Skip to main content

Clubhuis De Mussen


In mijn in het najaar van 2019 verschenen roman De Hondenkop beschrijf ik twee werelden in het fictieve leven van Janus, de jongen met de twee gezichten uit de Haagse Schilderswijk. Soms werd hij Gekke Janussie genoemd omdat hij er afwijkend uitzag, maar meestal werd hij ‘De Hondenkop’ genoemd, een van de vele bijnamen zoals die in de oude buurt werden gebruikt.

Janus is in dit verhaal een ongewenst kind van een prostitué die door een problematische bevalling met een gebrek geboren wordt, opgroeit in een hem vijandig gezinde omgeving en een willoos kwaadaardig instrument wordt in de handen van zijn pleegmoeder. Janus wordt daardoor iemand die hij nooit had willen worden. Na een moord ontvlucht hij deze omgeving en komt terecht in een Fries dorp, waar hij in een hem gunstige omgeving verder leeft en de juiste mensen ontmoet. Hier wordt hij een beter mens en leeft een prettig leven waarin hij wordt gewaardeerd en gerespecteerd. En toch, niemand ontsnapt aan zijn verleden! Ook hij niet.

U vraagt zich misschien af: hoe bedenk je zoiets? Hoe verzin je zo’n verhaal? Fantasie is een grote gave. De Leeszaal van clubhuis De Mussen was in de jaren vijftig mijn oase in een meestal fantasieloze omgeving. In deze leeszaal kwam mijn fantasie tot bloei en ik nam dit mee naar huis. Door voorzieningen zoals het oude clubhuis De Mussen en de juiste, stimulerende begeleiding van leiders en leidsters, zoals meester De Bruin, ook wel de Beer genoemd, Boelie, meester Noordeloos en Tante Nel, heeft clubhuis De Mussen een unieke plaats in mijn jeugd ingenomen.

Dit clubhuis, waar de Beer met zijn stevige grip de bezoekende jeugd tussen de 7 en 21 jaar knap onder de duim hield. Met veel genoegen heb ik daar mijn leeshonger gestild in de leeszaal. Hoeveel boeken ik in die tijd verslonden heb, weet ik niet meer. De leeszaal was vele avonden mijn avontuurlijk jachtterrein, waarin ik allerlei heldendaden in verre gebieden verrichtte. Menig boek werd ook meegenomen naar huis, omdat ik niet kon stoppen met lezen. In deze zaal was ik veilig voor pesterijen van sommige andere jongens, zoals die van X, door wie ik tijdens het paaltjesvoetbal in de gymzaal, regelmatig als ‘kankûhlèjûh’ werd bestempeld. Het clubhuis moet qua bouw en inrichting een school zijn geweest en stond een straat achter ons, in de Rijswijksestraat. Als ‘s avonds om half zeven de deuren werden geopend, hadden zich al vele kinderen verzameld om als eerste in hun zaal te kunnen.

Het clubhuis kende diverse afdelingen, waarvan in wisselende samenstelling door de jeugd gebruik werd gemaakt. Naast de leeszaal was er de timmerzaal, handwerkzaal, schilderzaal en gymzaal, verspreid over de begane grond en de eerste etage. Naast lezen was paaltjesvoetballen in de gymzaal mijn tweede passie. Dat het daarbij niet altijd even zachtzinnig toeging, was onvermijdelijk. De grotere en sterkere jongens probeerden menig tegenstander tijdens en na het spel te intimideren door te dreigen met geweld. Twee beruchte broers uit de Rijswijksestraat waren zulke jongens. Heel veel verschrikkelijke ziektes had ik van hen mogen krijgen. Voor hen was ik een ‘kankûh moggool’, ook al wist ik toen niet eens wat dat betekende. In die tijd heb ik mijn sprintsnelheid en beweeglijkheid heel goed kunnen ontwikkelen. Een echte vechtersbaas was ik niet. Nooit geweest ook.

In de hal beneden was het kantoor van meester De Bruin gevestigd met aan de linkerkant een trap naar boven. Het clubhuis was groot, ruim opgezet en riant uitgerust met al zijn zalen en toiletten, maar had toch regelmatig zoveel kinderen in huis dat er een extra zaal geopend werd. In het kantoor van meester De Bruin heb ik eens met een groep kinderen ademloos zitten luisteren naar een verhalenvertelster, een modieus uitgedoste oudere vrijwilligster, die - vermoedelijk op verzoek van meester De Bruin - haar liefdadige instelling en sociaal gevoel voor de armere jeugd bij deze kinderen mocht uitleven.

Een ander indrukwekkend hoogtepunt elk jaar was de gezamenlijke kerstviering in de fraai aangeklede gymzaal van het clubhuis. Naast het voorgelezen kerstverhaal kreeg ieder kind chocolademelk, speculaas of iets anders te eten. Bij het vertrek kreeg iedereen nog iets mee naar huis, zoals fruit en snoepgoed. Het meest indrukwekkende was toch dat speciale gevoel dat je kreeg en met elkaar deelde als je met al die andere kinderen, leiders en diverse vrijwilligers in die zaal zat, met een grote kerstboom en echte brandende kaarsjes en het altijd prachtige kerstverhaal. De Mussen bracht dan een enorme kerstvreugde en saamhorigheid in onze buurt. Clubhuis de Mussen was van hen allemaal en meester De Bruin was God in onze hemel.

Met veel genoegen heb ik jaren later van de foto’s uit die tijd genoten en daarop menig buurtgenoot weer teruggevonden. Op een van de groepsfoto’s stonden enkele andere kinderen uit onze straat, zoals Riekie X, Ria X en Greetje X, meiden die toen al vroegtijdig een zekere mate van jong volwassenheid en vrouwelijke rijpheid toonden. Meiden die ook zelf initiatiefrijk waren ten opzichte van de jongens om hun eigen ideeën over relaties door te voeren, maar waartegen jongens als ik dan verward ‘nee’ zeiden, omdat ik een dergelijke houding onvoldoende gewend was.

Het clubhuis heeft mij mede gevormd tot de mens die ik heden ben. Dat besef komt echter met de jaren, de dankbaarheid ook. Daarom was het voor mij een groot genoegen om het clubhuis van het resultaat van mijn fantasie te mogen informeren. En dat namens een dankbare oude grijze mus. 


Details

  • Schrijver

    Cor Netten
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Tentoonstelling in het clubhuis De Mussen; meester J. de Bruin bewondert het werk van zijn mussen. Foto: Thuring Fotoburo, coll. Haags Gem. Archief
  • Editie

    18-2020

Meest gelezen artikelen