Skip to main content

De verborgen kunstschat van Cornelis Kloos

Het citaat, “Bééldende = Afbeeldende kunst”, afkomstig uit het manuscript Ondergang van de beeldende kunst? Een rationele aesthetiek vat in een paar woorden samen waar de in Rotterdam geboren, maar in Den Haag levende, werkende en overleden Cornelis Kloos voor stond. Wars van abstracte kunst kwam hij op voor de in zijn ogen ‘ware’ kunst.

Cornelis werd op 11 november 1895 in Rotterdam geboren als zoon van een rijk zakenman. In 1900 verhuisde het gezin naar de Badhuisweg, hoek Klatteweg in Den Haag. In 1905 overleed zijn moeder, waarna zijn vader hertrouwde met zangeres/pianiste Christina Mouton. In 1912 stierf vader Kloos. Op dat moment zat Cornelis op de HBS aan de Nieuwe Duinweg. Daarna volgde hij een opleiding voor reserveofficier. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Cornelis in Brabant en Hoek van Holland. In Hoek van Holland ontmoette hij zijn latere vrouw, Carry Ruijsch van Dugteren.

Na de oorlog ging Cornelis mijnbouwkunde studeren in Delft, maar dat boeide hem niet echt. Op een dag liet hij tekeningen en aquarellen die hij door de jaren heen had gemaakt zien aan de Haagse schilder Paul Arntzenius. Die oordeelde dat hij meteen naar de Academie voor Beeldende Kunsten moest aan de Haagse Prinsessegracht. Daar aangekomen voltooide Cornelis een vijfjarige opleiding binnen anderhalf jaar tijd (1922-1923). Vervolgens reisden Cornelis en Carry naar Parijs (om in de leer te gaan bij André Lhôte) en München (voor les bij Hans Hoffman). Terug in Nederland werd Cornelis leraar aan de Academie voor Beeldende Kunsten, onder andere voor het vak modeltekenen.

Ondertussen tekende en schilderde Cornelis er lustig op los. Hij kreeg bekendheid en exposeerde ook in het buitenland. De zus van prins Hendrik bezocht zijn atelier. Hij werd secretaris van de Haagsche Kunstkring en lid van Pulchri Studio. Daar leerde hij ook dichter Willem Kloos kennen die het gedicht In den avond voor Cornelis schreef. Cornelis zond een van zijn werken in voor een tentoonstelling ter gelegenheid van de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn. Het werk, Springende Meisjes, beviel de rechterhand van Adolf Hitler, Joseph Goebbels zo goed dat hij het wilde kopen. Maar dan moesten de afgebeelde meisjes wel blond haar krijgen. Cornelis weigerde echter zijn creatie aan te passen.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Cornelis als ‘reservekapitein’ opgeroepen. Hij werd verantwoordelijk voor de kustverdediging tussen Hoek van Holland en Monster. Later kwam hij in het verzet en werd lid van het Comité voor Recht en Vrede dat de vorming van een overgangsregering plande. De oorlog betekende wel dat het gezin van Cornelis – hij had inmiddels een zoon en een dochter – frequent moest verhuizen. Ze woonden aan de Parkietlaan 1937, Laan van Poot 1938, Thomsonlaan 1943 en Van Montfoortlaan 1946. Om geld te verdienen werkte Cornelis na de oorlog enige tijd bij de Algemene Rekenkamer, maar zijn grote liefde bleef toch de kunst. 

De Van Montfoortlaan loopt uit op landgoed Clingendael. Daar kreeg Cornelis een stuk grond ‘in bruikleen’. Hier realiseerde hij vanaf 1947 eigenhandig een beeldentuin, met door hemzelf ontworpen uit beton gemaakte beelden en beeldengroepen te midden van de natuur en het landschap. Daarbij maakte hij onder andere gebruik van ‘Betonfabriek de Binckhorst’ die hij samen met een vriend kocht. Het flatgebouw aan de Van Montfoortlaan waar Cornelis een benedenwoning had, kende een enorme zolder. Die toverde Cornelis om tot atelier, inclusief fantastische panelen die verwisseld konden worden. Zo kon ook de indeling van de zolder zelf veranderen. In 1962 vloog de boel in brand, waarbij veel werk van Cornelis verloren ging.

Cornelis’ ster was toen al dalende. In 1959 hield hij zijn laatste expositie in Pulchri. Daar toonde hij de aqualux: aquarellen met dieptewerking door een lamp achter het werk, waarbij - om het papier niet zichtbaar te laten zijn - de aquarel identiek tweezijdig beschilderd werd. Kort daarop zei Cornelis zijn lidmaatschap van Pulchri op uit protest tegen de hang naar abstracte kunst. Cornelis ageerde tegen die kunstvorm. Hij verzamelde ‘belastend materiaal’ over deze kunstuiting. In lezingen besprak hij ‘goede’ en ‘slechte’ kunst. Zijn manuscript is daar een uitvloeisel van: 195 pagina’s geschreven tekst die niemand wilde uitgeven. Zijn laatste ingeving was om een ‘educatief museum’ op te zetten bij een bungalowpark, zodat degenen die daar verbleven bij slecht weer naar het museum konden gaan. Het kwam er nooit. Op 8 april 1976 stierf Cornelis Kloos. Cornelis maakte al aquarellen in zijn tienerjaren. Bijvoorbeeld een stadsbeeld van Sint-Petersburg (Rusland) in 1912, toen hij die stad met een schip van zijn vader bezocht. Tijdens de Eerste Wereld-oorlog maakte hij in Brabant aquarellen van het landschap. Later specialiseerde hij zich in jonge vrouwelijke naakten, waarbij hij schoonheid en erotiek met elkaar verbond. Zijn visie op vrouwelijk schoon luidde: “De vrouw is bedoeld om aan te lokken”. Hij liet zich inspireren door de Duitse freikörperkultur, de voorloper van het naturisme.

Zoals gezegd, menig werk ging in 1962 bij de brand in zijn atelier verloren. Ook anderszins is het lot van veel van zijn werken onbekend. De titel van dit artikel verwijst echter naar iets anders: de restanten van de beeldentuin die Cornelis Kloos vervaardigde op ‘zijn’ stukje grond in Clingendael. Die resten zijn er namelijk nog, ook al werden veel van zijn creaties al gestolen voordat Cornelis ze er goed en wel geïnstalleerd had. Ook verdwenen ze op miraculeuze wijze in de jaren er na. Ondergetekende zal niet zo ver gaan te onthullen waar de restanten precies te vinden zijn. Volstaan moet worden met foto’s van de gevonden restanten van wat eens bestond uit een combinatie van vijvers, reliëfwanden, bloembakken, coniferen en vrouwelijke naakten. Kenmerkend is de titel van het laatste beeld dat Kloos aan zijn creatie toevoegde: Wie de schoonheid wil vasthouden, faalt. Het beeld laat een beeldhouwer zien bij een door hem gemaakt beeld van een vrouw die haar jurk uittrekt.

Helaas kraait er niemand meer naar Cornelis’ schepping. Dat wil zeggen het restant ervan. Er is geen attentie voor, geen bescherming. Het verval zal daardoor voortgaan tot er niets meer van Cornelis’ erfenis over is. Den Haag is dan weer een kunstschat armer. 


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Schets van de beeldentuin
  • Editie

    23-2021

Meest gelezen artikelen