Mijn beginjaren in Morgenstond
Het artikel Mijn jeugdjaren in het Haagse van Harry Daudt (De Haagse Tijden van 14 december 2021) deed mij zo terugdenken aan mijn begintijd in Morgenstond. Mijn ouders woonden destijds in bij opa en oma op de Valkenboskade. Zoals toen gebruikelijk was, heerste er ook toen al woningnood. Eigenlijk is er dus niet veel veranderd.
Mijn geboorte in april 1952 was de aanleiding om groter te gaan wonen. Dat kon in de Tubbergenstraat, waar we een driekamer portiekwoning kregen. Van het begin herinner ik mij natuurlijk niet veel. ‘s Zomers speelden we achter in de gemeenschappelijke tuin. Dan werden er tentjes van lakens over een bezemsteel gebouwd. Op warme dagen werd er een teil in de tuin gezet die vanaf het balkon met de slang werd gevuld. Dat was ons spetterbadje. In de winter had iemand op de hoek een echte iglo gebouwd. Heel spannend om in te kruipen!
Dan mijn eerste Sinterklaasherinnering. Met opa en oma werd bij ons thuis al een soort surprise-avond gehouden die me lang zou heugen. Ik pakte een cadeautje uit, waar een kaplaars met stront onder de hak in zat. Blijkbaar had ik weer eens in de hondenpoep getrapt, stond in het gedicht. Ook toen al had je last van poep op de stoep. In de laars zat het cadeau, maar eerst moest ik een hap ‘poep’ eten. Ik huilde dat ik dat vies vond en dit niet wilde. Maar zoals toen nog gewoon was, moest je gehoorzamen. Uiteindelijk nam ik een hapje en bleek het ontbijtkoek te zijn. Dit was de humor van mijn opa. Ook oma had humor. Zij had voor mijn vader een grote aardappel ingepakt. Mijn vader had daarentegen niet veel humor en gooide de aardappel later over het balkon. Enige dagen daarna vroeg oma hem of hij het tientje in de uitholling nog gevonden had. De aardappel werd gezocht, maar nooit gevonden.
Mijn kleuterschool was de Morgenster. Ik ging er niet graag heen, omdat ik nooit met de mecano mocht spelen. Altijd waren er twee jochies mee bezig en ik mocht nooit meedoen. Mijn moeder bakte altijd de lekkerste appeltaarten, kruidkoeken en arretjescake. In mijn beleving was ze altijd aan het bakken of naaien. Wanneer zij bakte, mocht ik de mixer en pan uitlikken. Of ik kreeg overgebleven deeg, waar mijn buurjongetje en ik balletjes van maakten. Die aten we dan weer in het portiek rauw op, lekker vonden we dat! Hij heette Edward en we speelden vaak in het portiek en in de kelder. Of in de bosjes voor de deur, waar we ons toen nog in konden verstoppen.
We hadden het niet breed en mijn vader was een praktisch man en hij was zuinig. Toen opa overleed moest ik zijn pyjama, waarin hij overleden was, afdragen. Daar heb ik best een trauma aan overgehouden. Net als met de krappe schoenen, waar de punten van af werden gesneden. Mijn vader zei dan: “Zo, nu heb je sandalen en kan je naar school.” Mijn moeder was coupeuse en (ver)maakte onze kleren zelf. Gelukkig hoefde ik mij daar niet voor te schamen. Van oude kleding naaide ze heel mooie moderne pakken. Ik herinner me een stoer matrozenpak met een fluit.
Als de melkboer kwam ging ik met mijn kroes mee naar beneden. Hij schonk er melk met een dikke roomkraag in, heerlijk vond ik dat. Veel beter dan de lauwwarme schoolmelk die we in de Tinaarlostraat kregen. Daar stond het kratje altijd tegen de verwarming en het laatste, warmste flesje was standaard voor mij. Daar gruwde ik zo van.
Als we naar school liepen moesten we de drukke, gevaarlijke Leyweg oversteken. Er waren altijd klaar-overs met hun spiegelei; pas als ze het verkeer stil gefloten hadden, mocht je oversteken. In de Tinaarlostraat had je drie scholen naast elkaar. Ook wij riepen: “katholieken elastieken, protestanten olifanten” en zij tegen ons: “openbare klapsigaren”. Zo ging dat toen. Op onze school waren er veel dieren. Op het plein liepen kippen, eenden, konijnen en duiven rond. In de klas hadden we hamsters en goudvissen, die we om beurten mochten verzorgen. Op de een of andere manier kwam ik nooit aan de beurt, maar behulpzaam als ik was, zou ik de juf verrassen. Op eigen houtje in de pauze verschoonde ik de vissenkom in het fonteintje. Maar toen ik terugliep naar de tafel… U raadt het al; glipte hij uit mijn kinderhandjes, brak in stukken en de vissen spartelden op de vloer. Net toen ik ze in de wasbak deed, kwam de juf binnen. En boos dat ze was! Ze was altijd boos op mij. Net als die keer dat ik de hamsters in hun looprad deed en hard ronddraaide. Ze lagen altijd te slapen en ik zag ze nooit rennen. Wist ik veel dat het nachtdieren waren.
Later kweekte mijn vader zelf hamsters voor de verkoop. De kelder stond vol kooitjes op planken. Veel mensen kwamen langs om ze te kopen, maar dit terzijde. Op school kreeg je als je jarig was een duivenei met datumstempel. Behalve ik, ik was te stout en ze raadden mijn ouders aan een andere school te zoeken. Dat al in de eerste klas van de lagere school. Toen kwam de bouwerij op de Leyweg waar je fijn in kon spelen. Maar niet lang, want gelukkig voor mij gingen we verhuizen naar Voorburg; het huis was te klein geworden na de komst van een broertje. In Voorburg kregen we elk een eigen kamer. Mijn broertje zelfs met een balkonnetje aan de voorkant. Ik ging daar naar de Van Rooyenschool, waar ik het meer naar mijn zin kreeg. Ook daar was het altijd hommeles met de buurschool Prinses Irene.
Tot zover mijn vroege Haagse herinneringen. Later ging ik naar de PAROVO aan de Diamantlaan en ik werd leraar op de ITO Zeezwaluwhof. Daar heb ik tot mijn pensioen kennisgemaakt met vele roemruchte Haagse families. Inmiddels waren we, net als zoveel Hagenezen, in Zoetermeer gaan wonen. Volgend jaar verhuizen wij naar België, maar in mijn hart blijf ik altijd die oude Hagenaar.
Details
-
Schrijver
Ernst Hoddenbach -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Opgroeien in de Tubbergenstraat -
Editie
7-2022