Nervous O’Toole
Via het internet las ik een artikel dat in de Volkskrant van 21 november 2003 stond. In dat jaar verscheen het door Robert Mindé geschreven boek Den Haag – Popstad nr. 1. Het gaat hier om een inventarisatie van alle bands, zangers en zangeressen die tussen 1956 en 1978 in onze stad deel uitmaakten van de popscene. Den Haag was niet voor niets Popstad nr. 1 in die tijd. Er worden dan ook meer dan duizend voorbeelden gegeven. Uiteraard over groepen als Shocking Blue, The Golden Earrings, Supersister en The Motions. Maar ook schoolbandjes en zangers en zangeressen die misschien maar één keer optraden, krijgen een plaatsje in dit boek.
In het betreffende artikel wordt van dit laatste een voorbeeld gegeven. Ik citeer: “Zo’n voorbeeld van geen blijvertje is ene Ben Posthuma, die zich in 1966 na een verloren weddenschap gedwongen zag tot een eenmalig optreden tijdens een beatmanifestatie in het Scheveningse Casino. Hij was zo zenuwachtig dat de artiestennaam Nervous O’Toole snel gevonden was. Desondanks is hij mét foto vereeuwigd.”
Een zoektocht
Dit laatste voorbeeld intrigeerde mij. Ben moet inmiddels in de zeventig zijn en zou hij nog in Den Haag wonen? Wat is er van hem geworden en treedt hij nog weleens op? Ik besloot een poging te wagen om hem op te sporen. In het Haagse telefoonboek kwam ik zesmaal de naam Posthuma tegen. B. Posthuma ontbrak helaas. Ik ben die andere Posthuma’s gaan bellen en bij het derde telefoontje was het raak. “Dat is mijn broer”, kreeg ik als antwoord, “en hij woont in Voorburg.” Ik heb hem opgebeld en na enig aarzelen nodigde hij mij uit om langs te komen. Ikzelf ben nooit verder gekomen dan op Koninginnedag in de Passage met mijn gitaar en mondharmonica nummers van Bob Dylan en Boudewijn de Groot ten gehore te brengen, in de hoop dat er zoveel mogelijk geld in m’n petje dat voor me lag gegooid zou worden. Ik heb dat boek niet eens gehaald.
Benjamin Posthuma
Het eerste dat opviel toen ik de woonkamer van Ben betrad, waren een tweetal gitaren en een banjo die langs een van de muren stonden. Het tweede dat opviel was zijn hondje. Ik werd uiterst enthousiast begroet en ontkwam er niet aan om even met hem te spelen. Ben riep hem tot de orde en hij ging braaf in z’n mandje liggen en vervolgens kreeg ik een prima kop koffie. Ik stelde voor dat ik hem enkele vragen zou stellen en daar ging Ben mee akkoord. Het lijkt me verstandig om hem nu aan het woord te laten. “Al op de lagere school had ik iets met muziek en dat is tot nu toe zo gebleven. Je kunt er al je stemmingen in kwijt, of je nu blij of verdrietig bent. De eerste gitaar die ik te pakken kreeg, was van een vriendje van mij. We hebben zelfs samen een liedje gemaakt en dit op school gezongen. Soms mocht ik zijn gitaar lenen en dan probeerde ik op mijn manier akkoorden te leren. Les heb ik nooit gehad. Om de een of andere reden begon ik in E te spelen en toen ik de A en de B7 een beetje in mijn vingers kreeg, leek het al heel wat, tenminste dat vond ik zelf. Ik woonde toen uiteraard nog bij mijn ouders en wel in de Cyclaamstraat.
Ik ben in 1946 geboren. In de jaren zestig kreeg ik een aantal vrienden waarmee ik vaak naar de Wildhoef bij de Bosjes van Pex ging en daar ontstond de groep ‘de Kikkers’. Ook waren we vaak op het strand bij de Fuutlaan te vinden. Ik had toen een heel goedkope gitaar met van die stalen snaren die in je vingertoppen sneden. Vanaf 1965 kwamen we vaak in Club 192 bij het Casino in Scheveningen. De bekende impresario Jacques Senf had deze club in dat jaar geopend. Daar hing op een dag een oproep aan bandjes om op te treden op het evenement Beat-25. Overigens ging dat aardig serieus. Je moest zelfs een contract ondertekenen. Volgens enkele vrienden van mij durfde ik dat niet. We zijn toen een weddenschap aangegaan: als ik zou optreden kreeg ik vijfentwintig gulden. Hoewel ik wel degelijk nerveus was, kwam de naam waaronder ik optrad daar niet vandaan. Kort daarvoor waren we naar de film The Wrong Arm of the Law geweest en daarin speelde een zekere Nervous O’Toole. Omdat men vond dat ik op hem leek, kreeg ik al gauw die bijnaam. Ik heb die vijfentwintig gulden verdiend, maar vraag me niet hoe. Ik moest een gitaar lenen van iemand anders die daar optrad en wat ik gezongen heb, weet ik echt niet meer.
Ik heb daarna nog vaak op mijn gitaar gespeeld en erbij gezongen. Zelfs tijdens mijn werk. Ik heb onder andere bij de kinderbescherming gewerkt en soms ging ik samen met een groep meiden zingen en dan pakte ik er meestal mijn gitaar bij. Soms speelde ik samen met een vriend, of tijdens een reünie van de Kikkers en ook wel met een oudere broer van mij. Dan traden we op voor ouderen die dan konden meezingen. Ankie, mijn vrouw, vond het meestal prima als ik zat te spelen, alhoewel ik ook weleens het verzoek kreeg - als ik thuis aan het spelen was - om mijn kop te houden, terwijl ik dacht dat ik zo mooi aan het zingen was. Mijn broer maakte er mij opmerkzaam op dat er in de maand maart van 2018 in het Dakota Theater aan de Zuidlarenstraat een Ouderen Songfestival ging plaatsvinden. Ik dacht: waarom ook niet en heb meegedaan. Samen met de Haagse band dBidh heb ik het nummer Waymore’s Blues van Waylong Jennings gespeeld en gezongen. Ik kreeg zowaar de meeste punten van het publiek en dat was een leuke opsteker, want daar doe je het uiteindelijk voor. Zo ben ik ook in contact gekomen met andere Haagse musici. Momenteel speel en zing ik bij The Healers, samen met Willem Monteiro, sologitarist onder andere van de band dBidh en we treden met enige regelmaat op. Wat ik in het begin ook al zei: muziek is heel belangrijk voor mij. Daar kun je eigenlijk alles in kwijt.”
U ziet waar zo’n artikeltje in de krant al niet toe kan leiden. Bij het afscheid stelde Ben mij voor om gauw nog eens terug te komen, maar dan moet ik wel mijn gitaar meenemen. Lijkt me een uitstekend idee!
Details
-
Schrijver
Carl Doeke Eisma -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
-
Editie
14-2020