Geschiedenis van de Geestelijke Gezondheidszorg in Den Haag
Vanaf de middeleeuwen tot op de dag van vandaag is er aandacht en zorg voor mensen met een psychische handicap. In dit artikel ga ik in op hoe dat vorm kreeg in Den Haag.
Middeleeuwen
In de middeleeuwen zorgen familieleden, kerken, kloosters, overheid, gasthuizen en particulieren voor de behoeftige mens vanwege krankzinnigheid (=ziek van zinnen). Men zegt: dollen, gekken, onnozelen, innocenten. Er is één plaats waar iedere behoeftige altijd terecht kan voor hulp. Dat is de Antoniuskapel aan het Slijkeinde. Behalve krankzinnigen komen hier ook armen, besmettelijke zieken, kreupelen en hulpbehoevenden. Een religieuze zelfhulpgroep, de Crepelen (kreupelen), bestiert en onderhoudt de kapel. Mannen en vrouwen, al dan niet gehandicapt, vangen iedereen op die behoefte heeft aan warmte, aandacht, voedsel en zorg. Vaak staan er bedden in de kapel. Die wordt al gauw te klein. Met hulp van giften bouwen de Crepelen een ‘sieckhuys’ naast de kapel. De middeleeuwer geeft gul en heeft een tolerante houding ten aanzien van krankzinnigen. Alleen als iemand een gevaar voor zichzelf of de samenleving is, wordt hij of zij vastgezet. Zodra het gevaar geweken is, kan de persoon weer de samenleving in.
Kruiden en al dan niet religieuze rituelen helpen de zieken, waarbij artsen de genezingstheorieën uit de Oudheid volgen. Volgens deze theorieën is bij ziekte het evenwicht tussen de lichaamssappen verstoord. Dat kan hersteld worden, maar lukt niet altijd. Daarom bestaat de meeste zorg uit het dragelijk maken van pijnen en het bieden van troost.
De kapel aan het Slijkeinde is vernoemd naar de heilige Antonius (Egypte 251-356). Deze Antonius is gegrepen door Jezus en het gedachtegoed van de Bijbel. Hij besluit zich uit de wereld terug te trekken om God te zoeken in de woestijn. In de Oudheid is de woestijn immers een plaats om God te vinden.
Antonius krijgt veel visioenen, met angstaanjagende beelden. Het lukt hem deze kwellingen te doorstaan, door zich vast te houden aan Jezus en het Bijbelse gedachtegoed. Al gauw krijgt hij volgelingen en wordt voorbeeld en leider, heilig. Hij is steun en toeverlaat voor mensen die lijden aan verschrikkelijke wanen en visioenen, die lijden aan geestelijke en lichamelijke kwellingen en die dat bijna niet kunnen volhouden.
Na zijn dood wordt Antonius populairder in Noord-Afrika en Europa, vooral bij krankzinnigen en mensen die lijden aan besmettelijke ziekten. Er wordt zelfs een ziekte naar hem genoemd: het antoniusvuur. Deze niet besmettelijke ziekte ontstaat door het eten van beschimmeld roggebrood met als gevolg het afvallen van ledematen, hevige pijnen, visioenen en neurologische en psychiatrische verschijnselen. ParnassiaGroep bezit een middeleeuws beeldje van deze Antonius uit de
Antoniuskapel.
Het Pest- en Dolhuys worstelt met pestuitbraken
In de zestiende eeuw raakt de Antoniuskapel met sieckhuis overvol. Het sieckhuis wordt vergroot. Velen raken besmet met besmettelijke ziekten zoals de pest, pokken of mazelen. Alle zieken moeten geïsoleerd worden. De besmettelijke zieken en hun familieleden mogen alleen naar de Antoniuskapel, niet naar andere kerken.
In 1579 wordt de Antoniuskapel afgebroken. Begin zeventiende eeuw bouwen de regenten een nieuw Pest- en Dolhuys met stenen van de kapel en stenen van het afgebroken klooster van de Kloosterkerk. De pest maakt nog geregeld slachtoffers. Gaandeweg is het verplicht om bij besmetting naar het Pest- en Dolhuys te gaan. Het is bekend dat hygiëne besmetting kan voorkomen. Daarom zijn de straten en de grachten tijdens pestuitbraken opvallend schoon. Intussen formuleert de magistraat strengere regels om pest te voorkomen. Bij overtreding volgen forse boetes.
Het Dolhuys groeit
In de achttiende eeuw neemt het Dolhuys alleen nog mensen op met ongewenst gedrag. Dit zijn niet alleen krankzinnigen, maar ook mensen die zich niet gedragen volgens de mores van de maatschappij. De binnenvader en binnenmoeder leren hen, onder supervisie van de regenten, gewenst gedrag. Ze voeden hen op als kinderen, met behulp van beloning en (lichamelijke) straffen. Bij goed gedrag volgt ontslag. Anderen vallen terug in hun oude gedrag, waarna opname weer nodig is. In 1795 komen de Fransen. Zij veranderen het staatsbestel in een liberale samenleving waarin alle godsdiensten gelijkwaardig zijn. De oranjegezinde regenten in het huis worden vervangen door liberale regenten, die voor een katholieke kapel in het huis zorgen.
19e eeuw tot 1930
Er heerst optimisme dat ongewenst gedrag kan veranderen in gewenst gedrag. Daarom heet het huis aan het Slijkeinde van 1825 tot 1844 ‘Verbeterhuis’. Daarna wordt het ‘Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen’ genoemd. De zorg verandert van een juridisch-pedagogisch model naar een psycho-medisch model. Artsen krijgen steeds meer te zeggen. Ongewenst gedrag wordt een ziekte.
In 1895 kopen de regenten het Landhuis Oud-Rosenburg met de bedoeling de zorg in een meer landelijke omgeving te bieden. Op het terrein in Loosduinen verschijnen grote paviljoenen met steeds meer patiënten. In 1912 laten de regenten het huis aan het Slijkeinde definitief achter zich. Daar opent in 1926 de Ramaerkliniek haar deuren. Hier kunnen zenuwlijders zonder rechterlijke machtiging opgenomen worden ter observatie en behandeling volgens de nieuwste methoden. Het is de eerste kliniek in Nederland waar dat mogelijk is.
In 1892 vestigt de stichting Bloemendaal zich aan de Monsterseweg. Het is het tweede ziekenhuis van de Vereniging van Christelijke Verzorging van Krankzinnigen in Nederland. Bloemendaal probeert samen met de leden van deze Vereniging medische zorg te verbinden met Bijbelse gedachten. In de Bijbel komen immers veel genezingsverhalen voor. Ook hier komen massieve paviljoenen. In 1930 opent de Ockenburgkliniek haar deuren, waar eveneens zenuwlijders zonder rechterlijke machtiging kunnen worden opgenomen.
Oorlog met deportatie en evacuaties
De stichtingen Rosenburg en Bloemendaal zijn aan het begin van de twintigste eeuw voorbeelden van goede zorg voor geesteszieken. De oorlog maakt er een einde aan. Een absoluut dieptepunt is de deportatie van 251 Joodse patiënten en onderduikers. De eerste deportatie vindt plaats op oudejaarsavond 1942 vanuit de Ramaerkliniek. Daarna volgen diverse andere deportaties naar Auschwitz en Sobibor. Op 22 mensen na zijn allen vermoord.
Voorjaar 1943 worden bijna alle patiënten van Rosenburg en Bloemendaal geëvacueerd naar zusterinstellingen. Dat moet omdat Bloemendaal in het schootsveld van de Atlantikwall ligt. Rosenburg wordt ontruimd omdat alle niet-economisch gebonden mensen ruimte moeten maken.
Uit Bloemendaal vertrekken 851 patiënten, plus hun verzorgers. Uit Rosenburg vertrekken 382 patiënten plus hun verzorgers. Najaar 1944 lanceren de Duitsers vanaf Bloemendaal V2’s naar Engeland. Vervolgens raakt heel Bloemendaal in puin omdat Engeland de V2’s beantwoordt met raketten en omdat af en toe een V2 mislukt en terugstort. Alle gebouwen worden vernield.
Ontwikkelingen en veranderingen
Na de oorlog pakken beide stichtingen de zorg zoals vóór de oorlog gebruikelijk was weer op. In de jaren vijftig en zestig kondigen zich nieuwe behandelingen aan, zoals het vergaand gebruik van medicijnen. In de jaren zeventig volgt de antipsychiatrie. Het is een protest tegen therapieën en medicijnen die vrijheidsbeperkend zijn. In die jaren ontstaan de cliëntenbewegingen, die opkomen voor hun eigen belangen en inspraak eisen bij behandelingen en beleid. Rosenburg en Bloemendaal nemen deze wensen serieus en hebben sindsdien officiële Cliëntenraden. Nieuwe ideeën krijgen ruimte, de waardigheid van de mens staat centraal. Behandelingen zijn erop gericht de cliënt te ondersteunen bij herstel (rehabilitatie), met mogelijk een snelle terugkeer in de maatschappij. Vrijwilligers kunnen maatjes worden van cliënten en verpleging en ze kunnen andere diensten ondersteunen. Wonen en behandelen raken gescheiden. Diverse vormen van zelfstandig, begeleid en beschut wonen ontstaan. Oude paviljoenen verdwijnen. Hekken, slagbomen en muren worden neergehaald. Nieuwe gebouwen verschijnen, gebaseerd op nieuwe ideeën.
Heden
Parnassia bestaat sinds 1998. In dat jaar fuseren de psychiatrische ziekenhuizen Bloemendaal, Rosenburg, Schroeder van der Kolk, Centrum Verslavingszorg Zeestraat en drie Haagse Riagg’en tot één GGZ-instelling. Na deze eerste fusiestap sluiten andere GGZ-organisaties zich aan en breidt het verzorgingsgebied van ParnassiaGroep zich uit. Tegenwoordig werkt zij op meer dan 500 locaties, met drie kernregio’s: Noord-Holland, Haaglanden en Rijnmond (inclusief de Zuid-Hollandse eilanden).
De fusies hebben drie redenen. ParnassiaGroep biedt een breder spectrum aan gespecialiseerde zorg, efficiencyvoordelen en sterker staan tegenover het grillig beleid van de overheid.
Tot slot
Iedere tijd kent mensen die net even anders lijken of zijn dan verwacht wordt door de omringende maatschappij en cultuur. Meestal is dat te zien aan gedrag dat niet past in de mores van de tijd. Zolang het hen toch lukt om een leven op te bouwen, al dan niet met hulp van anderen, is er niets aan de hand. Zolang het hen lukt een evenwicht te bewaren in de maatschappij, wordt er niet over krankzinnigheid of psychiatrie gesproken. Het wordt moeilijker als mensen een gevaar vormen voor zichzelf of voor de samenleving. Dan neemt de maatschappij maatregelen, conform de mores van maatschappij en cultuur. Zo was het in de middeleeuwen en in de eeuwen daarna, tot op de dag van vandaag.
Details
-
Schrijver
Corry van Straten -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
Strijkkamer te Bloemendaal. Foto: Parnassia-Archief -
Editie
11-2023