Skip to main content

Iconisch museum sluit de deuren

Iedere Hagenaar of Hagenees kent het adres: Zeestraat 82. Het PTT-museum. Met school ging je er verplicht heen. Of anders wel met je ouders. Tot wel 60.000 mensen kwamen er jaarlijks over de vloer. Het begon allemaal in september 1924. In Pulchri Studio Lange Voorhout vond een internationale postzegeltentoonstelling plaats. Daar toonde Pieter Waller ook een deel van zijn verzameling. De tentoonstelling was een succes en Pieter besloot zijn bezit te schenken aan de Staat der Nederlanden. Onder één voorwaarde: er moest een museum voor komen. En zo geschiedde. Bij wet werd in mei 1929 het ‘Nederlandsch postmuseum’ gesticht. 

Het museum betrof niet meer dan twee vertrekken op een bovenverdieping van het PTT-hoofdkantoor, Kortenaerkade 11. Pas vanaf 12 november 1930 kon het publiek het museum bezoeken: elke woensdag en donderdag tussen 10.00 en 16.00 uur. En dat voor 10 cent. De collectie bestond uit Wallers postzegels, aangevuld met zaken als een scheepsmodel, modelvliegtuig, hondenkar, hittenwagen, bordjes ‘postbode thuis’, Siemens telefoon, brandstempels en een foto van koningin Juliana en prins Bernhard bij een radiotoestel van Philips. Het bestand breidde zich geleidelijk uit. Poststempels, posthoorns, emblemen, uithangborden, een brievenbus, een wijzertelegraaf, een instructie aan postiljons, een affiche van de postwagendienst Amsterdam-Antwerpen, een koffer vol onbestelbare brieven, een oude postkast uit Borne die daar dienstdeed als kippenhok.

In 1938 werd nieuwe opslagruimte aan de Maziestraat gevonden; in 1941 een winkel aan de Hogewal. Er werd wel nagedacht over de bouw van een nieuw en groter museum maar daar kwam het nooit van, mede vanwege oorlogsperikelen. Nu zat op Zeestraat 82 al sinds 1930 de telefoon incassodienst van PTT. In 1946 werd besloten daar het Nederlandse postmuseum onder te brengen. In het pand dat bekend stond als de ‘Groote Koninklijke Bazar’, een naam die enige uitleg behoeft. Hier was ooit de uitspanning Duin en Veldzigt gevestigd. Eind 1841 kocht koning Willem II het geheel. De vorst kende de ondernemer Dirk Boer. Die had een ‘Japansch Magazijn’ op het Plein en een ‘Kabinet van zeldzaamheden’ in de Keizerstraat Scheveningen. Ook stond hij met zijn spullen op de Haagse kermis alwaar de koning hem volgens de over-levering leerde kennen. In 1843 mocht Boer zijn zaken gaan doen aan Zeestraat 82. Op 7 juni opende daar de ‘Groote Koninklijke Bazar’: een warenhuis, ontmoetingsplek en museum ineen. De Bazar hield het tot december 1927 vol. Toen sloot men de deuren.

Terug naar het postmuseum. Dat had nu de beschikking over een pand met zo’n 5000 vierkante meter vloeroppervlak. Er kwamen een postkantoortje in, een sorteermachine voor brieven (overigens een Nederlandse uitvinding), telefooncellen, telefoons in alle vormen en maten, telexapparatuur. Van verwerven en beheren ging men over naar presentaties aan de bezoekers. Die moesten zaken zelf kunnen gaan ontdekken en bedienen, zoals een telefoon, de telex en de buizenpost.

Het noopte tot een vrijwel volledige verbouwing van het pand in de jaren 1981-1985. Eind 1985 opende prins Bernhard de vernieuwde vestiging. De verzelfstandiging van de PTT van staatsbedrijf naar commerciële onderneming - per 1 januari 1989 - heeft ook gevolgen voor het museum. Dat komt op eigen benen te staan. De nieuwe naam wordt het Nederlandse PTT museum. Men krijgt 75 miljoen gulden als bruidsschat mee, maar het gebouw krijgt men niet van PTT. De rente van de 75 miljoen moeten genoeg zijn om de exploitatie te dekken. Desnoods kan er van het bedrag zelf gebruik gemaakt worden. Ondertussen gaat het museum mee in de ontwikkelingen op het terrein van postverwerking en -bezorging, alsmede de telecommunicatie. Werkende modellen en audiovisuele presentaties voeren de boventoon.

In 1992 breidt het museum uit met de ‘theosofentempel’; een gebouw verscholen tussen Zeestraat en De Ruijterstraat, in 1914 gebouwd, ontworpen door K. de Bazel. Een rituele ruimte gebouwd voor de theosofische vereniging waar ook de vrijmetselaars en rozenkruisers gebruik van maakten. De directie heeft het dan over “een eigentijds, professioneel museum” met bibliotheek, “een gigantische telecommunicatie collectie met werkende elektromechanische telefooncentrales” en een collecties postzegels, brieven en andere postwaardestukken die “tot de wereldtop” behoren.

Dat mag zo zijn, feit is dat het aantal bezoekers jaarlijks afneemt. In 1999 wordt het PTT-museum omgedoopt in ‘Museum voor communicatie’. Men gaat ‘interactief’. Het helpt niet echt. Op 1 maart 2016 sluit men de deuren voor een ‘herstart’ onder de naam COMM. Het museum wordt onder leiding van een nieuwe directeur (een ondernemer uit Zoetermeer) grotendeels omgebouwd tot een zalen-centrum voor bijeenkomsten en presentaties. In november 2017 is de heropening. Geld voor de verbouwing was er echter niet, dus werd het pand verkocht aan de Stichting administratiekantoor Seastreet, gevestigd in Voorschoten en bestuurd door iemand met een Aziatische naam. COMM huurt. Daarnaast komen er appartementen in het gebouw. De kostbare postzegelverzameling wordt afgestoten naar het Nationaal Archief.

Na publicaties over ontbrekende vergunningen, een hoog salaris en opdrachten aan bv’s waar hij zelf bij betrokken was, stapt de directeur begin 2019 op. Het museum zit aan de grond. In juli 2019 gaat het (weer) dicht. Dan springt het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid uit Hilversum erin. Eind 2020, na weer een verbouwing, is de bezoeker weer welkom. Men richt zich op ‘leven in de media’. Het is uitstel van executie. Het aantal bezoekers blijft dalen. Nu nog iets meer dan 9000 per jaar. Op 1 juli 2024 is het afgelopen. Vestigingsdirecteur Sarah-Jane Earle: “Het idee te sluiten is gerijpt. Het was altijd een mogelijkheid. We hebben jaren ingeteerd op de 75 miljoen en de lage renteopbrengsten hielpen ook niet. Het was al een aflopende zaak. Toen ik hier in 2014 kwam, hadden we vernieuwingsplannen. Tijdelijke tentoonstellingen, ons richten op bredere communicatie. Moderner, interessanter. Daar is COMM uit gekomen. Maar het is nooit echt gelukt.”

“Toen was de vraag: gaan we stoppen of het nog een nieuw leven geven en een eenmalige vernieuwing proberen? Op dat moment stapte Beeld & Geluid erin. We wilden het financieel tekort in drie jaar tot een acceptabel niveau terugbrengen. Toen had het museum te kampen met corona – we waren net zeven weken open en moesten dicht – de stijgende energiekosten, tegenvallende bezoekersaantallen en problemen rond de commerciële verhuur. Het was niet verantwoord door te gaan. We hebben een jaar gewerkt aan opties om het nog succesvoller te maken. Maar er is geen beter alternatief.”

Sarah-Jane Earle erkent dat het museum tot 2014 ‘stoffig’ en ‘oud’ overkwam. Voor kinderen waren de bovenste twee verdiepingen een ‘paradijs’; volwassenen waren binnen een half uur uitgekeken. “Het concept was niet goed.” Onder COMM is de PTT losgelaten en verbrede men het ‘werkterrein’. “We werden actiever, robotica kwam erbij. Internet.” Het nieuwe concept en de commerciële werkwijze waren volgens de directrice ‘hard nodig’ om eigen inkomsten te genereren. Dat het misging, is volgens haar niet te wijten aan ‘financiële malversaties’ maar wel aan ‘onhandige keuzes’ bij de governance, commerciële tegenslagen en hard stijgende kosten. Beeld & Geluid stapte er overigens in vanwege een verbouwing van de vestiging in Hilversum en de mogelijkheid het thema ‘pers en journalistiek’ te koppelen aan Den Haag als politiek middelpunt.

De reacties op het besluit de deuren te sluiten zijn sympathiek. Maar mensen zijn wel in shock. Verdrietig. Ze vinden het jammer. Hebben goede herinneringen aan het museum. Beeld & Geluid wil wel in Den Haag
actief blijven. Men zoekt partners voor het organiseren van lezingen, debatten en educatieve workshops.

De circa 80.000 objecten die in depots liggen zullen verhuizen naar een nieuwe opslag in de buurt van Hilversum. Van een veiling of zoiets is geen sprake. “Het doel is dat ze ooit weer tevoorschijn komen in een nieuw gebouw met publieke functie.” Ook gaat Beeld & Geluid door met de uitleen van spullen. “Ons postkantoortje staat al in het Openluchtmuseum en een postauto en – motor in het Aviodrome.”

En nu afbouwen? “Niets afbouwen. Ik hoop op een topjaar. Nu loopt onze laatste tijdelijke tentoonstelling My first smart phone en in mei houden we de zogeheten canondagen; dan tonen we objecten die centraal staan in de canon van Nederland. In de laatste periode plannen we extra activiteiten. Dan kan iedereen nog één keer een rondje door het pand lopen. We gaan er nog een feestje van maken.”


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Delen van de panelen in de hal van het postmuseum, geschilderd in 1952 door Peter Alma. Nu Rijksmonument
  • Editie

    05-2024

Meest gelezen artikelen