Skip to main content

Cees van Hoore over zijn jeugdjaren in Den Haag

De ene keer is vader de grootste schrik die ik ken, de andere keer streelt hij me over mijn haren en noemt hij me zijn lieve zoon. […] het ergste is nog, dat ik vader niet kan haten. Dan zou het heel wat makkelijker zijn. Als ik nou maar altijd heel aardig voor hem ben, dan win ik hem misschien wel voor me.” Schrijver en journalist Cees van Hoore schreef de roman De smekeling. Een belangrijk thema in het boek is de relatie tussen vader en zoon, vol rauwheid en miskenning, maar tegelijk doortrokken van sympathie.

Voor de zoon is dit dubbele gevoel een worsteling. Tegelijk maakt deze ambivalentie hem nieuwsgierig naar wat zijn vader voor man was en wat hij in het verleden heeft meegemaakt. Het boek beschrijft de speurtocht die de zoon naar dit verleden onderneemt. Er komen verrassende sporen van het verleden van zijn vader aan het licht. Hoewel veel in De smekeling autobiografisch is, noemt de schrijver het boek ‘in wezen fictie’. In de roman is de vader hard voor zijn zoon, in werkelijkheid was Van Hoores vader niet zo slecht.

Interessant werk

“Wat wel historisch klopt in De smekeling”, zegt Van Hoore, “is dat de Duitsers mijn vader in de oorlog op zijn achttiende als dwangarbeider te werk stelden op een vliegveld bij Wenen, vier jaar lang. Hij kon kiezen: dom werk of werk waar hij wat van leerde. Hij koos het laatste. Hij volgde er zelfs een opleiding. Interessant werk is altijd belangrijk voor hem geweest. Het gaf hem een gevoel van eigenwaarde. De baantjes die hij na de oorlog in Nederland had, gaven hem nooit bevrediging. Dat leidde tot botsingen met zijn bazen.”

Cees’ vader werd in zijn jeugd door zijn veel oudere broers gekleineerd. “Daarom wilde hij weg. Werken in het buitenland was een buitenkans. Hij voelde dat niet als dwangarbeid. Hij had het fantastisch in Wenen. Het was oorlog, maar het dagelijks leven ging er gewoon door. Wel moest hij af en toe schuilen voor geallieerde bombardementen. Later vertelde hij mij hoe goed hij het op dat vliegveld had.”

Geloof en ziekte

Zijn moeder heeft Van Hoore wel waarheidsgetrouw beschreven. “Ze had zeven jaar in het, naar later bleek, beruchte R.K.-meisjesinternaat De Goede Herder in Zoeterwoude gezeten.”

Haar geloof was later bepalend voor haar toen bleek dat ze borstkanker had. “Ik zie nog voor me hoe ze de dag voor een borstamputatie in de huiskamer zat. Heel rustig. Wel zat ze nauwelijks merkbaar in de stoelleuning te knijpen. De volgende dag mochten we na de operatie naar haar toe. Ze zat haar haar te kammen, alsof er niets aan de hand was. Ik lijk op haar. Ik ben zelf ook ziek geweest. De dokter zei dat ik nog maar vier maanden zou leven als de behandeling niet aansloeg. Gelukkig sloeg de behandeling wel aan. Ik was niet bang. Moed houden. Niet denken dat het slecht zal aflopen. Die houding heb ik van mijn moeder.”

Van Speijkstraat Den Haag

De smekeling geeft een levendig beeld van de Van Speijkstraat in Den Haag, waar Van Hoore in de jaren zestig opgroeide. Het was een nette straat, maar wel met grote tegenstellingen. “Aan de ene kant woonden redelijk gesitueerde mensen, aan de andere nette arbeiders.”

Niet zonder humor vertelt de schrijver over de kleurrijke buurtbewoners en familieleden, zoals zijn vriend, kruidenierszoon Ruud Leurs en de bekende operazangeres Marijke van der Lugt. “De familie Veres viel op. Violist Lajos Veres was zigeunermuzikant. Hij speelde in een Hongaars restaurant op de Nobelstraat. Hij liep daar rond en kwam bij de tafels spelen. Zijn dochter Mariska zou later nog veel beroemder worden, als zangeres van de popgroep Shocking Blue.”

Jaren zestig

De jaren zestig waren de tijd van de revolte van de jeugd. Die heeft een groot stempel op Cees’ leven gedrukt. Nu hij erop terugkijkt, is hij niet op alle punten positief over wat er toen gebeurde, ook al heeft hij er zelf aan meegedaan. “De revolte heeft ook tot vergroving geleid. Daarvóór had je een verfijning die verloren is gegaan. Vergelijk Only You van The Platters met I can’t get no satisfaction van de Rolling Stones. Bob Scholten en Wim Sonneveld zongen verzorgd en fatsoenlijk. Met de revolte van de jaren zestig ging dat verloren. Johnny Hoes bijvoorbeeld kwam met gore liedjes. Maar ik deed eraan mee. Ik heb nummers voor hem geschreven: Ik heb les van een buikdanseres en Ik voel me rijk rijk rijk als een oliesjeik. Ook Tanken tanken tanken even nergens meer aan denken.” Een ander niet erg positief verschijnsel in de jeugdcultuur waren de gangs. “In Den Haag stonden de ‘Bullen’ tegenover de ‘Artistiekelingen’. Ik hoorde bij de laatste. We hadden ambities als dichters, fotografen en schilders.”

Schrijversambities

In Van Hoore ontwaakte het verlangen om te schrijven. Zijn vader kreeg een blaadje van zijn werk thuisgestuurd. Daarin las Cees een gedicht over een stervende man. “Ik weet nog de beschrijving van zijn hand die als een achteruit-lopende krab over de deken bewoog. Dat beeld sprak me zo aan dat ik zelf gedichten begon te schrijven.” Het schrijven van gedichten verhoogde zijn gevoel van eigenwaarde. “Ik had een uitzendbaantje bij BMW in de Parkstraat. Door het schrijven had ik het gevoel dat ik toch wel iets voorstelde.” Het lijkt op het houvast dat zijn vader nodig had aan interessant werk.


Details

  • Schrijver

    Maarten Baanders
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    jeugdfoto
  • Editie

    01-2024

Meest gelezen artikelen