Skip to main content

Noordster brengt haringverleden terug in Scheveningen


Toen ik een paar jaar geleden eens langs de haven fietste met mijn kleinzoon achterop, zag ik tegen de kade een oud schip liggen. Er was een stel mannen aan dek druk bezig met roest bikken. Ik stapte af en raakte aan de praat. Het schip bleek een oude haringlogger te zijn geweest. Ze waren hem aan het opknappen, want het moest weer een échte logger worden. Ik mocht wel even komen kijken…

Met mijn kleinzoon stapte ik aan boord en dat eerste bezoek aan de Noordster riep herinneringen op aan mijn eigen vroegste jeugd. Het was eind jaren vijftig, ik was zeven jaar en mijn grootvader in Voorburg was gestorven. Met mijn vader in een zwart pak, een jas met lange punten en een hoge hoed gingen we vanuit Brabant naar de begrafenis. Na afloop reden we nog naar de Scheveningse haven, waar mijn broertje en ik de vissersschepen mochten zien. Iemand op het dek van een van de schepen sprak mijn vader aan: “Goedemiddag dominee. U mag best even aan boord komen met de jongens voor een bakkie”. Achter onze vader aan stapten we de loopplank op. Voor op het schip was een luik in het dek. Daar gingen we achterstevoren een steil trapje af en kwamen in een kleine, donkere ruimte met in het midden een klein tafeltje en een ouderwets kacheltje. Mijn vader kreeg een mok koffie en zei tegen de man dat hij geen dominee was, maar dat hij net zijn vader had begraven. De man nam zijn pet af en gaf mijn vader plechtig een hand. De boot schommelde en ik werd een beetje misselijk van de lucht in de kleine ruimte en wilde gauw weer weg.

Hij weet het nog precies

Veel mannen aan boord van de Noordster zijn oud-vissers. Ze helpen als vrijwilliger om het schip weer haar oude vorm en functie terug te geven. Een van de mannen heeft zelf nog als visser op dit schip gevaren, meldt hij me trots. Hij legt zijn gereedschap weg en leunt ontspannen tegen de verschansing. O ja, hij weet nog precies hoe het eraan toeging. “Dat wil je niet weten,” zegt hij hoofdschuddend. Maar ik wil het juist wél weten want ik weet er niks van, ik raak geïnteresseerd en dat ontgaat de mannen niet. Alle hulp is welkom, dus als ik misschien zin heb om een beetje te klussen moet ik me vooral aanmelden. Ik hoef niet lang na te denken, dus zo word ik enige tijd later officieel aan boord welkom geheten en mag ik me de trotse bezitter van een heus monsterboekje noemen. Ik ben vrijwilliger aan het project ‘Noordster terug op Scheveningen’. Er breekt een leerzame tijd aan voor mij als journalist/ fotograaf die niks van vissen weet. Ik leer tal van oude Scheveningers kennen en via hen alles over het haringvissen met de vleet. Ieder heeft een eigen verhaal over de periode van vlak na de oorlog tot pakweg de jaren zeventig toen het voorgoed gedaan was met het vleetvissen.

Helden

Oude mensen halen graag herinneringen op aan hun jonge jaren. Dat deden deze oud-vissers dus ook tijdens de restauratiewerkzaamheden. Ze droomden als jongen over een leven als visser, net als hun vader en diens vader, hun ooms en broers. Maar aan die droom kwam voor velen al snel een eind. Voordat hun carrière op de vissersvloot goed en wel was begonnen, was het afgelopen met de vleetvisserij en later met de haring. Het was frappant hoe de meeste oud-vissers hun herinneringen aan hun visserij-jaren koesterden. Hoe enthousiast ze met elkaar in discussie gingen over vangsten, vistuig, schippers en schepen. Ze waren helden die op zee geweldige avonturen hadden beleefd. Hun verhalen tijdens het klussen aan boord waren doortrokken van nostalgie. En dit dek en ruim van dit oude, onttakelde schip bracht die herinneringen weer tot leven. Ze genoten opnieuw, maar nu van het verleden dat ze eigenhandig terughaalden. 

Erbarmelijk

Ik leerde alles over de logger en het vissen met de vleet. Ik kon er mijn eigen kleinzoon nu alles over vertellen en hij luisterde met grote ogen. Maar ik kwam er ook snel achter dat de verhalen van de vissers vaak mooier waren dan de harde realiteit van vroeger. Het dagelijks leven op de vleetvisserij zoals die tot vijftig jaar geleden werd beoefend, was hard werken in barre levensomstandigheden, onzekere verdiensten en ontslag aan het einde van de teelt. Dagen (liever gezegd: nachten) doorhalen, met velen opeengepakt in een minieme ruimte zonder enig comfort en slechte hygiënische omstandigheden. Toen we op de Noordster bezig waren aan de reconstructie van het voorin, vroeg ik verbijsterd hoe hier acht tot twaalf mannen konden slapen. “Dat was gewoon zo”, zei Mink Kuijt, een van de medevrijwilligers en ook oud-visser. “Daar stelde je geen vragen over.” Een van de meest kleurrijke vrijwilligers was voormalig matroos Cees Bal. Hij verruilde de visserij voor de offshore-industrie. En toen kwam hij “vanuit de hel in de hemel” terecht, zei hij een keer tegen me. Terwijl het leven in de offshore zeker ook geen vakantiecruise is.

Van de hel in de hemel

En de visserij was vaak ook riskant. Er gebeurden ongelukken op zee. Uit veel Scheveningse vissersfamilies zijn een of meer mannelijke leden verdronken. Lid van de timmerploeg en ex-stuurman Ben Spaans raakte aan boord niet alleen bijna twee benen kwijt door een opgevist rotsblok, hij verloor ook nog eens een neef die overboord sloeg en nooit werd teruggevonden. Alle weken dat de mannen van huis waren, moesten de vrouwen aan de wal hun gezin draaiende houden. Ondertussen zaten ze vaak in angstige spanning of het op zee wel goed ging. Over hun angsten of verdriet konden ze, móchten ze vaak niet praten. Ik zoek Alice Spaans op die als klein meisje haar lievelingsbroer Evert heeft verloren toen het schip waarop hij zat, tijdens zijn laatste thuisreis in een storm op de Scheveningse havenhoofden te pletter sloeg. Iedereen kon worden gered, behalve Evert.

Hoog in de bol

Vissen ging eeuwenlang van vader op zoon, vertelde ik mijn kleinzoon. “Wilde iedereen dan per se visser worden? Hoefde niemand naar school?”, vroeg hij een beetje verbaasd. Dat leek hem namelijk wel wat. Hij vindt school een kindergevangenis. “De meeste jongens vonden dat ook en wilden meteen naar zee als ze niet meer naar school hoefden. En er waren maar weinig ouders die tegen hun jongens zeiden: maak je school af, haal een diploma. Naar school gaan, dat vond men in die jaren maar niks. En als je toch wilde doorleren, had je het al gauw ‘hoog in de bol’. Dat hoorde ik bijvoorbeeld van Sientje, de onlangs overleden vrouw van monteur Piet de Graaf. En toen Nelleke Tuit in het eerste jaar op de MULO haar draai niet kon vinden, haalde haar moeder haar meteen van school.”

Weer een échte oude logger

De restauratie is een grote klus. Maanden rijgen zich aaneen, waarin we aan boord eerst aan het slopen en daarna weer aan het bouwen zijn. Maar de Noordster krijgt steeds duidelijker trekken van de oorspronkelijke logger die ze begin jaren vijftig was. Met haar bruin en zwart begint de Noordster vandaag de dag steeds meer op te vallen in het eigentijdse woud van aluminium masten en in de zee van witte polyester boten. En dat is mooi: ze vormt een levensecht bewijs van een even tragisch als roemrijk Schevenings verleden. Maar hoe vervelend mijn kleinzoon school ook vindt: varen op een logger zit er voor hem echt niet meer in.


Details

  • Schrijver

    Geert Gunneweg
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Vrijwilligers van zeillogger Balder uit Vlaardingen dragen de nieuwe gaffel voor het gatzeil over aan de vrijwilligers van de Noordster
  • Editie

    7-2023

Meest gelezen artikelen