Over prinsen en opstand
Het is oktober 1956. Sinterklaas bij de Ornas-kinderen is in zicht. Terwijl het ANP op de radio bericht over studentendemonstraties en politieke onrust in Budapest, sta ik als tienjarige tussen vier stoelen in de Pijnboomstraat met poppengebaren prins Dapperdegen te repeteren. “Ja, kom maar op. En als een pop bewegen.” Herman Mittelberg stimuleert op rustige wijze zijn spelers. Er staan midden in de kamer stoelen opgesteld die het toneel aangeven. Daartussen ben je ‘zichtbaar’. Wij moeten als poppen opkomen, onze scène spelen en weer afgaan. Onze ledematen als houten poppen als in de poppenkast bewegen. We hoeven geen tekst te leren. De stemmen komen van anderen die aan de kant zitten en later buiten beeld voor de microfoon staan.
Mijn vader is penningmeester bij de sportvereniging Ornas. Die organiseert af en toe voor kinderen van de voetballers en tennissers een Sinterklaasviering. Secretaris Herman Mittelberg is met het idee gekomen om een levende poppenkast in het voorprogramma van het bezoek van Sinterklaas en zijn twee Pieten te brengen. Mittelberg is een enthousiaste poppen- en amateurtoneelspeler. Hij heeft een stem die zeker niet onderdoet voor die van Jean Dulieu die op dat moment op de VARA-radio klinkt met de avonturen van Paulus de Boskabouter en Eukalypta. Mittelbergs dochter Marjo is prinsesje Lilalo. Wim Copier, een vriendje van mij uit de Columbusstraat, is kabouter Krummelkriel. Wim is een paar jaar ouder en zit al op de middelbare school. Zo af en toe spelen we bij mij thuis met mijn cowboys en indiaantjes. Mijn moeder speelt de gemene heks. Ze heeft haar talent al eerder getoond door van Lia Dorana het lied van de Rotterdamse femme fataal Ali Cyaankali op een feestavond van Ornas te zingen. Mijn vader krijgt zowaar een dubbelrol, hij is zowel lakei als het vreemde, betoverde wezen Wienewuut. Bob Kootwijk speelt de koning. Hij zit op de afdeling bij mijn vader en ik mag Bob zeggen, gelukkig niet moeilijk doen met meneer Kootwijk. John Niemans, de latere amateur-
theaterrecensent bij de Haagsche Courant, is een agent.
Ik mag voor de microfoon een liedje zingen op de wijs van Op de grote stille heide. Dat ken ik van school, waar ik het bij meester Post heb geleerd. De spreekstem van de prins wordt vertolkt door Paula Smit, de dochter van de voorzitter. Snel op nu! Wij bewegen als levende poppen in de ruimte. Alleen gebaren. Heel spannend. Mijn eerste rol op het echte podium in een zaal van het Zuid-Hollandsch Koffiehuis aan de Haagse Groenmarkt.
In de Cineac op het Buitenhof hebben de journaalbeelden over de Hongaarse Opstand diepe indruk op me gemaakt. Generaal Pal Maleter wordt gearresteerd. De Russen vallen 4 november binnen. Imre Nagy wordt gevangengenomen. “Er komt een marionettenregering aan de macht”, zegt Bob tegen mij in de pauze van een repetitie. “Ik ben bang dat de Russen hier ook in Nederland komen!” was mijn reactie. “Welnee. Dat gebeurt echt niet!” verzekerde de koning mij.
De kleren voor de voorstelling kan mijn moeder lenen van haar neef Chris Hofland die in de Archimedesstraat een balletschool heeft. Daarmee heeft hij al vele jaren kinderoperettes uitgevoerd in het gebouw van Kunst en Wetenschappen. Oom Chris heeft met zijn vriend Ton Kranenburg ook een klein gezelschap dat sprookjes op de planken brengt. Zo heb ik in de zomer Repelsteeltje in het Openluchttheater Zuiderpark gezien.
De zaal is gevuld met kinderen en ouders. Allemaal kijken ze naar de twee danseressen die staan opgesteld bij de grote deuren. Mijn moeder heeft talkpoeder op de grond gestrooid. Voor het geval dat… Toosje en Dineke luisteren naar de eerste klanken van de piano. Mijn oom Chris zit achter die piano en mijn moeder staat nu klaar om de bladmuziek om te slaan. Toosje komt als eerste. Stap-stap-stap. Fier weg maar... ze glijdt uit op haar spitzen. Boem. Op de grond. Geschrokken staat ze weer op en speelt verder. Iedereen is geschrokken. Dineke trekt zich even later totaal niets van dat alles aan. Ze danst met een strak en stalen gezicht. Alsof er niets gebeurd is en ze spitzt alsof ze in de balletstudio staat. Oom Chris speelt ook verder. The show must go on.
Ik groeide in mijn rol als prins Dapperdegen, met pak en baret met witte veer. Maar met zo’n prinsenpak kun je meer doen, veel meer... Ik zit in de vijfde klas van de Elout van Soetewoudeschool. Enthousiast vertel ik over mijn rol. Ik zie me in dat pak al als prins Willem van Oranje. Meester Post kan heel boeiend over de vaderlandse geschiedenis vertellen. Over de tachtigjarige oorlog, de opstand tegen het Spaanse gezag.
Een jaar geleden heb ik voor tien jaar bevrijding een historische optocht van Cruys Voorbergh in Den Haag op de Regentesselaan gezien. Zeer veel indruk maakte op mij een praalwagen die de dood van prins Willem van Oranje uitbeeldde. En dat plaatje in mijn geschiedenisboek Toen en nu. Ik ben Willem van Oranje in prinsenpak en met een oude avondjurk van mijn moeder wordt Lidy Brinksma als Louise de Coligny aangekleed. Mijn vriendje bij mijn poppenkast, Gert Demper, neemt de rol van de verrader Balthasar Gerards op zich. En Reinout Sijtsma, we hebben een repetitie bij hem thuis in de Buys Ballotstraat, is een van de edelen aan het Delftse hof.
Wij kunnen bewegen én spreken. De speelruimte is beperkt voor de klas, maar er is nog net ruimte om de laatste woorden uit te brengen. “Heb medelijden met mij en met dit arme volk...” De bodem voor mijn belangstelling voor Willem van Oranje is gelegd. Pal Maleter en Imre Nagy zijn om het leven gebracht. De Hongaarse opstand ben ik blijven volgen.
Details
-
Schrijver
Frits Enk -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Repelsteeltje. Foto uit het promotiemateriaal van Chris Hofland -
Editie
22-2022