Het voorjaar: eropuit!
Het voorjaar komt er weer aan. Reden genoeg om het geheugen weer eens op te frissen, nu we toch met z’n allen de somberheid van het winterseizoen weer achter ons willen laten. Want waar we het er al over eens waren, dat de winters nu (gemiddeld) niet meer lijken op die van toen, hoe zat het dan eigenlijk in onze herinneringen met die lentes?
Het algemene gevoel bij de komst van de lente was ook in mijn jonge jaren: vroeger licht, later donker, nieuw leven. Dat nieuwe leven zat ‘m natuurlijk vooral in de symboliek rond lammetjes, vogelnestjes en nieuwe bloemen. Kortom: de lente bracht altijd weer - behalve korte rokjes - perspectief! De kou was verdwenen, de zon (weliswaar veelal nogal schraal) was er weer. En niet te vergeten: we konden weer buiten sporten, de velden waren niet zo vaak meer afgekeurd en de competities lagen niet meer stil. Nu kennen we de sport in de sporthallen en kunnen korfballers, hockeyers en handballers in de winter gewoon verder met hun sport. Toen lagen competities veelal hele winters stil en kon je hooguit sportief bezig zijn op de ijsbanen en op de HOKIJ.
Bollenvelden en Schiphol
Voor mij begon de lente nogal eens met het fluitsignaal voor meer avontuur. Althans, dat besloot ik dan zelf, want er was geen officiële opvoeder die dat fluitsignaal gaf. En dus vertrok ik met mijn schoolvriendje Peter van Aken (we hebben hem helaas niet kunnen traceren voor de reünie van de Theo Thijssenschool in 2004) richting bollen. Want ‘de bloembollenvelden’ waren het uithangbord voor de lente. Die moest je gezien hebben als je later met applaus wilde praten over de lente-ervaring. Dus vertrok ik met schoolvriend Peter op de fiets (dat was in mijn geval nog de tussenmaat kinderfiets) richting bollen, naar Lisse en Sassenheim. Er waren al voldoende fietspaden in die tijd, ook al waren die niet of nauwelijks geasfalteerd, dus echt comfortabel fietsen was er niet bij. De bollenvelden hadden we al gauw gezien. Want laten we eerlijk zijn, zo boeiend waren die nu ook weer niet voor jochies van net tien jaar. Al snel bedachten we dat we steeds meer in de buurt kwamen van het vliegveld Schiphol, dus daar moesten we naartoe. En inderdaad zijn we daar aangekomen en hebben we ons enige tijd staan vergapen bij het opstijgen en landen van de grote luchtreuzen. Het was inmiddels wel wat later geworden en we moesten ook nog naar huis. Helaas, we raakten de weg kwijt, waarbij bedacht mag worden dat er in die tijd - 1954 - geen navigatiemiddelen bestonden en we ook niet de beschikking hadden over iets wat op een mobiele telefoon leek. En landkaarten hadden we ook niet bij ons. Er zat dus niets anders op dan maar ergens langs de weg aan te bellen: bij een boerderij dus. We wisten niet dat thuis in Den Haag inmiddels bij beide ouderparen de paniek in alle omvang uitgebroken was en de politie gewaarschuwd was. De boer begreep onze paniek en deed een hartverwarmende aanbieding: hij zou onze fietsen op de laadbak plaatsen en ons in Den Haag weer afleveren. Einde verhaal was het aantreffen van ouders die van hun hart geen moordkuil maakten, maar erg blij waren dat we weer thuis waren.
De grote lenteschoonmaak
Het woord ‘voorjaar’ is natuurlijk ook synoniem aan ‘grote schoonmaak’. In die jaren was het gebruikelijk, of zeg maar gerust essentieel onderdeel van de Nederlandse cultuur, dat de bevolking in het voorjaar ten prooi viel aan een gigantische schoonmaakwoede. Gordijnen moesten worden gewassen (er werd in die tijd in de meeste woningen nog fors gerookt), behang moest worden vervangen, kleden buiten geklopt, de keukens werden van onder tot boven gesopt, het beddengoed kreeg een extra wasbeurt en hier en daar werd een nieuwe verflaag aangebracht. Kortom, menig huisvrouw leefde zich uit in ongekend ‘spic and span’ gedrag en menig huisvader haalde zuchtend (en soms ingehouden protesterend) de plaktafel van zolder of uit een andere bergruimte om zijn opgedragen behangklus te doen. Het kan zijn dat de schoonmaakwoede in het voorjaar het meest intensief woedde in Scheveningen, want dat deel van Den Haag stond bekend als verreweg het ‘hoogst ontwikkeld’ wat betreft properheid. Daar hadden ze zelfs een zondagse kamer, waar je doordeweeks nooit in verbleef, maar alleen zondagmiddag na het ‘ter kerke gaan’.
Fiets versieren in het Zuiderpark
Later, toen ik getrouwd was (in 1964, erg jong), was het voorjaar het jaargetijde waarin we steevast op zondag met de kinderwagen naar het Zuiderpark wandelden. Vanaf de Soestdijksekade, waar ik inmiddels inwoonde bij mijn schoonouders - een fluitje van een cent - om onder meer bij de ‘eendenvijver’ mooie foto’s, toen nog dia’s, te maken van onze dochter.
Vaste onderdelen van mijn herinneringen over het voorjaar zijn natuurlijk ook de Koninginnedag op 30 april en de viering van 1 mei. Op 30 april deed ik een paar keer mee aan een wedstrijd ‘fiets versieren’, waarbij kinderen hun door ouders meestal met bloemen versierde fietsjes aan een jury toonden in het Zuiderpark. Helaas, ondanks het feit dat mijn vader zijn uiterste best deed om alle beschikbare creativiteit uit de kast te halen, viel ik nooit in de prijzen. De eerste van mei was ook zo’n bijzondere dag: mijn vader, een gewetensvolle socialist, stond erop dat ik die dag vrijaf van school nam om de 1 mei viering mee te maken in datzelfde Zuiderpark. Ik vond het verschrikkelijk: je werd geacht met een brede glimlach samen met andere gelijkgestemden om een zogenoemde 1 meiboom te dansen. Ik vond het maar niets. Maar het was in een tijd waarin het nog heel gewoon was als je rond de verkiezingstijd verkiezingspamfletten op je raam hing. Dus waren de woningen rond ons portiek op de Zuiderparklaan voorzien van PvdA lijst 1, KVP lijst 2, AR lijst 3, CHU lijst 4 en VVD lijst 5.
Details
-
Schrijver
Ton van Rijswijk -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
-
Editie
12-2020