Skip to main content

Noem hun naam

De verdwenen en vergeten Joodse inwoners van de Bomenbuurt

Op 15 juli van dit jaar is het precies tachtig jaar geleden dat de deportaties begonnen van bijna alle toenmalige 110.000 Joodse inwoners in Nederland naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Met bijna 18.000 Joodse inwoners kende Den Haag in die tijd na Amsterdam de grootste Joodse gemeenschap in Nederland. Van dat aantal werden tussen 15 juli 1942 en 13 september 1944 bijna 16.000 Joodse Hagenaars gedeporteerd en vermoord in de vernietigingskampen, waaronder 2061 kinderen* (inclusief 370 Roma en Sinti-kinderen). Ook in de Haagse Bomenbuurt zijn toen maar liefst 123 Joodse inwoners opgepakt en gedeporteerd, waaronder 23 kinderen tot twintig jaar, zo blijkt uit archiefonderzoek dat voor het eerst alle 123 namen en persoonlijke gegevens die bekend zijn bij elkaar heeft gebracht. 

De Joodse Hagenaars maakten toen allemaal een wezenlijk en levendig onderdeel uit van de Bomenbuurt; ze woonden en werkten er en gingen er naar school, ze hadden er een winkel of een pension waar ze kamers verhuurden. Tegenwoordig is daar helemaal niets meer van terug te vinden in de wijk en de herinnering aan hen lijkt volledig vergeten. Illustratief is dat er in de Bomenbuurt tot dusverre nog geen enkele zogenaamde Stolperstein** (struikelsteen) is geplaatst voor een van de vroegere adressen waar zij toen hebben gewoond en gewerkt, terwijl er daarvan in andere Haagse wijken waar zich Joodse gemeenschappen bevonden al 156 zijn geplaatst. Bijvoorbeeld in Scheveningen en het Bezuidenhout, en natuurlijk vooral in en rond de oude Joodse wijk van Den Haag waar vroeger de Joodse synagoge stond in de Wagenstraat en de Joodse lagere school in de Bezemstraat, en waar zich nu het Rabbijn Maarsenplein bevindt, het Joods Herdenkingsmonument, en het Joods Kindermonument.

Officieel hebben in de Bomenbuurt op zeker 61 verschillende adressen 123 mensen van Joodse afkomst gewoond: echtparen, alleenstaanden en gezinnen met kinderen, zoals de familie Bobbe van de Acaciastraat: vader en moeder Isaac Bobbe en Roza Bobbe-Zomerplaag, en hun kinderen Saartje, Jetje, Aäron, Rebecca en Anna Bobbe, allen tussen 19 en 26 februari 1943 vermoord in Auschwitz. Verder de familie Cohen van de Berberisstraat: vader en moeder Isaac Mozes Cohen en Hanna Cohen-Fresco, en hun kinderen Gretha en Jacob Cohen (zie foto’s);  moeder Hanna ‘Annie’ Cohen-Fresco en haar kinderen Gretha ‘Greetje’ en Jacob werden op 19 oktober 1942 vermoord in Auschwitz, en vader Isaac Mozes Cohen, die kleermaker was, op 7 februari 1943 in werkkamp Gross Rosen. Dan de familie Pinto van de Cypresstraat (82): vader en moeder Marcel Pinto en Betsie Pinto-Smit, en hun kinderen Hendrik en Rachel Pinto, en grootmoeder Rebecca Augurkiesman-Vas Nunes, allen tussen 2 november 1942 en 28 februari 1943 vermoord in Auschwitz. De familie Van Trommel van de stoffenwinkel in de Fahrenheitstraat tegenover de Plus waar nu de fietsenhandel zit: vader Maurits van Trommel en moeder Fijtje van Trommel-de Groot, en hun kinderen Jette-Anna en de tweeling Anna en Joseph van Trommel, en grootmoeder Jette van Trommel-Cohen, allen tussen 2 november 1942 en 28 februari 1943 vermoord in Auschwitz. Ten slotte de familie Matz van de fotozaak op de Laan van Meerdervoort: vader en moeder Leo Matz en Vrouwtje Matz, en dochter Bijnja Matz, allen vermoord op 12 februari 1943 in Auschwitz. 

Sommige Joodse inwoners van de Bomenbuurt stonden hier niet officieel geregistreerd maar zaten ondergedoken om aan deportatie te ontkomen. Zo zaten Elie Israel-Levi en zijn echtgenote ondergedoken in de Aucubastraat, Mozes de Leeuw in de Fahrenheitstraat, Aaltje-Grietje van der Oss-Van der Heijden in de Sneeuwbalstraat, en Joseph Lopes Cardozo op de Valkenboskade, vlakbij het adres waar zijn niet-Joodse vrouw en kind woonden. Avram Zise-Cohn en Herman de Bruin zaten als vroegere leden van de zogenaamde Barneveldgroep (een groep van Joodse wetenschappers, artsen, kunstenaars, industriëlen en hun familieleden die wegens hun bijzondere verdiensten voor de Nederlandse Staat zoals bepaald door de Nederlandse regering door de Duitsers werden vrijgesteld van de verplichte Arbeitseinsatz en deportatie) allebei ondergedoken in de Pijnboomstraat. Tussen 2 juli 1943 en 28 maart 1945 werden zij als Joodse onderduikers allen gedeporteerd en vermoord in Auschwitz, Dachau of Sobibor.

Vijf Joodse adressen uit die tijd zijn helemaal van de kaart verdwenen want de vroegere Amberboomstraat, de Banaanstraat, de Palmboomstraat en de Larixlaan, waar Max-Louis Levie, Joseph van Dijk, Nathan Kerz en Nechuma Kerz-Spira, Arend Hamburger en Emilie Hamburger-Norden, en Sander de Levie en Hendrica de Levie-van Raalte als alleenstaanden of echtparen op vijf verschillende adressen hebben gewoond tot ook zij tussen 16 januari 1943 en 6 september 1944 werden gedeporteerd en vermoord in Auschwitz of Sobibor, zijn destijds allemaal afgebroken voor de aanleg van de Atlantikwall en het Sperrgebiet. Van de Atlantikwall staan in de wijk nog speciale informatiepanelen in de Hanenburglaan, de Segbroeklaan en de Ieplaan, als onderdeel van de wandel- en fietsroutes langs de Vesting Den Haag. Maar van de verdwenen Joodse inwoners is niets meer terug te vinden en de herinnering aan hen lijkt, ten onrechte, helemaal vergeten. Misschien is het tijd om die herinnering na tachtig jaar nieuw leven in te blazen? Deze tekst is tot stand gekomen met speciale dank aan Martha Bakkum-Drubbel en het digitale archief Het Joods Monument.

 

*

2061 kinderen: de lijst met de namen van alle uit Den Haag gedeporteerde Joodse kinderen tot twintig jaar was het levenswerk van Kitty Coster, de vroegere Haagse schrijfster van de jeugdboeken Rachel en Rebecca, over twee Joodse meisjes in de oorlog. Zij was zelf van gedeeld Joodse afkomst via haar vaders kant, Levie Coster, maar omdat haar moeder niet Joods was gold zij in de oorlog als niet-Joods waardoor zij en haar broer Bob niet werden gedeporteerd. Tien jaar geleden werd haar lijst met namen van Joodse kinderen na verder onderzoek aangevuld met de namen van uit Den Haag gedeporteerde Roma en Sinti kinderen. Alle 2061 namen zijn te zien op de permanente tentoonstelling Kind in Oorlog in het Museon, waar ook de originele herinneringsplaquette Rachel weent om haar kinderen uit de voormalige Joodse lagere school in de Bezemstraat hangt.

**

Een Stolperstein (struikelsteen) is een kleine kubusvormige gedenksteen met een messing bovenplaatje met daarin de handmatig gegraveerde namen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, geboortedatum, jaar en plaats van deportatie en datum en plaats van overlijden, meestal de naam van een vernietigingskamp. Ze worden op de stoep voor de huizen geplaatst van waaruit slachtoffers van het Duitse nationaalsocialisme (nazisme) gedurende de periode 1933-1945 zijn verdreven en weggevoerd, dit om de herinnering levend te houden aan iedereen die toen is omgekomen en vermoord. Het Stolpersteine kunstproject is in 1993 ontworpen door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig en startte officieel in 2000. Hij noemde de stenen Stolpersteine omdat je er met je hoofd en hart over struikelt en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen. Inmiddels zijn er door de kunstenaar bijna 75.000 struikelstenen geplaatst in meer dan twintig Europese landen. In Nederland liggen inmiddels ongeveer 6000 stenen.


Details

  • Schrijver

    Miranda Vermeulen & Arthur Gelink
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Stolpersteine Juliana van Stolberglaan
  • Editie

    9-2022

Meest gelezen artikelen