Skip to main content

Midden in de nacht ontbijten

Ik stam uit een katholiek gezin; mijn derde voorletter is dan ook de M van Maria. Kerstmis was voor ons, uiteraard, een hoogtepunt. Tenminste voor mijn vader en moeder. En ik ging daar als kleine jongen vanzelfsprekend in mee. Op 24 december moest ik extra vroeg naar bed. Zo rond half elf werd ik dan wakker gemaakt. Mijn mooiste kleren lagen klaar. Vader en moeder zagen er ook gelikt uit. Rond half 12 stapten we de donkere straat op om gedrieën de voettocht naar de kerk af te leggen, de Onze Lieve Vrouwe van Goede Raad aan de Bezuidenhoutseweg.

Daar begon klokslag middernacht de kerstnachtmis. Het gebedshuis was bomvol. De mis, met drie heren, een groots schouwspel. Rode kazuifels, voorzien van veel gouddraad. Begeleid door klokgelui, kaarslicht, orgelklanken, koorzang, liederen uit 800 kelen, wierook en vele misdienaars. De Latijnse bewoordingen zeiden mij niets, maar het klonk allemaal zeer gewichtig en mooi. Menig woord en zin zit nog steeds in mijn hoofd. Dat het geheel dik anderhalf uur duurde, had je eigenlijk niet in de gaten. Daarvoor was het schouwspel, tenminste voor mij, te boeiend. Na afloop gingen we door de meestal koude nacht weer te voet huiswaarts.

Aldaar aangekomen werd de tafel feestelijk gedekt. Brood en beleg uitgestald. Warme thee met suiker. Het kerstontbijt, en dat rond een uur of twee ’s nachts! De gang naar bed volgde daarna snel. Kerstdag. In de kamer stond vanzelfsprekend een echte kerstboom met kruis. Een klein ding op een tafel, karig groen aan de takken - Nordmann en kunststof bomen waren nog onbekende begrippen. Glas geblazen piek, sobere ballen, engelenhaar en echte kaarsjes die in houdertjes stonden die je met een soort klip aan de takken moest vastmaken.

Cadeaus onder de boom kenden we niet. Wel hadden we een kerststal. Ook die stond op een tafel. Het was een groot, donkerbruin houten geval. De geverfde beelden van aardewerk. Elk jaar kwamen ze weer uit een doos tevoorschijn, ingepakt in krantenpapier. De drie koningen mochten er pas bijgeplaatst worden als het ook echt Driekoningen was (op 6 januari). Zo werd het Jezuskind met de kribbe ook pas in kerstnacht door mijn vader in de stal gezet.

Eerste kerstdag was een dag van niets doen, alhoewel we vaak terugliepen naar de kerk. Naast de hoofdingang was namelijk een ‘levende’ stal te zien: Maria en Jozef in levenden lijve, te midden van schapen en ik meen zelfs een ezel. Later werden de levende wezens vervangen door houten exemplaren. Maria en Jozef zijn toen, als mijn herinnering mij niet in de steek laat, nog eens gestolen. Bij wijze van studentengrap. Het was wel meteen het einde van deze attractie. Overigens was er in de kerk zelf, in de Mariakapel, ook een kerststal met beeldengroep te midden van groen en een nep heuvellandschap. Het buitengebeuren trok echter meer.

Het avondmaal op eerste kerstdag was bijzonder, anders dan anders. Niet alleen de gerechten maar ook de kwaliteit ervan. Het smaakte allemaal net wat lekkerder dan op een doorsnee dag. Tenminste, zo leek het toch. Of zou dat veroorzaakt zijn geweest door de kaarsverlichting en de kerstliederen die van de LP op de grammofoon kwamen? Tweede kerstdag begon weer met een gang naar de kerk. Ditmaal voor een ‘gewone’ hoogmis, ook al hing de geest van kerstmis nog altijd in het kerkgebouw. De rest van de dag was ‘voor de familie’. Meestal een gang naar mijn oma (mijn vaders moeder), die ook in Den Haag woonde. Niet te ver van ons vandaan, aan de andere kant van het Haagse bos. Soms gingen we ook per trein – we hadden geen auto – naar Nijmegen voor een bezoek aan opa (mijn moeders vader).

Twee van die bezoeken staan mij nog in het geheugen gegrift. Zo was er een jaar dat mijn moeder voor mij een kerstmannenpak had gemaakt, bestaande uit rode stof met witte afzettingen aan de uiteinden van de mouwen bestaande uit watten. Bij mijn oma wilde ik natuurlijk weer eens aan een kaars zitten. Binnen de kortste keren vatten de wattenstrip aan mijn rechtermouw vlam. Een snelle actie van mijn vader voorkwam erger. In het huis van mijn opa was raakte ik zo gefascineerd door de kaarsjes in zijn boom, die véél groter en mooier was dan die bij ons thuis, dat ik er niet af kon blijven. Totdat de takken van de boom in vlammetjes opgingen. Ook hier redde kloek optreden van enkele volwassen familieleden de rest van deze kerstdag.

Geen wonder dat mijn ouders de echte kerstkaarsen in de boom vervingen door elektrische. Wit met een glazen ‘vlammetje’ en voorzien van groene klemmen waarmee ze aan de takken van de kerstboom werden vastgezet. Een groen snoer dat de kaarsen verbond deed de rest. Vermeldenswaard in dit kader nog de adventskrans: een krans van kerstgroen met rode linten die vier kaarsen ‘bevatte’. Per week ging er één aan totdat ze met Kerstmis alle vier brandden. Advent stamt overigens af van het Latijnse adventus: de komst.

Het was, en is, nog altijd een magische tijd. Kerstmis. Mijn gezin houdt de traditie nog steeds in ere. Zonder kerk of katholicisme, dat wel, maar met een echte boom. De kerstballen stammen deels nog uit mijn ouderlijk huis; de piek heb ik ook nog, ook al past die nu op geen enkele boom meer (te klein). Er is wel een andere kerststal. Waar de oude is gebleven weet niemand… De stal is voorzien van dezelfde beelden als die mijn ouders gebruikten (de pogingen waar ik ze als jongen na ontstane schade trachtte bij te kleuren met waterverf nog duidelijk zichtbaar). Ze komen ook nog uit dezelfde dozen en hetzelfde krantenpapier.

Nieuw is de start op 24 decem-ber met het neerzetten en opmaken van de boom. Rond 18.00 uur een feestelijke maaltijd en dan allemaal samen naar de cadeaus onder de boom. Eerste en tweede kerstdag zijn dan ‘vrij’. Dat wil zeggen dat we luieren, aan de gang gaan met de cadeaus, de restanten van de kerstmaaltijd wegwerken en gewoon gezellig samen zijn, waarbij eenieder zijn of haar ding doet. De tweede kerstdag is dan weer ‘actief’. Erop uit, wandelen en/of fietsen. De natuur in of naar het strand.

Na Driekoningen, jawel ook bij mij komen de drie beelden dan pas bij de stal terecht, begint de afbraak. Alles wordt weer in de dozen en tassen gestopt. Terug de kelder in om er een jaar later weer uit te komen. De boom maken we klein (nee, die gooien we niet op straat). Takken en stam gaan met het GFT op weg naar een nieuwe toekomst. Al is dat dan zonder Kerstmis.


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Levende kerststal in atrium Stadhuis. Foto uit 2009, Willem Vermeij, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    22-2023

Meest gelezen artikelen