Eisma. 

Marie, zoals ze genoemd werd, is in 1904 geboren en zij is in 1923 voor de lagere akte geslaagd. Ze zouden twee kinderen krijgen, een meisje Dinie en een jongen Molle. In 1932 werd Willem hoofd der openbare school in Twisk. Dit is een dorpje in Noord-Holland dat onder de rook van Medemblik ligt. Het gezin van Willem ging in het huis dat aan de Dorpsweg ligt wonen en in het verlengde van dit huis lagen drie schoollokalen. In ieder lokaal zaten twee klassen. Behalve schoolhoofd was hij ook de meester van de vijfde en zesde klas. Via enkele oud-leerlingen ben ik te weten gekomen dat hij prachtige verhalen kon vertellen en dat hij af en toe grapjes uithaalde. Een van die oud-leerlingen vertelde dat hij via zijn bril kon zien wat er achter hem gebeurde en daarom durfden de leerlingen dan ook geen kattenkwaad uit te halen achter zijn rug. Naast allerlei functies die hij in het verenigingsleven van het dorp bekleedde, is hij 36 jaar lang het schoolhoofd van dit schooltje geweest. Naast de veearts, de arts en de notaris was hij een van de notabelen van het dorp. In 1968 ging hij met pensioen en hij verhuisde samen met zijn vrouw naar Veenendaal. Enkele jaren later is Willem Vogels overleden en zijn vrouw Marie ging na een tijdje bij haar zoon Molle in Heerlen wonen. Zij is hier in 1995 overleden.

Een mooi verhaal, zult u hopelijk denken, maar wat heeft dat met de schrijver ervan te maken? Marie was een zuster van mijn vader dus voor mij gaat het hier over oom Willem en tante Marie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is mijn vader vanuit Den Haag met een bakfiets naar Twisk gereden om hier eten te gaan halen. Hoewel de boeren hier zeker aan het eind van die oorlog niet scheutig mee waren, durfden ze het aan de bovenmeester niet te weigeren. Na die oorlog ben ik vaak met mijn ouders, zus en broertje in Twisk op bezoek geweest en toen ik wat ouder was, ging ik bij mijn oom en tante logeren omdat ik bij de boeren ging werken om een zakcentje te verdienen. Meestal ging het dan om aardappelen rooien en dat leverde een aardig centje op. In die tijd deed je dat nog met een schepje. Je ging ’s morgens vroeg het land op met dat schepje en een mand. Je groef de aardappels uit de grond en gooide ze vervolgens in een mand. Die mand werd door de boer opgehaald en je kreeg per mand betaald. ‘s Avonds in de logeerkamer in bed met het raam open. Het lijkt wel of het altijd warm was in die tijd. Dan hoorde je de koeien in de stal van de dichtstbijzijnde boer loeien en rook je de geur van hooi en wilde bloemen. 

Eén ding stond vast: ik wilde boer worden. Zoiets denk je dan als stadsjongetje. Wanneer ik ’s middags na het aardappelen rooien naar het huis van mijn oom en tante ging, kon ik het niet laten om even in het schooltje te gaan kijken. Via een gang en een deur kon je vanuit hun huis in de gang komen waar de drie lokalen aan lagen. Ik weet nu nog hoe het rook in zo’n klaslokaal. Een geur van schoonmaakmiddelen vermengd met stof. Het was immers vakantie, vandaar. Er stonden van die houten banken waar je met z’n tweeën in kunt zitten. Ik ging dan even aan het tafeltje van de juf of de meester zitten om vervolgens in de grote kast boekjes te gaan bekijken. Er lagen stapeltjes bruin gekafte boekjes in met titels als Pim en Mien en Nog bij moeder en ook schrijfschriftjes en rekenboekjes. Ook stonden er flessen met inkt in en doosjes met kroontjespennen. Aan de wanden hingen prachtige schoolplaten en een kaart van Nederland. Op een van de borden stond een tekening en ernaast een nog niet uitgeveegde tekst. Ik neem aan dat de vonk toen overgesprongen is. Ik wilde ook met kinderen gaan werken en ze begeleiden op weg naar de volwassenheid.


Details

  • Schrijver

    Carl Doeke Eisma
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Tante Marie en oom Willem
  • Editie

    19-2022

Meest gelezen artikelen