Domweg gelukkig in Kijkduin
Voorjaar
De zon brak door de barre voorjaarslucht.
Plotseling kantelde er een vogelvlucht.
Op de aarde smolt de dungezaaide sneeuw.
Hart, gij zijt vrij; gij waart om niets beducht.
J.C. Bloem
Deze bijdrage gaat over de dichter J.C. Bloem, vandaar dat ik met dit gedicht begin. De beschrijving van zo’n vogelvlucht, u kent dat wel, honderden vogels die door de lucht zwermen zonder elkaar aan te raken, is prachtig omschreven met het woord kantelde. Bloem is vooral bekend door de laatste zin uit het gedicht de Dapperstraat: ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’. Omdat hij enkele jaren in Kijkduin gewoond heeft, heb ik voor bovenstaande titel gekozen, al vraag ik me wel af of hij daar gelukkig was.
Jacobus Cornelis Bloem is op 10 mei 1887 in Oudshoorn geboren. Zijn grootvader was minister van Financiën en zijn vader, Jacobus Bloem was onder meer burgemeester van Oudshoorn. Zijn moeder heette Catharina van Eck en Jacques, zoals de latere dichter genoemd werd, had twee zusjes, Louise en Caroline en een broer, Floris. Van 1899 tot 1906 was hij leerling op een HBS, eerst in Leiden en later in Amersfoort. Vervolgens ging hij in Utrecht rechten studeren. In 1916 behaalde hij zijn doctoraal en een half jaar later promoveerde hij.
Toen hij een jaar of zestien was, ging hij gedichten schrijven en in 1910 werden er enkele gedichten van hem in het literaire tijdschrift De Beweging geplaatst. Van 1920 tot 1927 werkte hij bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In 1925 was hij gecommitteerde voor de vakken Frans en Engels tijdens het eindexamen HBS en een van de leerlingen van die school was de latere schrijfster en dichteres Clara Eggink. Een gecommitteerde moet er namens het bevoegd gezag op toezien dat zo’n examen op de juiste manier plaatsvindt. En hoewel Clara twintig jaar jonger was dan Jacques Bloem kregen ze een relatie en op 4 november 1926 zijn ze getrouwd. Clara schreef later over dit leeftijdsverschil: “Hij was de eerste man die me niet verveelde”. Ze kregen een jaar later een zoon, Wim. Dit huwelijk heeft slechts zes jaar geduurd. Dit wil overigens niet zeggen dat ze elkaar nooit meer zagen. Het tegendeel is waar, zoals uit de rest van dit artikel zal blijken. Vanaf 1928 kreeg Jacques een baan als griffier.
Met de’ avond worden de duinen eenzamer,
Luider aanhoudende wordt het zeegeruis.
Omdat Jacques Bloem van 1934 tot 1940 in Den Haag gewoond heeft en omdat dit artikel in een Haagse Krant geplaatst wordt, sta ik iets langer stil bij deze periode uit zijn leven. In augustus 1934 ging Jacques samen met zijn zoon en een huishoudster op het adres Scheveningselaan 109 wonen. De laan ligt in de villawijk Meer en Bosch. Deze wijk is begin jaren twintig van de vorige eeuw gebouwd. Omdat de wijk te ver van het centrum van Den Haag lag, werden de huizen nauwelijks verkocht, met als gevolg dat ze verhuurd werden. Zijn zoon Wim ging naar de Kijkduinschool, evenals Remco Campert. Voorjaar 1935 komt Clara Eggink bij hun wonen. Ze noemt Den Haag: “Een zorgeloze stad met een amoreel tintje”. Clara trouwt met de vader van Remco, Jan Campert. Ook dit huwelijk zou slechts enkele jaren duren. Jacques Bloem gaat in 1936 in een kamer in de Zeestraat wonen en vervolgens in een etage op de Hooigracht. Vanaf 1 mei 1937 woonde Jacques weer in Meer en Bosch en nu op het adres Duinlaan 143. Dat wil zeggen dat zowel Jan Campert met zijn zoontje Remco als Clara Eggink met haar zoontje Wim en Jacques Bloem op hetzelfde adres woonden. Kunt u me nog volgen? In 1939 ging hij met Clara in dezelfde wijk op het adres Hoek van Hollandlaan 4 wonen. Mei 1940 werd het nabijgelegen vliegveld Ockenburg gebombardeerd, met als gevolg dat ze ergens anders moesten gaan wonen.
Jacques ging in een pension in Voorburg wonen en in 1942 werd hij griffier van het kantongerecht in Zutphen. Ook hier woonde hij na de bevrijding weer enige tijd met Clara Eggink samen. In 1947 woonde hij een aantal maanden in Wassenaar in de Pauwhof. Dit was een villa waar schrijvers en wetenschappers tegen een geringe vergoeding een tijdje konden logeren om inspiratie op te doen. In 1959 verhuisde hij naar het plaatsje Kalenberg in Overijssel. Hier lag de woonboot van Clara aangemeerd. De boerderij die er vlak naast lag werd opgeknapt en hier zou Jacques Bloem tot aan zijn dood op 10 augustus 1966 blijven wonen.
J.C. Bloem wordt beschouwd als een van de belangrijkste klassieke dichters uit ons taalgebied. Toch is het niet eenvoudig om aan te geven waarom dat zo is. Hij heeft in 1949 de Constant-Huygensprijs gekregen. In 1952 de P.C. Hooftprijs en in 1965 de Prijs der Nederlandse letteren en dat zegt natuurlijk wel iets. Laat ik als voorbeeld van zijn kunnen de eerste strofe van het gedicht De Dapperstraat nemen.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
En dan te bedenken dat we ons op dit moment grote zorgen maken over dat stukje bos ter grootte van een krant. Hoeveel echte natuur kennen we nog in ons landje? En dan te bedenken dat hij dit gedicht in 1946 geschreven heeft. Een vooruitziende blik en uitstekend onder woorden gebracht!
Omdat deze bijdrage in de voorjaars-special van deze krant komt, eindig ik met een deel van een ander gedicht dat J.C. Bloem heeft geschreven.
Weer een lente en de haar bitter-eigen
Zilte geur, die langs de kaden glijdt.
Is ’t het tij, dat stroomopwaarts komt stijgen-
Of de zeelucht van de eeuwigheid?
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Een zwerm spreeuwen -
Editie
06-2024