Skip to main content

Jeugdherinneringen aan de Sneeuwbalstraat

Ik ben niet in de Sneeuwbalstraat geboren, maar ben er wel opgegroeid in de jaren zestig. Het verhaal gaat dat je in die tijd, wanneer je er kwam wonen, je zelf het behang en de verfkleur van de woning kon kiezen. Geen idee of het waar was, maar zo ja, zou dat wel een verschil zijn met nu, als je al een huurwoning kunt vinden…

Ik woonde op nummer 113, een ruim vierkamer apparte-ment op de tweede etage. De Sneeuwbalstraat was een mooie straat met afwisselende bebouwing, in- en uitspringend met veel kleine balkons en zowel grotere als kleinere voortuintjes. Deurposten en raamlijsten waren allemaal in dezelfde kleur gebroken wit en de kozijnen, hekwerk en lantarenpalen in dezelfde kleur groen. Oudhollands groen heet het, dacht ik. Iemand bij de gemeente moet ergens een paar kuub op de kop hebben kunnen tikken. In die tijd was er nog geen centrale verwarming. Wij hadden een kolenkachel in de woonkamer, met een kolenhok op het balkon en een Aladin petroleumkachel voor bijverwarming van de keuken. Zeker als daar ’s winters de was hing te drogen, was dat hard nodig.

Mijn moeder was doorgaans nogal chagrijnig als de kolenboer was geweest; overal lag gruis ondanks het afdekken van de trap en de loop naar het balkon. Zelf had ik op mijn kamer geen verwarming, dus bij strenge winters zag je de ijsbloemen op de ramen. Oef, die winter van 1963…! Dubbele dekens, sokken aan en een kruik mee naar bed. De tijden herleven.

De straat was toen nog stil en bijna autovrij. Jammer genoeg ben ik de paar foto’s van toen kwijtgeraakt, maar als je twintig auto’s zag staan was het veel. Ruimte zat voor stoepranden, busje trap, verstoppertje en spoorzoeken. En wat dacht je van hellingen maken als het had gesneeuwd! We roetsjten zo de straat op. Naar mijn weten was er in de hele straat maar één hond, Arno van de heer Van Lintel. De goede man was heel populair bij de jeugd. Er woonden toen heel wat kinderen en de meeste kan ik nog goed voor de geest halen. Misschien dat de namen niet helemaal correct zijn, maar wat deert het? Natuurlijk mijn directe buurmeisjes, Sylvia en Ilone. Direct tegenover ons woonden Sjef en Anja. Rechts Robbie en Henneke Prehn. Op datzelfde portiek Pieto, die nu een andere voornaam voert. Dit was het clubje dat vaak samen speelde. Natuurlijk woonden er verderop nog vele andere kinderen maar dat was een los-vast gebeuren. 

Eentje daarvan staat me nog heel goed bij. Hij heette Dikkie, maar was een heel tenger kereltje. Hij had nogal eens de neiging om fietsjes te lenen en ergens anders achter te laten. Dan kreeg hij van ons op zijn lazer, daarna van zijn moeder en ook nog eens van pa als die thuiskwam. Pa was, geloof ik, politieagent. En natuurlijk de broers Kid en Marco, die wat verder in de straat woonden en iets ouder waren dan ik. Ze hadden vaak sportwagens om aan te sleutelen, waaronder een Morgan. Een driewieler met houten frame, mooi groen gespoten. Met een beetje geluk mocht je een stukje mee, natuurlijk met de kap open. Ik mocht ooit een keer mee met hen naar de Grand Prix in Zandvoort in de tijd van Jim Clark. Machtig. De broers Anijs hadden een Volvo kattenrug. Zij namen ons ook wel eens mee voor een ritje. 

Natuurlijk waren er in onze buurt winkels op alle hoeken van de straten. Je had kapper Keizer op nummer 131; een heel oude man die volgens mij alle kinderen in de buurt knipte, als ik me goed herinner voor drie kwartjes. Het bakkerswinkeltje op de hoek Goudenregenstraat, met twee oudere dames achter de toonbank. De dames konden ons jongens wel vervloeken, want de dubbele deuren naar hun achterom waren een pracht van een doel bij het voetballen. De dreun van de bal tegen die deuren moet oorverdovend geweest zijn. Arme dames, maar als kind sta je daar niet zo bij stil. Ik kocht er wel vaak snoep; Bazooka Joe en van die drop-rollen met een hard gekleurd kogeltje in het midden. Op de andere hoek zat een winkel met brei- en handwerkbenodigdheden en aan de overkant van de Gouden-regenstraat de Verfkeizer. Daarnaast de Slijterij van Vlek en verderop zelfs twee schoenmakers. Op de andere hoek een slager De Bruin. Bij hem kreeg je Profijtzegels maar wat er het voordeel van was, weet ik niet meer. Ik ging er elke woensdag een onsje hart halen voor Grijsje, onze kat. Het stukje Goudenregenstraat, linksaf aan onze kant, had naast de bakker nog een heel chique bloemenwinkel, de groentehal van Wout en natuurlijk de ijssalon (Torino?). Een wat narrige man, maar zulk lekker ijs. Had je iets meer geld beschikbaar, dan kon er ontzettend lekkere slagroom op. Even tussendoor wil ik graag het ijs van banketbakker Vervat vermelden. Niet echt in mijn buurt, maar bij opa en oma op de hoek Laan van Meerdervoort - Zonnebloemstraat. Het waterijs was gesneden uit grote blokken bevroren vruchtenpulp, met een houten stokje. Ze hadden ananas en aardbeien. Nooit meer heb ik zulk lekker waterijs geproefd!

Aan de Thomsonlaan zat de sigarenwinkel van de Lozanne, oftewel Loos. Een wat donkere driehoekige zaak met buiten de rookwaar natuurlijk ook tijdschriften, ook de wat stoute die onder de toonbank hun weg vonden. De goede man heeft ooit nog de krant gehaald omdat hij kevers had met glimmertjes op hun dekschilden geplakt. Die kwamen dacht ik ergens uit Mexico. Nee, mevrouw Thieme was nog niet geboren. Als je onze straat uitliep en rechtsaf ging had je nog een bank, later een radiowinkel en de aardappelboer. Ik heb daar aardig wat emmertjes met vijf kilo aardappels naar huis gesjouwd, voornamelijk Eigenheimers. Het rook er natuurlijk heel erg naar aarde, heerlijk als ik daar weer aan denk. Op de hoek zat de technische boekhandel Stam, met een prachtige tekentafel met tekenmachine in de etalage.

Al met al was het een goede tijd. Zoals zo vaak gezegd: je had weinig, maar je maakte er wat van. En je wist ook niet beter!

 

 


Details

  • Schrijver

    Jan Volkers
  • Editie

    3-2023

Meest gelezen artikelen