Skip to main content

Het kleinste kamertje een paleis

Alle Hagenaars, deftig of niet, moeten dagelijks hun behoefte doen. Het is een natuurlijk iets waar niet over gesproken wordt. En als het onderwerp niet te vermijden is dan staan mooie uitdrukkingen ons ter beschikking om aan te geven dat de wc bezocht gaat worden. En dat terwijl het de laatste honderd jaar bijna een genoegen is geworden ernaartoe te gaan.

Het is moeilijk voor te stellen dat Den Haag rond 1900 nog geen riool had. Het moet in de gehele stad onbeschrijfelijk hebben gestonken. In 1894 is pas begonnen met de aanleg van de buizen en pompstations, wat in rap tempo gebeurde. In 1910 was de gehele stad op het riool aangesloten. Het was geen overbodige luxe. Al vanaf de middeleeuwen gooiden de inwoners hun uitwerpselen in sloten en greppels, in de verwachting dat de regen het wel wegspoelde. Ook waren er beerputten die een enigszins zelfreinigend vermogen hadden dan wel werden leeggeschept door boeren voor de bemesting van de tuinen en akkers. In de negentiende eeuw groeide de bevolking sterk en kwam men steeds dichter op elkaar te wonen. De poep- en urineman kwam nu langs de deur, bij wie de bewoners hun emmers konden legen. 

In veel hofjes en arme buurten hadden de huizen geen wc maar waren er latrines gemaakt; gemeenschappelijke wc’s waar het niet bepaald hygiënisch was en onaangenaam om lang te verblijven. Gevolg was dat er ernstige ziektes uitbraken. In 1832 deed de cholera haar intrede in Nederland en wel in Scheveningen. De ziekte heerste in India en werd door Engelse handelaren meegenomen naar Engeland. Scheveningse vissers die boter naar Engeland smokkelden, werden daar in de haven besmet en brachten de ziekte mee naar huis. De regering was bekend met de ziekte omdat die al eerder in Nederlands-Indië had huisgehouden. Desondanks was men verrast, vooral ook omdat men geen idee had wat de oorzaak was en hoe men de ziekte moest bestrijden. Men wist wel dat het zeer besmettelijk was, met een vreselijke dood tot gevolg. Het werd de blauwe dood genoemd omdat de patiënt in korte tijd door hevig overgeven en diarree uitdroogde. De huid werd dan blauw, vandaar die bijnaam. 

Wat opviel was dat de meeste slachtoffers in de arme, dichtbevolkte wijken vielen. Onzedelijk gedrag en kwade dampen werden dan ook als oorzaken gezien. De dominees en pastores grepen de ziekte aan om vooral op te roepen tot veel bidden, dat volgens de overlevering soms hielp. Zo stopte in 1848 in Scheveningen de sterfte tijdens een epidemie op de dag nadat de pastoor diverse gebedsdiensten had georganiseerd en een relikwie van de Heilige Antonius buiten op straat had gezet. Dit wonder van Scheveningen is later vastgelegd in een mozaïek dat nog steeds is te bewonderen in de Antonius Abtkerk aan de Scheveningse weg. 

Een groep artsen die zeer begaan was met het lot van de cholerapatiënten zag wel een relatie tussen de ziekte en de slechte hygiënische omstandigheden. Zodra de eerste verschijnselen zich bij een patiënt aandienden, moest de patiënt van hen worden geïsoleerd. Na het overlijden moesten de kleren worden verbrand, het huis goed worden schoongemaakt en de handen gewassen. Het lichaam mocht niet worden afgelegd maar direct na het overlijden worden begraven. Daar de ziekte zeer snel verliep kon het zijn dat iemand binnen een dag ziek werd en begraven. Pas in 1890 ontdekte Pasteur de bacterie, de boosdoener van de cholera en kon een vaccin worden gemaakt.

In de tussentijd hadden de Hygiënisten, zoals deze groep werd genoemd, de politiek overtuigd dat riolen aangelegd moesten worden. Londen en Parijs waren ons twintig jaar voor want Nederland had geen ervaring met het in slappe grond aanleggen van zware buizen en pompen. Den Haag koos er daarom voor prioriteit te geven aan de aanleg van lichte drinkwaterleidingen. In 1874 was het zo ver dat de eerste leidingen de grond in gingen. Voor die tijd bestond drinkwater meestal uit opgepompt grondwater. Dat was zwaar vervuild doordat de pomp vaak te dicht bij de beerput zat. Nu brachten de waterleidingen schoon duinwater naar de huizen. Voorrang kregen de arme wijken met de hofjes. Niet iedere hofjeswoning had een kraan, die moest veelal worden gedeeld met zo’n dertig andere huishouden. Maar toch een hele verbetering.

Plassen op straat was voor mannen de gewoonste zaak van de wereld. Het leverde natuurlijk ook stankoverlast op. Parijs was de eerste grote stad waar dat werd verboden en op grote schaal kwamen er openbare plasgelegenheden, de zogenaamde pissoirs. Den Haag kon niet achter blijven toen het riool was aangelegd. Zij heeft in de loop der jaren verschillende soorten plasgelegenheden gebouwd, van metalen hokjes tot de bekende betonnen huisjes. Het stonk er altijd en de muren waren vol gekalkt met teksten en verluchtigd met tekeningen. Niet verheffend allemaal, maar de huisjes waren een uitkomst voor de man met hoge nood. Ze zijn vrijwel uit het straatbeeld verdwenen, maar daarvoor in de plaats zijn nu de mobiele plaskruisen gekomen. Die worden bij evenementen geplaatst en op drukke punten in de stad. Bijzonder is wel dat in het volle zicht geürineerd wordt zonder dat mensen daar aanstoot aan nemen. Het gevoel van hoge nood overstijgt de gêne en wekt begrip bij de toevallige passant.

Hoe anders is het bij ons thuis. Ook hier ontkomen wij niet aan het doen van de dagelijkse behoefte. Bouwkundige voorschriften en architecten zorgen voor een hygiënische inrichting van het huis. In ons land mag de wc bijvoorbeeld niet in de woonkamer of keuken uitkomen en moet er ventilatie naar buiten zijn. Meestal in de vorm van een raampje of een ventilatiepijp met al dan niet mechanische afzuiging. De wc wordt over het algemeen niet meegeteld als kamer. Toch heeft het de bijnaam het kleinste kamertje van het huis te zijn. Dat is niet zo gek omdat veel mensen daar langer dan vijf minuten voor hun plezier bivakkeren. De beslotenheid geeft een grote mate van privacy waar je kunt mijmeren of huilen zonder dat je wordt gestoord. Ook het lezen van een boek of tijdschrift en het oplossen van een kruiswoordpuzzel wordt vaak gecombineerd met de stoelgang. Geen wonder dat in veel gezinnen de wc meer is dan een ruimte met sanitaire voorzieningen als wc-pot, fonteintje en wc-borstel. Het interieur is dan uitgebreid met een leesplank voor de literatuur, met een mooie lamp in plaats van een witte bol, met een prikbord vol briefjes, recepten en een fotocollage van de familie. De verjaardagskalender mag vooral niet ontbreken. Voor gasten altijd een feest om alles te bekijken.

Onder invloed van woon-programma’s op televisie is een trend zichtbaar om de wc’s steeds luxer uit te voeren. De styling van het sanitair verandert, evenals de kleuren en vormen van de tegels. Er is ook aandacht voor praktische zaken zoals brillen die niet meer met een klap neer kunnen vallen of hangende wc-potten waardoor de vloer makkelijker schoon gemaakt kan worden. Het toppunt van luxe is het Japanse toilet waar de wc-pot is gecombineerd met het bidet. Gaat men op de verwarmde bril zitten dan start automatisch de ventilator die de lucht onder het zitvlak wegzuigt. Na gedane arbeid reinigt een lichaamswarme waterstraal het onderlichaam en zorgt een warme luchtstroom voor een droog zitvlak. Hygiënischer kan bijna niet.

Niet iedereen heeft een Japans toilet maar wel een afgesloten wc met aansluiting op een riool. Dus hoe we het wenden of keren, het kleinste kamertje van nu is vergeleken met het vieze poephok van toen een klein paleisje. 


Details

  • Schrijver

    Ton van der Pijl
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Noord-West-Buitensingel met een urinoir; aan de overkant van het water Bij de Westermolens. Foto uit 1975, Jan Stegeman, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    20-2024

Meest gelezen artikelen