Een rondreis van het jeugdwerk in en rond de Brandtstraat
In november 1989 was er een groot feest. Toen was het jeugdhuis in de Brandtstraat 12½ jaar in gebruik, vooral bij Scouting. Dat was heel lang, want in de bijna zestig jaar daarvoor hebben de scouts heel wat huizen ‘versleten’. Soms was dat gewoon een woonhuis, soms was dat een oud slooppand, of een pakhuis. Steeds weer moesten de scouts na een paar jaar de tenten opnemen en elders zien kwijt te raken.
Een korte geschiedenis
De welpen van de Sint Paulusgroep zijn in 1932 begonnen in een bovenhuis in de Brandtstraat nummer 123. Beneden woonde een politieagent en die had wel eens last van de welpjes. Dan kwam oom agent na zijn nachtdienst in zijn pyjama boos de trap op stampen. Welpen mogen geen herrie maken, die moeten stil zitten. Nou, daar waren ze het echt niet mee eens hoor! De verkenners begonnen in datzelfde jaar in de Reitzstraat. Dat eerste hoofdkwartier was een soort pakhuis. Langs de muren waren van die halve boomstammetjes aangebracht.
Een pakhuis in de Vaalrivierstraat
Het pand in de Reitzstraat moest al snel worden verlaten. Ervoor in de plaats kwam een ruimte in de Vaalrivierstraat, namelijk het pakhuis van de bakker, op de hoek van de Kempstraat. Daar kon de groep in ieder geval ook een hordehol voor de welpen inrichten. De hopman, dhr Kockx en enkele verkenners hebben het pand met vereende krachten opgeknapt. In het hordehol kwamen nesthoeken en op de muren zat groen jute. In april 1941 werd dit lokaal leeggehaald en verzegeld, want de Duitsers hadden niet zo veel op met scouting. De Duitsers noemden dat legeroefeningen onder Engels commando. Ook bij de leiding thuis werd alles wat met scouting te maken had weggehaald.
Op straat en maar weer op zoek
Na de oorlog waren de pakhuizen gewoon weer nodig voor hun eigenlijke bestemming, de handel. Scouting werd er dan uitgezet en kon zelf zien waar het weer onderdak vond. Na de oorlog was de toeloop naar scouting enorm. Al die kinderen wilden toch wel graag ook binnen kunnen spelen en dat moest bijna allemaal op zaterdagmiddag. Dat was de enige tijd dat iedereen vrij had, naast de zondag. De nood was groot, maar het wilde niet echt vlotten. Het kwam nog zover dat steeds werd afgesproken onder welke lantaarnpaal in de Kritzingerstraat de volgende bijeenkomst zou zijn.
Na de oorlog kwam er ook een groep voor meisjes, de Sint Theclagroep. Daardoor werden de problemen rond de huisvesting nog groter. Er werd van alles geprobeerd om aan geschikte ruimtes te komen, maar bijna alle pogingen liepen op niets uit. Op de hoek van de Herman Costerstraat en de Delftselaan stond een gebouwtje van een bouwbedrijf. De groepscommissies probeerden het te kopen, maar dat ging niet door. Het terreintje, waar heel lang ‘De Loods’ stond aan de Herman Costerstraat, was woest en ledig. De scouts konden via de HAJA een paar nissenhutten van het Canadese leger kopen. Deze zouden op dat lege terrein een mooie plaats kunnen krijgen. Maar de gemeente gaf geen toestemming. Ook een pand aan de Steynlaan ging aan de neus van de jeugd voorbij. Uiteindelijk kon de Sint Paulusgroep voorlopig twee lokalen van de school in de Kritzingerstraat gebruiken.
Onderdak in de Retiefstraat
Niet lang daarna kon het kerkbestuur HH Engelbewaarders voor het jeugdwerk een pand in de Retiefstraat kopen. Met heel veel inspanning werd dit gebouw gereed gemaakt voor de jeugd. Het was een omvangrijk karwei om de kelder, begane grond, eerste en tweede etage en ten slotte de zolder helemaal op orde te krijgen. Alles wat met jeugd te maken had, werd daarna in dit gebouw ondergebracht. Dat was heel wat: kabouters, welpen, gidsen, verkenners, kajotters, het FranciscusRomana-werk en het Franciscus Liefdewerk (SFL). De verkenners en welpen kwamen samen met het SFL-werk in de kelder terecht.
Het is net alsof het nooit heeft willen boteren tussen de overheid en het georganiseerde jeugdwerk. Steeds weer waren er problemen en meestal ging het over geld. Ook het pand in de Retiefstraat werd een knelpunt. De overheid was bang dat er geld zou vloeien van het bijzonder jeugd- en gezins-werk (gesubsidieerd) naar het georganiseerde jeugdwerk (verkennerij e.d. wat niet werd gesubsidieerd). Daarom moest de geüniformeerde jeugd het veld ruimen. Dat betekende dus wéér verhuizen.
De Pietersburcht
Gelukkig konden er begin 1962 twee zolders worden gehuurd in de 1e Pietersburgstraat. Daar konden de welpen en de verkenners naar toe. De kabouters en de gidsen van de Sint Thecla-groep kregen twee klaslokalen in de Brandtstraat. Ook dat duurde enige jaren. Maar in 1968 kon de Sint Paulusgroep weer zijn boeltje pakken en vertrekken. Gelukkig was de zolder van de kleuterschool in de Beijersstraat beschikbaar. Voor het kamp werd alles ingepakt in de Pietersburgstraat. Na het kamp in Halle stoptede wagen met het materiaal voor de kleuterschool in de Beijersstraat. De gidsen en kabouters konden inmiddels een zaaltje in de Beijersstraat gebruiken.
Op zolder
De zolder in de Beijersstraat was schitterend. Het leek wel of ze gemaakt was voor de verkenners en welpen. De verkenners maakten tussen de balken zelfs een extra verdieping. Daarin kreeg elke patrouille een patrouillehoek. De kabouters en de gidsen zaten minder gemakkelijk. In het zaaltje in de Beijersstraat werden soms ook dansavondjes gegeven en handenarbeid. Twee avonden per week oefende er een koor. Het zaaltje moest dus na elke bijeenkomst weer worden leeggeruimd. Nooit kon je eens iets laten staan om er de volgende week aan verder te werken. Toch was er een probleem in de Beijersstraat. De brandweer had nogal wat op- en aanmerkingen op de brandveiligheid van de lokalen. Een architect maakte wat tekeningen en een raming van de kosten: meer dan een ton! Dat was veel te veel geld, zelfs met subsidie van de gemeente.
Terug in de Brandtstraat
Deze keer was het niet zo’n probleem om goede vervanging te vinden. De Mater-Amabilisschool in de Brandtstraat was kort daarvoor leeggekomen. Dat zou een zeer geschikt pand zijn om het jeugdwerk onder te brengen. Boeiend detail daarbij is dat dit pand voordat de Mater-Amabilisschool erin kwam, ook al eens als mogelijkheid was geopperd. Toen vond men het minder gewenst om de jeugd naar de Brandtstraat te halen. Dat zou het aanzien van de straat verminderen. In de loop der jaren was er echter zoveel veranderd dat het nu zonder bezwaar kon. Zuster Marie-Joseph (de Rode Non) opende in het voorjaar van 1976 officieel de deur.
Het einde van het verhaal
Het lijkt weleens alsof er mensen zijn die het niet erg hebben op het jeugdwerk. Vanaf het begin was het pand een doelwit voor vandalen. Regelmatig begon een bijeenkomst met het bij elkaar vegen van glas in het lokaal. Bij de jaarwisseling van 1983 op 1984 werden zo’n beetje alle ruiten van het pand ingegooid en er werd brandgesticht. Waarschijnlijk schrokken de vandalen van het alarm en kon grote schade worden voorkomen. In het voorjaar van 1987 werd het pand beschilderd met vrolijke tekeningen. In dat huis heeft het jeugdwerk langer gewoond dan waar ook. Maar plannen van de overheid gooiden weer roet in het eten. Juist op dat lapje grond moest een schoolgebouw komen. Het jeugdwerk moest weer verhuizen, maar dat was ten slotte fataal. In 1992 werden de activiteiten gestaakt.
Details
-
Schrijver
Gerard van Dijk -
E-mail
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. -
Fotobijschrift
De kelder in de Retiefstraat, 1958 -
Editie
14-2024