Skip to main content

Den Haag, een zorgeloze stad met een amoreel tintje

Bovenstaande zin staat in het artikel dat ik voor De Haagse Tijden van 19 maart 2024 schreef. De schrijfster en dichteres Clara Eggink omschreef onze stad op die manier en deze bijdrage gaat over haar. Laat ik met een toepasselijk gedicht van Clara Eggink beginnen. 

Een zomers liedje

Ik liep laatst door de heide
Langs berken en langs brem.
Toen klonk er aan mijn zijde
Een kleine, ijle stem.

Aanhoudend en doordringend,
Zoo blij en mateloos
Alsof een hart hier, zingend,
Zijn hoogste vreugde koos.

O koolmees in het loover,
O heikruid in de zon
Uw lieflijkheid, uw toover
Die mij niet helpen kon.

Clara Hendrika Catharina Clémentine Hélène Eggink is op 18 april 1906 in Utrecht geboren. Clara was de oudste van drie kinderen. Haar vader, Hendrik Jan, was zakenman en haar moeder heette Clara W.M.C. de Laat. Toen Clara één jaar oud was, vertrok haar vader zonder zijn gezin naar Amerika. Het was de bedoeling dat het gezin later zou volgen, maar tijdens een bergtocht overleed haar vader. Haar moeder verhuisde vervolgens met de kinderen naar Rotterdam. Tijdens het eindexamen van de meisjes-MMS leerde Clara de dichter Jacques Bloem kennen omdat hij tijdens dit examen gecommitteerde was bij de vakken Engels, Frans en Duits.

Hoewel Jacques zo’n twintig jaar ouder was dan Clara kregen ze een opmerkelijke relatie. Op 4 november 1926 zijn ze getrouwd. Zoals ze later in haar autobiografie schreef, was hij de eerste man die haar niet verveelde. Zal het feit dat ze haar eigen vader nooit gekend heeft hierbij een rol gespeeld hebben? Ze kregen een zoon Wim. Via Bloem leerde ze schrijvers en dichters als Roland Holst, Marsman en Ter Braak kennen. In 1932 gingen Jacques en Clara uit elkaar, maar dit wil niet zeggen dat ze elkaar nooit meer zagen, integendeel. In 1936 trouwde Clara met de vader van Remco Campert, Jan Campert. Ze gingen in onze stad op het adres Duinlaan 143 wonen. Ook Jacques Bloem en hun zoon Wim gingen hier wonen. Later verhuisde Clara met Jacques Bloem naar de Hoek van Hollandlaan op nummer 4. Aan het eind van de oorlog zijn ze weer in ondertrouw gegaan, maar dit is nooit tot een huwelijk gekomen. Jacques Bloem is in 1966 overleden en de laatste jaren van zijn leven heeft Clara voor hem gezorgd. Een van de door haar geschreven boeken begint met de zin: “Een ding staat voor mij wel als een paal boven water: wij hadden bij elkaar moeten blijven, J.C. Bloem en ik”. U ziet het, een opmerkelijke relatie!

Zoals ik hiervoor al schreef, is Clara Eggink in 1936 met Jan Campert getrouwd. Ook dit huwelijk duurde niet lang, slechts vier jaar. Er bestaat een uitdrukking ‘Wie schrijft, die blijft’. Daar zit zeker een kern van waarheid in, al is het wel de vraag wat er dan wel over blijft. Jan Campert is de geschiedenis ingegaan met het verzetsgedicht De achttien dooden. Naar ik begrepen heb, heeft hij dit gedicht geschreven toen hij samen met Clara Eggink in onze stad in de Amalia van Solmsstraat woonde. In ditzelfde huis woonde ook de tekenares van Jip en Janneke, Fiep Westendorp. Ze heeft in die tijd enkele boeken van Clara Eggink van illustraties voorzien. In 1945 is Clara voor de derde keer getrouwd en wel met de broer van de bekende filmmaker Joris Ivens, Hans Ivens. Ook dit huwelijk heeft niet lang geduurd. 

Vanaf 1957 heeft Clara enige tijd op een woonboot in het plaatsje Kalenbeek in Overijssel gewoond. Jacques Bloem woonde in een boerderij die er vlak naast stond en hier is hij op 10 augustus 1966 overleden. Hierna heeft Clara zowel in Voorschoten als in Den Haag gewoond. Ze was toen onder andere voorzitster van de afdeling letteren van de Haagse Kunstkring. In 1981 verhuisde ze naar de woon- en werk-gemeen-schap voor oudere kunstenaars en wetenschappers, het Rosa Spier Huis in Laren. Een kleine tien jaar later kwam ze in Scheveningen wonen in het antroposofisch verpleeghuis van het echtpaar Eijsenga. Op 3 maart 1991 is Clara Eggink overleden en ze werd naast Jacques Bloem in Paasloo Overijssel begraven. 

Haar werk

Omdat Clara lange tijd met Jacques Bloem is omgegaan en omdat hij ook toen al een bekende schrijver was, werd ze soms de ‘Claartje van de grote Bloem’ genoemd, maar dit is volkomen ten onrechte. Haar oeuvre is zeer veelzijdig. Ze was in de eerste plaats dichteres, maar ze schreef ook proza, essays en honderden literaire kritieken en ze deed veel vertaalwerk. Zo bekritiseerde ze het boek Ik Jan Cremer dat in de vorige uitgave van deze krant ter sprake kwam als volgt: ”Zo moeten er toch duizenden geletterde, beschaafde, ervaren lezers in ons land zijn die Jan Cremer met weerzin verwerpen”. En wat dat vertalen betreft, ze heeft werk van onder meer Hemingway, Dostojevski en John Steinbeck vertaald. Als voorbeeld de novelle Of Mice and Men van Steinbeck, een boekje dat ik stukgelezen heb. Het werk van Clara wordt wel omschreven als eenvoudig, bondig en helder. 

Onderstaand gedicht schreef Clara in het jaar waarin Jacques Bloem en zij uit elkaar gingen.

Avond

Tot hiertoe is het dan gekomen:
Een zomeravond zonder wind,
De stille som van alle droomen
Waarin het licht zijn einde vindt.

Dit lijkt het slot van elk verlangen.
Een lichte maan reeds in het westen.
De reigers zoeken kalm hun nesten.
Een laatst geluid wordt overwonnen.

 


Details

  • Schrijver

    Carl Doeke Eisma
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Geschilderd door Willy Rieser. Collectie: Literatuurmuseum
  • Editie

    17-2024

Meest gelezen artikelen