Tempo Doeloe leeft voort in Den Haag
In het Openlucht Museum te Arnhem is het interieur te zien van een klein Chinees-Indisch restaurant uit de jaren zestig van de vorige eeuw. De tafeltjes zijn klassiek gedekt met tafelkleed, daarover een doorzichtig plastic zeil en een groot vel wit papier. De rode kunststof menukaart met een groot aantal genummerde gerechten, ontbreekt niet. Zulk soort restaurants waren in Nederland in iedere stad te vinden en op sommige plekken bestaan ze nog steeds. In Den Haag waren daarnaast in bepaalde wijken Indonesische restaurants te vinden. Zij richtten zich vooral op de Indo-gemeenschap en oud-Indiëgangers.
Na de Tweede Wereldoorlog kende Den Haag geen uitgebreide restaurantcultuur. Uit eten gaan was ofwel voor zaken of voor bijzondere gelegenheden. Het grote publiek was voor feestelijk en betaalbaar uit eten gaan aangewezen op de Chinees-Indische restaurants. Ook de afhaalmaaltijden waren een groot succes, omdat er vrijwel geen pittige gerechten werden geserveerd. De sambal werd apart erbij geleverd voor degenen die wel ‘heet’ wilden eten. De uitspraak “sambal bij?” is daarmee een gevleugelde uitspraak geworden. Op Moederdag stonden lange rijen mannen bij de afhaalchinees en bewezen het succes van de formule. Nasi en bami goreng scoorden hoog met daarbij een portie saté of babi pang gang. Maar ook de nasi rames was in trek. Zo ontstond de waardering voor de Indische keuken bij mensen die nooit in Indonesië waren geweest.
De Indonesische restaurants hadden van oudsher gasten die vertrouwd waren met de Indische keuken en meestal ook in voormalig Nederlands-Indië hadden gewoond. In restaurants als Tampat Senang, het Verre Oosten en Garoeda konden zij de gerechten nuttigen van ‘vroeger’ en ook de sfeer van ‘daar’ proeven. Tempo Doeloe in optima forma. In de jaren vijftig waren er ook nog Indonesische families die voor Haagse families kookten of voor mensen op kantoor en de maaltijden in stapelpannetjes, de zogenaamde rantangs bezorgden. Restaurant Het Verre Oosten had ook een bezorgservice. Zij stond bekend om haar busjes die door de stad reden om maaltijden rond te brengen. Deze cultuur van warm eten tussen de middag zou langzaamaan verdwijnen. In heel Nederland ging men over op het trommeltje brood mee naar kantoor. In de kantine kon een kop koffie of beker melk gekocht worden en dat was het dan. Het Verre Oosten moest haar restaurant aan de Laan van Meerdervoort in de jaren zestig wegens teruglopende belangstelling sluiten. Zij hield haar vestiging in Scheveningen echter tot 1989 in stand, mede dankzij de livemuziek die daar gespeeld werd. Voor veel kleine restaurants als Ardjoena aan de Groot Hertoginnelaan en Melati aan de Thomsonlaan viel in die jaren het doek.
Gerenommeerde restaurants als Tampat Senang en Garoeda hielden wat langer het hoofd boven water. Hun klandizie stierf echter langzaam uit en nieuwe klanten bleven weg. Zij begrepen de sfeer blijkbaar niet of de bedrijfsleiding begreep de wensen van de nieuwe klanten niet. Het resultaat was de teloorgang van restaurants van naam. Met hun sluiting leek een einde aan een tijdperk gekomen te zijn. Alleen Poentjak houdt het als gelegenheid van de oude stempel nog vol, al zullen puristen zeggen dat in het voormalige Italiaanse restaurant aan de Kneuterdijk de Indische sfeer ver te zoeken is.
Een tijdperk mag voorbij lijken te zijn, een nieuwe tijd dient zich aan. De tweede generatie Indo families stapte meer en meer over op Europese gerechten of ging zelf hun maaltijden bereiden. Dat kon ook steeds makkelijker omdat op veel plaatsen de benodigde ingrediënten te koop kwamen. Menige familie ontdekte de oude familierecepten en begon die te cultiveren. Men was daar trots op en gaf een eigen draai aan sauzen of boemboes. De derde generatie op haar beurt wendt zich af van de traditionele keuken maar heeft wel oog voor de keuken van haar roots. Zij zijn het die veel belang hechten aan de oude recepten maar ook graag experimenteren en Europese en andere Aziatische invloeden toelaten in de gerechten.
We zien dan ook nieuwe Indonesische restaurants geopend worden in diverse prijsklassen, van zogeheten street food tot luxe etablissementen. Zij hebben een moderne uitstraling gemeen en een menukaart die een doorontwikkeling is van de traditionele keuken. Jonge koks uit Indonesië komen met nieuwe gerechten, durven te variëren en te combineren met gerechten uit diverse streken. Zij bieden niet alleen een rijsttafel aan met afgeleide losse gerechten maar richten zich op een veelzijdige menukaart. Jonge Nederlandse koks met Indo-achtergrond laten zich inspireren door de trends in Indonesië en Japan. Zij deinzen er bovendien niet voor terug ingrediënten uit de Franse en Italiaanse, maar ook uit de Thaise en Vietnamese keuken in hun recepten te integreren. Door dit experimenteren wordt dineren in een Indonesisch restaurant nieuwe stijl een grote verrassing. Ook in de Indo huishoudens zelf worden nieuwe gerechten bereid. Tijdschriften als Moesson en Indah dragen bij aan het verspreiden en populariseren van nieuwe recepten.
Het topsegment van de Nederlandse restaurants heeft de Indonesische keuken ontdekt. De Librije in Zwolle heeft een dependance in de stad, waar de meest verrukkelijke Indonesische gerechten worden geserveerd. Dit is geen toeval want de chef-kok van de Librije, Nelson Tanate (32 jaar) heeft het koken van zijn Molukse moeder meegekregen en van haar het op smaak brengen geleerd. In Den Haag is het sterrenkok Ron Blaauw die Garuda heeft overgenomen. Het succes van zijn moderne Indonesische gastronomie in Ron’s Gastrobar te Amsterdam heeft hij vertaald naar de Haagse ambiance. Het restaurant is heringericht en doet in niets meer denken aan het oude Garoeda. Toch ademt het een sfeer die aantrekkelijk on-Nederlands is en de moderne menukaart trekt veel bezoekers.
Het oude Garoeda heet tegenwoordig Garuda. Voor de buitenstaander gewoon een andere schrijfwijze maar voor de fijnproever een teken van moderniteit. Er is afscheid genomen van het Garoeda, dat heimwee naar Nederlands–Indië ademde. De Tempo Doeloe sfeer werd versterkt door het interieur van de zaak en de kleding van de bedienden, maar die sfeer is in Indonesië allang verleden tijd. Geen wonder dat het Haags Historisch Museum bij de veiling van het interieur van het restaurant een bod uitbracht op de kleine garuda en lichtbak die boven de voordeur stonden. Die zijn nu in de vaste opstelling van het museum opgenomen, waarmee symbolisch een einde aan dat tijdperk is gekomen.
‘De Chinees’ staat in het Openlucht Museum Arnhem, de garuda is als icoon van het Indonesisch restaurant in het Haags Historisch Museum te vinden. Maar wie echt de herinnering aan het voormalig Nederlands-Indië op wil roepen, kan terecht in het Indisch Herinneringscentrum aan de Sofialaan. In deze monumentale stadsvilla is een grote collectie foto’s, films, voorwerpen, documenten en verhalen over Indië te vinden. Een bezoek aan dit centrum annex museum is zeer de moeite waard. Mooi dus dat ‘de tijd van vroeger’ niet verloren is gegaan en op eigentijdse wijze levend wordt gehouden.
Details
-
Schrijver
Ton van der Pijl -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De lounge van restaurant Garoeda in de jaren ’50. Foto: Robert Scheers, Haags Gemeentearchief -
Editie
09-2024