Skip to main content

Mysterie in de Engelenburgstraat - deel 2

Op dinsdagmiddag 19 februari wordt Hendrika Winkelman begraven. Om twee uur vertrekt de begrafenisstoet onder grote belangstelling van het Zuidwal Ziekenhuis naar begraafplaats Nieuw Eik en Duinen. Langs de route tonen vele belangstellenden hun medeleven. Vrouwen en kinderen zien met tranen in de ogen de rouwstoet voorbijkomen. Mannen nemen eerbiedig hun pet of hoed af. Bloemen en kransen worden op de lijkwagen gelegd. Hier en daar hebben bewoners de gordijnen ten teken van rouw neergelaten. De begrafenis zelf vindt in alle soberheid plaats. De geëmotioneerde weduwnaar staat met zijn familie om de met bloemen bedekte kist. Dominee Schuller spreekt aan het graf woorden van troost. Een familielid dankt iedereen voor de getoonde belangstelling.

Op 20 november 1924 begint onder grote belangstelling het proces tegen Jacobus van der G. De rechtszaak, die vier dagen duurt, is in Den Haag en ver daarbuiten het gesprek van de dag. Door het Openbaar Ministerie en de verdediging worden vijfenveertig getuigen en deskundigen gedagvaard en gehoord. Officier van Justitie mr. Polman schetst de beklaagde als een leugenachtige ruziezoeker en nietsnuttige praatjesmaker met een diepgewortelde wrok naar zijn zuster. De verdachte heeft tal van tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de bijl, het geld en zijn alibi ten tijde van de moord. Ondersteunend bewijs zijn de belastende getuigenissen, de bloedsporen en de vingerafdruk. De aanklager, ten volste overtuigd dat niemand anders dan Jacobus van der G. zijn zus Hendrika heeft gedood, eist een levenslange gevangenisstraf.  

Advocaat mr. Bekker acht het tijdstip van de moord willekeurig en niet bewezen. Op de plaats van het misdrijf zijn geen tekenen van zijn aanwezigheid gevonden. De beklaagde had op de bewuste dag schoenen met gummizolen aan die zeer zeker sporen op het zeil hadden achtergelaten. De vingerafdruk kan afkomstig zijn van een eerder huisbezoek toen hij nog wel welkom was. De beklaagde had ten tijde van de moord regelmatig last van bloedneuzen die de aangetoonde sporen op zijn schoenen verklaren. De verdediging concludeert dan ook dat de enige juiste vonnis vrijspraak is. Op 8 december 1924 staat de van moord beschuldigde broer van het slachtoffer voor rechter mr. C.J.J. Joncheere. Uiterlijk kalm en onbewogen luistert hij naar de voorlezing van het vonnis: levenslange gevangenisstraf voor doodslag onder verzwarende omstandigheden. Jacobus die zijn onschuld blijft volhouden, laat onmiddellijk door zijn advocaat hoger beroep aantekenen. 

Op donderdag 12 maart 1925 gaat er een golf van ontzetting door Den Haag heen als blijkt dat Jacobus tijdens het hoger beroep is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde misdaad. Tijdens de rechtszaak blijkt dat er te veel onzekerheden zijn. Het is niet vast komen te staan op welk tijdstip de moord heeft plaatsgevonden. Niemand in de Engelenburgstraat heeft de gedaagde die dag het huis van zijn zus naar binnen of buiten zien gaan. Wel wordt Jacobus door tal van personen elders gezien en met verscheidenen heeft hij ook gesproken. In de woning van de gedaagde is niets verdachts aangetroffen. Ook zijn er te veel twijfels over het moordwapen. 

Als een vrij man loopt Jacobus van der G. de rechtbank uit. Maar niet voor lang. Op 19 november 1925 wordt de zesentwintigjarige Hagenaar door de Haarlemse Rechtbank veroordeeld tot een celstraf van vijftien maanden voor een serie inbraken met diefstal die hij met de achtentwintigjarige varensgezel Hendrik O. uit Purmerend gepleegd zou hebben in Velsen en Bloemendaal. 

In 1941 krijgt de moord, waarvan de dader nooit gevonden wordt, een mysterieus vervolg die de Haagse gemoederen wederom sterk zouden bezighouden. Op nummer 154 worden al twee jaar lang op het middernachtelijk uur holle slagen gehoord, zonder te weten waar het geheimzinnige geluid vandaan komt. Uiteindelijk wordt de politie erbij gevraagd omdat de bewoners, die dachten dat ze niet geloofd zouden worden, langzamerhand de wanhoop nabij waren. In eerste instantie gaat men ervan uit dat het plagerij is. Twee agenten krijgen de heldhaftige opdracht om een nacht door te brengen in de woning. Bij het horen van vier harde klappen stormen beide mannen onbevreesd de trap op om de grapjas op heterdaad in de kraag te kunnen grijpen. Boven gekomen treffen ze niemand aan. De volgende dag wordt besloten om het huis binnenste buiten te keren. 

Politiemannen en werklui lopen in en uit op zoek naar een verklaring. In iedere duistere hoek wordt gekeken. Bouwvallige muren worden gecontroleerd. De krakende vloer wordt opengebroken. Stoffige leidingen worden geïnspecteerd. Op de plaats waar het spookachtige geluid het sterkst wordt gehoord, loopt een pijp van de waterleiding. Nasporingen of het geluid misschien aan drukvermindering in de buizen te wijten is, levert niets op. Dezelfde nacht nog klinken wederom de bonkende slagen. Het raadselachtige geluid wordt nu ook door bezoekende familieleden gehoord.

Het nieuws dat er in de Engelenburgstraat vreemde dingen gebeuren, verspreidt zich als een lopend vuurtje door de stad. De kranten brengen dagelijks het spectaculaire nieuws. Het gevolg is een toeloop van belangstellenden, nieuwsgierigen en sensatiezoekers. Al snel gonst het van de verhalen en de geruchten. Gaat het om een grap of een toevallige omstandigheid. Zijn het luidruchtige houtwormen die zich te goed doen aan de oude balken of is er toch meer aan de hand? Enkele inwoners geloven dat een bovennatuurlijk verschijnsel de oorzaak is van het mysterieuze gebonk. Een klopgeest die de Engelenburgstraat in een ijskoude greep houdt. 

De oudere buurtbewoners herinneren zich nog de gruwelijke moord op Hendrika Winkelman die in 1924 maanden lang het gesprek van de dag was geweest. Weliswaar in een ander perceel, maar voor sommigen toch genoeg reden om aan een spookachtige verschijning te denken. Een spiritist is er heilig van overtuigd dat de vier tikken een manifestatie betekenen van de onbekende dader die nu dood maar wel onrustig is, zoals alle geesten met een kwaad geweten. Een ander medium die een seance had gehouden, verklaart dat het gebonk veroorzaakt wordt door een dolende geest van een man die zich twintig jaar geleden van het leven had geroofd. Een moedige verslaggever, die een aantal nachten in het spookhuis doorbracht, concludeert al snel dat de beruchte klopgeest minder actief is als agenten in de buurt de wacht houden. Het versterkt bij de politie het vermoeden dat er toch sprake is van een grap of kwaadwilligheid. Maar een oorzaak of een dader wordt nooit gevonden. Na een aantal oprispingen verdwijnen de geluiden en keert de rust weer terug. De gruwelijke moord en het spookhuis gaan de boeken in als het mysterie van de Engelenburgstraat. 


Details

  • Schrijver

    Jan Kaffa
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Engelenburgstraat, waar op nr. 154 in 1941 op het middernachtelijk uur holle slagen klonken. Foto: JosPé, coll. Haags Gemeentearchief
  • Editie

    15-2024

Meest gelezen artikelen