Skip to main content

Herinneringen aan mijn jeugd

Mijn vader Frans van Duijn - Hagenaar van geboorte - vertrok in 1938 op zeventienjarige leeftijd na het voltooien van zijn opleiding aan de tuinbouwschool in Poeldijk naar Duitsland, om bij een bloemenkwekerij in Essen praktijkervaring op te doen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, ontdekte hij dat hij in het begin nog vrij heen en weer kon reizen vanwege het feit dat hij in Duitsland werkte. Maar al spoedig werd duidelijk dat in Nederland alle jonge mannen werden opgepakt voor de ‘Arbeitseinsatz’. Hij besloot daarom in Essen bij de kwekerij te blijven werken. En hij leerde daar een lief meisje kennen met wie hij trouwde.

Na de oorlog zijn mijn ouders samen naar Nederland gekomen en aanvankelijk ingetrokken bij mijn opa die in Den Haag in de Schaarsbergenstraat woonde, schuin boven de bakkerij van Ten Hoopen. Bakker Ten Hoopen had heel slim de papieren zakken waar het brood in verpakt werd met de Zweedse vlag laten bedrukken, ter herinnering aan de voedseldroppingen met Zweeds witbrood na de hongerwinter.

 

Mijn moeder heeft het in het begin erg moeilijk gehad vanwege haar Duitse afkomst en tongval. Ze heeft vaak getwijfeld aan haar verblijf in Nederland, maar toch doorgezet en erg haar best gedaan om zo snel en goed mogelijk Nederlands te leren spreken. Uiteindelijk sprak ze beter Nederlands, zonder accent, dan prins Bernhard. Maar ja, die hoefde dan ook natuurlijk niet zelf de boodschappen te doen... Mama werd ook ‘geplaagd’ door sommige familieleden met het cliché: ‘Zeg eens Scheveningen’, in de hoop dat ze Sjeeveningen zou zeggen.

 

In 1947 ben ik geboren in Kraamkliniek Bethlehem aan de Prinsessegracht. Met haar Duitse achtergrond werd mijn moeder daar niet door iedereen even vriendelijk behandeld. Maar ze kreeg bij mijn geboorte wél een knot wol cadeau uit naam van het Koninklijk Huis. Ze heeft er een truitje voor mij van gebreid, dat helaas een keer te heet werd gewassen en in een soort kogelvrij vestje veranderde. Als ik een paar dagen eerder was gekomen (mijn vader drong daar op aan, maar dat lukte natuurlijk niet) dan hadden mijn ouders een complete babyuitzet gekregen. Dit in verband met de viering van de geboorte van prinses Marijke/Christina. Ik ben benieuwd of André van Duin, geboren op 20 februari 1947, ook een knot wol gekregen heeft.

 

In mijn jeugd ben ik vaak uitgescholden voor rotmof. Mogelijk ben ik daar sterker door geworden. Misschien vormde het de basis voor het feit dat ik in militaire dienst Nederlands kampioen boksen in het lichtgewicht geworden ben. Dit was niet erg moeilijk, aangezien ik de enige deelnemer in de lichtgewichtklasse was. Enige vaardigheid in de bokssport had ik voor de diensttijd al opgedaan in café de Sportwereld op de Brouwersgracht, waar Ome Jan Strang de scepter zwaaide en de trainingen verzorgd werden door Frits Al. 

 

Overigens merkwaardig dat veel trainers in de bokswereld werden aangesproken met ‘Ome’. Adjudant Krijger werd tijdens de trainingen ‘Ome Rinus’ genoemd.

 

Inmiddels was mijn vader een bloemenwinkel begonnen. Eerst in de Javastraat en later in de Frederikstraat, waar nu een mooie zaak in koffie en koffieapparatuur gevestigd is. Hij had het slimme idee om de winkel Aals-meer’s Artistic Flowershop te noemen, waardoor hij alfabetisch bovenaan stond in alle Fleurop bloembezorgingslijsten ter wereld. Dit werd hem niet in dank afgenomen door de bloemist die voorheen bovenaan stond. Op zestienjarige leeftijd werd ik door mijn vader ingeschakeld in de thuisbezorgservice, waarbij ik bestellingen rondbracht op een Berini bromfiets, met een forse rieten mand achterop.

 

Ondertussen had ik er twee broers bij en verhuisden we naar de Polsbroekstraat, waar ook veel mensen uit voormalig Nederlands-Indië woonden. Vaak zag je rond etenstijd mensen met pannetjes heen en weer lopen met gerechten uit de Indische keuken. De heerlijkste geuren stegen daaruit op.

Mijn broers en ik hebben een fantastische jeugd gehad met geweldig tolerante ouders. 

Ik zat op het St. Janscollege en ben twee keer met een aantal vrienden en onder begeleiding van een pater op de bromfiets naar het zuiden van Frankrijk gereden. De eerste keer op de Berini, de tweede keer op de Puch. Ons huis in de Polsbroekstraat was te herkennen aan de olievlekken op de stoep, omdat mijn broers en ik regelmatig aan brommers en oude motoren sleutelden. En wij waren niet de enigen, want er waren nog meer buurjongens die ook graag hun sleuteltechniek botvierden. De oude motoren waren Harley Davidson, Maico, Heinkel en diverse BSA’s. Regelmatig rijd ik nog door de straten uit mijn jeugd. De herinneringen blijven mooi.


Details

  • Schrijver

    A.J. van Duijn
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    BSA met zijspan
  • Editie

    16-2021

Meest gelezen artikelen