Skip to main content

De woningruil van mijn moeder

In het vroege voorjaar van 1961 zei mijn moeder ’s avonds aan tafel: “We gaan woningruil doen.” Vanaf dat moment werd alles anders in ons huis in de Hoogbuurlostraat. Mijn moeder was een goede onderhandelaarster en had een zakelijk instinct. Niet zo verwonderlijk want haar vader had in Kedichem een kruidenierswinkel en een grote clientèle in de naburige dorpen en polders opgebouwd. Met zijn gulle lach en grapjes wond hij iedereen om zijn vinger. “Je kunt beter vliegen vangen met stroop dan met azijn” was dan ook de gevleugelde uitspraak in zijn gezin. Mijn moeder had het niet van een vreemde. Zij marchandeerde door het leven en kreeg door haar theatrale manier van stroop smeren veel voor elkaar, waarbij ze de zakelijke kant van haar missie nooit uit het oog verloor.

Onze meubels werden tweede-hands verkocht aan een opkoper van de markt in de Herman Costerstraat. Niet alleen het immens zware dressoir met dikke bolpoten, maar ook het bankstel, eettafel en stoelen, lampen en zelfs de fauteuil van mijn vader bij mij op mijn kamer werden verkocht. Omdat mijn moeder voorwendde een arme noodlijdende weduwe te zijn, was de opkoper coulant in zijn prijs en met een handkar haalde hij alles op. Vanaf het moment dat de woningruil was beklonken, reed mijn moeder op de fiets Den Haag door op koopjacht naar nieuwe meubels. Teakhout werd in de zestiger jaren erg populair; de zogenaamde Scandinavische look. Cognackleurig met ranke pootjes, verschillende bekleding op stoelen en de ronde eettafel deed weer zijn intrede. Na de donkere meubelstijl ‘Old Finish’ werd alles licht en zacht van kleur. De tafel lag vol met uitgeknipte foto’s en advertenties van de beste koopjes en zo sprokkelde mijn moeder een nieuw interieur bij elkaar. Ik hielp met het inpakken van dozen en onze vierkamerwoning veranderde langzamerhand in een pakhuis.

Het was een spannende tijd want er gebeurde weinig bijzonders in mijn leven. Ik fantaseerde vaak over paleizen om in te wonen en te reizen naar Parijs of naar een plek met palmbomen, net als bij tante Willy in Amerika. Maar voorlopig moest ik het doen met onze aanstaande verhuizing, waar ik een nieuwe kamer zou krijgen met een cretonne sprei en cretonne gordijnen. Naarmate de dag van de verhuizing dichterbij kwam, veranderde het enthousiasme van mijn moeder in nerveus gedrag. Ze wilde heel graag een nieuwe start maken aan de Nijkerk-laan, maar het weggaan viel haar zwaar. Ik trachtte in die tijd zoveel mogelijk voor haar te doen en beurde haar vaak op met een persiflage op Louis Prima die ik, zittend op de rand van de tafel, kon nazingen. Ik maakte zelfs een rolletje van een stukje krant en hield die als een volleert roker vast. Bueno sera Signorita, bueno sera

De familie Van der Geest kwam op een regenachtige dag in de zomervakantie met een grote verhuiswagen voorrijden en binnen een paar uur stond alles in de wagen. Ik fietste naar ons nieuwe adres op de hoek van de Nijkerklaan en de Zuiderparklaan. Inmiddels was ik twaalf jaar en kende al veel wijkdelen in onze stad waar ik vaak alleen doorheen fietste. Via de Dierenselaan reed ik door de Harderwijkstraat en sloeg rechtsaf de Nijkerklaan op. Voor mij een bekende straat want mijn lagere school, waar ik net afscheid van had genomen, stond tegenover onze nieuwe woning op de eerste etage.

Mijn voortvarende moeder had gelukkig vooraf geregeld dat twee collega’s van mijn vader haar zouden helpen met witten en behangen en zo werd het huis omgetoverd tot een lichte, moderne woning. Het was gezellig met die twee in huis en ik hielp waar ik kon met behang af te scheuren zodat zij snel konden behangen. De deuren werden voorzien van hardboard en in zachte pasteltinten geschilderd. Posten en raamwerk wit en de muren voorzien van een licht behang. De nieuwe meubels werden gebracht, de cretonne gordijnen opgehangen en in de erker kwam de ronde eethoek, waar we veel aan zaten en makkelijk naar buiten konden kijken. Mijn moeder kreeg terecht complimenten over haar nieuwe interieur en heeft tot op hoge leeftijd met plezier in het huis gewoond. 

Aangezien wij op de hoek woonden, kon je door het zijraam de gehele laan afkijken en zo leerde ik onbespied een aantal buren kennen die op de laan woonden. Tegenover ons huis met de middenberm, wat in die tijd zeer goed werd onderhouden en prachtige rozenstruiken bevatte, stond mijn school. De openbare Theo Thijssenschool, ook al een ontwerp van Berlage. Langgerekt, plat dak en brede ramen. Verderop stond in spiegelbeeld eenzelfde school. De katholieke Rozaschool, alleen toegankelijk voor meisjes. 

Mijn moeder had veel kennis-sen die overal in de stad woonden. Bijvoorbeeld tante Mien, die een volkstuin had, en ik fietste op mijn moeders verzoek de lange weg af naar Loosduinen, waar tante Mien al in de deuropening stond met een krop sla. “Ik ga gauw weer verder hoor, kind” en ze zwaaide me nog net met haar arm buiten de deur uit terwijl ze verder alweer binnen bezig was. Klap, de deur was dicht. Ik kan me niet herinneren daar ooit binnen te zijn geweest. De Oude Haagweg langs de vaart weer terugfietsend, met aan de overkant de kassen overgaand in de Loosduinseweg.

De kassen zijn verdwenen en de wijken Leyenburg en Kerketuinen zijn gebouwd. Ik weet nog dat de tram ronddraaide op het Monnikendamplein met daarachter alleen weilanden. De Escamplaan is later doorgetrokken tot aan de Lozerlaan die naar Kijkduin loopt.

Ook reed ik graag op mijn fiets naar een vriendinnetje dat in de wijk Vrederust woonde. Achter het Zuiderpark ging ik de Melis Stokelaan op, door Moerwijk en Morgenstond en daarachter lag Vrederust. Een wijk met flats van vierhoog met brede lanen en tussentuinen voor spelende kinderen. Zonder lift, maar met een glazen trappenhuis. Het gezin van Marie-Louise woonde in de laatste flat en keek uit op de weilanden van Loosduinen. Op de fiets trapte ik de lange laan af tot ergens bij de Berensteinlaan. Ik kan me nog herinneren dat zij een badkamer hadden met een lavet. Een typisch Nederlandse uitvinding. Je kon er de was in doen en de kinderen of jezelf. Enige handigheid was dan wel op z’n plaats. De kamers waren licht en ruim en ze hadden een balkon met stalen spijlen waar je doorheen keek. 

Wij gingen in die tijd naar het Badhuis aan de Escamplaan. Dat kostte vijftien cent: uit- en aankleden en douchen in twintig minuten. Een muntje in de gleuf om een hokje te openen. Razendsnel kleedde ik me uit om zo lang mogelijk onder het warme water te kunnen staan. Een potige mevrouw die alles in de gaten hield en na een wasbeurt de haren bijeen veegde, bonkte op de deur als je te lang binnenbleef.

Fietsen door een stad vind ik nog steeds leuk. Het is een plezierige manier om een stad of omgeving te verkennen.  


Details

  • Schrijver

    Ina Masseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Loosduinen, waar ik naartoe fietste om tante Mien te bezoeken. Foto uit 1969, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    16-2024

Meest gelezen artikelen